WAARSCHUWING!(Vervolg)
hybridesysteem tijdens het rijden
verliest u niet de controle over het
stuurwiel of de remmen. De
stuurbekrachtiging werkt echter niet
meer. Hierdoor zal het sturen veel
zwaarder gaan dan normaal. Zet in
dat geval de auto aan de kant zodra
dit veilig kan.
• Als de startknop wordt bediend
terwijl de auto rijdt, verschijnt er een
waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay en klinkt er
een zoemer.
• Druk op de startknop om het
hybridesysteem opnieuw te starten
nadat dit ten gevolge van een
noodsituatie tijdens het rijden is
uitgeschakeld. Wanneer u na het tot
stilstand brengen van de auto het
hybridesysteem opnieuw start, zet
dan de selectiehendel in stand P en
druk vervolgens de startknop in.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
• Laat het contact niet gedurende een
langere periode in stand ACC of AAN
staan terwijl het hybridesysteem niet
is ingeschakeld.
• Als ACCESSORY (stand ACC) of
IGNITION ON (contact AAN) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven, is het contact niet UIT.
Verlaat de auto nadat u het contact
UIT hebt gezet.
• Schakel het hybridesysteem niet uit
als de selectiehendel in een andere
stand dan P staat. Als het
hybridesysteem wordt uitgeschakeld
met de selectiehendel in een andere
stand wordt het contact niet UIT maar
in stand ACC gezet. Als de auto wordt
achtergelaten met het contact in
stand ACC, kan de 12V-accu ontladen
raken.
OPMERKING(Vervolg)
Starten van het hybridesysteem
• Trap het gaspedaal niet onnodig in.
• Indien het hybridesysteem moeilijk
start, laat uw auto dan onmiddellijk
controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Symptomen die kunnen duiden op een
defect in de startknop
Als de startknop anders lijkt te werken
dan normaal, bijvoorbeeld als de knop
iets blijft hangen, kan de startknop
defect zijn. Neem onmiddellijk contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
4.2.2 EV-modus
In de EV-modus wordt er elektrisch
vermogen geleverd door het
batterijpakket (tractiebatterij) en wordt
alleen de elektromotor (tractiemotor)
gebruikt voor de aandrijving van de auto.
Deze modus is geschikt voor het 's nachts
of in de vroege morgen door woonwijken
rijden of het rijden in een parkeergarage,
enz. zonder dat u zich zorgen hoeft te
maken over geluidsoverlast of
uitlaatgassen.
Auto's met akoestisch
voertuigwaarschuwingssysteem: Als
echter het akoestische
voertuigwaarschuwingssysteem actief is,
maakt de auto mogelijk geluid.
4.2 Rijprocedures
142
Schakelt EV-modus in/uit
Als de EV-modus wordt ingeschakeld,
gaat het controlelampje EV MODE
branden. Door in de EV-modus de
schakelaar in te drukken, wordt
teruggekeerd naar normaal rijden
(aandrijving door de benzinemotor en de
elektromotor [tractiemotor]).
Omstandigheden waarin de EV-modus
niet kan worden ingeschakeld
In de volgende gevallen kan de EV-modus
mogelijk niet worden ingeschakeld. Als de
modus niet ingeschakeld kan worden,
klinkt er een zoemer en verschijnt er een
melding op het multi-informatiedisplay.
• De temperatuur van het
hybridesysteem is te hoog. De auto
heeft lang in de zon gestaan of na het
oprijden van een helling, het rijden
met hoge snelheid, enz.
• De temperatuur van het
hybridesysteem is te laag. De auto
heeft bijvoorbeeld lang in een
omgeving met een temperatuur lager
dan 0°C gestaan, enz.
• De benzinemotor is aan het
opwarmen.
• Het batterijpakket (tractiebatterij) is
bijna leeg. De resterende capaciteit
van het batterijpakket die op de
energiemonitor wordt aangegeven, is
laag. (→Blz. 97)
• Rijsnelheid is hoog.
• Het gaspedaal wordt stevig ingetrapt
of de auto rijdt op een helling, enz.• De voorruitverwarming is
ingeschakeld.
De EV-modus inschakelen wanneer de
benzinemotor koud is
Als de benzinemotor nog koud is en het
hybridesysteem wordt gestart, wordt na
korte tijd automatisch de benzinemotor
gestart, zodat deze op temperatuur kan
komen. In dat geval kan de EV-modus
niet worden ingeschakeld. Druk zodra
het hybridesysteem is gestart en het
controlelampje READY brandt en
voordat de benzinemotor start op de
EV-modusschakelaar om de EV-modus
in te schakelen.
Automatische uitschakeling van de
EV-modus
Tijdens het rijden in de EV-modus kan in
de volgende gevallen automatisch de
benzinemotor worden gestart. Als de
EV-modus wordt uitgeschakeld, klinkt
een zoemer en knippert het
controlelampje EV MODE, waarna het
uitgaat.
• Het batterijpakket (tractiebatterij)
raakt leeg. De resterende capaciteit
van het batterijpakket die op de
energiemonitor wordt aangegeven, is
laag. (→Blz. 97)
• Rijsnelheid is hoog.
• Het gaspedaal wordt stevig ingetrapt
of de auto rijdt op een helling, enz.
Als het mogelijk is om de bestuurder
vooraf over het automatisch
uitschakelen te informeren, gebeurt dit
met een melding op het
multi-informatiedisplay.
Maximale rijafstand in EV-modus
De maximale rijafstand in de EV-modus
varieert van een paar honderd meter tot
ongeveer 1 km. Er zijn afhankelijk van de
omstandigheden van de auto echter
situaties waarbij de EV-modus niet kan
worden gebruikt.
4.2 Rijprocedures
143
4
Rijden
(De maximale rijafstand is afhankelijk
van de laadtoestand van het
batterijpakket [tractiebatterij] en de
rijomstandigheden.)
Brandstofverbruik
Het hybridesysteem is ontworpen voor
een zo laag mogelijk brandstofverbruik
onder normale rijomstandigheden
(aandrijving door benzinemotor en
elektromotor [tractiemotor]). Als de
EV-modus vaker wordt gebruikt dan
nodig is, zal het brandstofverbruik hoger
zijn.
Als “EV Mode Unavailable” (EV-modus
niet beschikbaar) wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay
De EV-modus is niet beschikbaar. De
reden dat de EV-modus niet beschikbaar
is (motor draait stationair,
ladingstoestand batterijpakket is laag,
rijsnelheid is hoger dan de snelheid
waarbij de EV-modus werkt of gaspedaal
is te ver ingetrapt) kan worden
weergegeven. Gebruik de EV-modus
wanneer deze beschikbaar is.
Als “EV Mode Deactivated” (EV-modus
uitgeschakeld) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay
De EV-modus is automatisch
uitgeschakeld. De reden dat de
EV-modus niet beschikbaar is
(ladingstoestand batterijpakket is laag,
rijsnelheid is hoger dan de snelheid
waarbij de EV-modus werkt of gaspedaal
is te ver ingetrapt) kan worden
weergegeven. Rijd een tijdje met de auto
alvorens te proberen de EV-modus weer
in te schakelen.WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
(auto's zonder akoestisch
voertuigwaarschuwingssysteem)
Controleer tijdens het rijden in de
EV-modus zorgvuldig de omgeving van
de auto. Omdat er geen motorgeluiden
zijn, merken voetgangers, fietsers of
andere verkeersdeelnemers en
voertuigen in de omgeving mogelijk
niet dat de auto wegrijdt of hen nadert.
Wees dus tijdens het rijden extra alert.
Wees voorzichtig tijdens het rijden
(auto's met akoestisch
voertuigwaarschuwingssysteem)
Tijdens het rijden in de EV-modus is er
geen motorgeluid te horen. Hierdoor
merken voetgangers, fietsers of andere
verkeersdeelnemers en voertuigen in
de omgeving mogelijk niet dat de auto
wegrijdt of hen nadert. Wees daarom
tijdens het rijden extra voorzichtig,
zelfs als het akoestische
voertuigwaarschuwingssysteem
actief is.
4.2 Rijprocedures
144
Wijzigen van het schakelbereik in
stand S
Als de selectiehendel in stand S staat,
kunnen de selectiehendel of paddle
shift-schakelaars (indien aanwezig) als
volgt worden bediend:
Selectiehendel
Paddle shift-schakelaars (indien aanwezig)
1Opschakelen
2Terugschakelen
Het standaard schakelbereik in stand S is
automatisch beperkt tot S5 of
S4 afhankelijk van de rijsnelheid.
Schakelbereiken en hun functies
• U kunt kiezen uit 6 niveaus voor de
mate van accelereren en afremmen op
de motor.
• Bij een kleiner schakelbereik wordt er
sterker geaccelereerd en op de motor
afgeremd dan bij een groter
schakelbereik en ook neemt het
toerental toe.• Als u accelereert in de standen 1 -
4 wordt mogelijk automatisch
opgeschakeld naar een hoger
schakelbereik overeenkomstig de
rijsnelheid.
Selecteren van het schakelbereik in
stand D (auto's met paddle
shift-schakelaars)
Bedien de paddle shift-schakelaar - om
een tijdelijk schakelbereik te selecteren.
Selecteer vervolgens het schakelbereik
met de paddle shift-schakelaars - en +.
Door veranderen van het schakelbereik is
beperking van de hoogste versnelling
mogelijk, waardoor opschakelen wordt
voorkomen en het gewenste niveau van
motorremwerking kan worden
geselecteerd.
1Opschakelen
2Terugschakelen
Het geselecteerde schakelbereik,
D1 t/m D6, wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Als paddle shift-schakelaar - wordt
bediend terwijl de selectiehendel in
stand D staat (auto's met paddle
shift-schakelaars)
Er wordt teruggeschakeld naar een bereik
waarin een motorremwerking wordt
gegenereerd die geschikt is voor de
rijomstandigheden.
4.2 Rijprocedures
146
1Schakelt de automatische stand in
(houd bij stilstaande auto de
parkeerremschakelaar omhoog getrokken
totdat een melding wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay)
• Wanneer u de selectiehendel uit
stand P zet, wordt de parkeerrem
gedeactiveerd en doven het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem en het lampje van de
parkeerrem.
• Wanneer u de selectiehendel in
stand P zet, wordt de parkeerrem
geactiveerd en gaan het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem en het lampje van de
parkeerrem branden.
Bedien de selectiehendel terwijl u het
rempedaal intrapt.
2Schakelt de automatische stand uit
(houd bij stilstaande auto de
parkeerremschakelaar ingedrukt totdat
een melding wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay)
Bedien de parkeerremschakelaar
terwijl u het rempedaal intrapt.Handmatige modus
De parkeerrem kan handmatig worden
geactiveerd en gedeactiveerd.
1Activeren van de parkeerrem
Het waarschuwingslampje van de
parkeerrem en het lampje van de
parkeerrem gaan branden.
Houd de parkeerremschakelaar
omhoog getrokken als u in geval van
nood de parkeerrem tijdens het rijden
moet bedienen.
2Deactiveren van de parkeerrem
Bedien de parkeerremschakelaar
terwijl u het rempedaal intrapt.
Controleer of het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem of het lampje van de
parkeerrem dooft.
Als het waarschuwingslampje van de
parkeerrem of het lampje van de
parkeerrem knippert, bedien de
schakelaar dan nogmaals. (→Blz. 332)
Parkeren van de auto
→Blz. 248
4.2 Rijprocedures
150
Werking van parkeerrem
• Als het contact niet AAN staat, kunt u
de parkeerrem niet met de schakelaar
deactiveren.
• Als het contact niet AAN staat, is de
automatische stand (automatische
activering en deactivering) niet
beschikbaar.
Automatisch deactiveren
De parkeerrem wordt automatisch
gedeactiveerd wanneer u het gaspedaal
langzaam intrapt.
De parkeerrem wordt in de volgende
situaties automatisch gedeactiveerd:
• Het bestuurdersportier is gesloten.
• De veiligheidsgordel van de
bestuurder is vastgemaakt.
• Zet de selectiehendel in een vooruit-
of achteruitversnelling.
• Het motorcontrolelampje of het
waarschuwingslampje van het
remsysteem brandt niet.
Als de functie voor het automatisch
deactiveren niet werkt, deactiveer de
parkeerrem dan handmatig.
Als “Parking Brake Temporarily
Unavailable” (parkeerrem tijdelijk niet
beschikbaar) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay
Als de parkeerrem herhaaldelijk
gedurende korte tijd bediend wordt, zal
het systeem de werking beperken om
oververhitting te voorkomen. Gebruik
de parkeerrem niet als dit gebeurt. Na
ongeveer 1 minuut zal de werking weer
normaal zijn.
Als “Parking Brake Unavailable”
(parkeerrem niet beschikbaar)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
Bedien de parkeerremschakelaar.
Als de melding niet verdwijnt nadat de
schakelaar een aantal keer is bediend, zit
er mogelijk een storing in het systeem.Laat de auto onmiddellijk nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Geluid parkeerrem
Wanneer de parkeerrem geactiveerd is,
kan het geluid van een elektromotor
(zoemend geluid) hoorbaar zijn. Dit is
normaal en duidt niet op een storing.
Waarschuwingslampje parkeerrem en
lampje parkeerrem
• Afhankelijk van de stand van het
contact gaan het
waarschuwingslampje parkeerrem en
het lampje van de parkeerrem
branden en blijven ze branden zoals
hieronder beschreven:
AAN: Gaat branden totdat de
parkeerrem wordt gedeactiveerd.
Niet AAN: Blijft gedurende ongeveer
15 seconden branden.
• Wanneer het contact UIT wordt gezet
en de parkeerrem geactiveerd is,
blijven het waarschuwingslampje
parkeerrem en het lampje van de
parkeerrem gedurende ongeveer
15 seconden branden. Dit is normaal
en duidt niet op een storing.
Waarschuwingszoemer geactiveerde
parkeerrem
De zoemer klinkt als er met de auto
wordt gereden terwijl de parkeerrem is
geactiveerd. “Release Parking Brake”
(deactiveer parkeerrem) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
worden gebruikt om een systeemstoring
aan te geven of om de bestuurder te
informeren dat hij extra moet opletten.
Lees de op het multi-informatiedisplay
weergegeven waarschuwingsmelding en
volg de aanwijzingen op.
4.2 Rijprocedures
151
4
Rijden
• De bestuurder draagt geen
veiligheidsgordel.
Als onder een van de bovenstaande
omstandigheden het Brake
Hold-systeem is ingeschakeld, wordt het
systeem uitgeschakeld en gaat het
controlelampje voor de stand-bystand
van het Brake Hold-systeem uit.
Wanneer een van deze omstandigheden
zich voordoet terwijl het systeem de
remmen vasthoudt, klinkt een
waarschuwingszoemer en wordt een
melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay. De parkeerrem
wordt dan automatisch geactiveerd.
Brake Hold-functie
• Nadat het systeem ongeveer
3 minuten de remmen heeft
vastgehouden en het rempedaal niet
ingetrapt wordt, wordt automatisch
de parkeerrem geactiveerd. In dat
geval klinkt een zoemer en verschijnt
er een waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay.
• Trap het rempedaal krachtig in en druk
opnieuw op de schakelaar om het
systeem te deactiveren.
• De Brake Hold-functie kan de auto
mogelijk niet stilhouden op een steile
helling. In deze situatie kan het nodig
zijn dat de bestuurder zelf het
rempedaal ingetrapt houdt. Er klinkt
een waarschuwingszoemer en het
multi-informatiedisplay zal de
bestuurder over de situatie
informeren. Lees de op het
multi-informatiedisplay weergegeven
waarschuwingsmelding en volg de
aanwijzingen op.
Wanneer de parkeerrem automatisch
geactiveerd wordt terwijl het systeem
de remmen vasthoudt
Voer een van de volgende handelingen
uit om de parkeerrem te deactiveren.• Trap het gaspedaal in. (De parkeerrem
zal niet automatisch gedeactiveerd
worden als de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt.)
• Bedien de parkeerremschakelaar
terwijl u het rempedaal intrapt.
Controleer of het waarschuwingslampje
van de parkeerrem uitgaat. (→Blz. 149)
Wanneer een controle door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige nodig is
Als het controlelampje stand-bystand
Brake Hold-systeem (groen) niet brandt
terwijl de Brake Hold-schakelaar wordt
ingedrukt en aan de
werkingsvoorwaarden van het Brake
Hold-systeem is voldaan, is het systeem
mogelijk defect. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als “Brake Hold Malfunction Press
Brake to Deactivate Visit Your Dealer”
(Storing in Brake Hold-functie. Trap
rempedaal in om te deactiveren.
Ga naar uw dealer) of “Brake Hold
Malfunction Visit Your Dealer”
(Storing in Brake Hold-functie. Ga naar
uw dealer) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
worden gebruikt om een systeemstoring
aan te geven of om de bestuurder te
informeren dat hij extra moet opletten.
Lees de op het multi-informatiedisplay
weergegeven waarschuwingsmelding en
volg de aanwijzingen op.
4.2 Rijprocedures
153
4
Rijden
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Bevestig geen accessoires die de
camera voor kunnen hinderen op de
motorkap, de grille of de
voorbumper. Neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Zorg er als een surfplank of een
ander lang voorwerp op het dak
moet worden geplaatst voor dat de
camera voor er niet door wordt
gehinderd.
• Breng geen wijzigingen aan de
koplampen of andere lichten aan.
Als een waarschuwingsmelding wordt weergegeven op het multi-informatiedisplay
Een van de systemen is mogelijk tijdelijk niet beschikbaar of er is mogelijk sprake van een
storing in het betreffende systeem.
• Voer in de volgende situaties de in de tabel aangegeven acties uit. Als wordt
gesignaleerd dat weer aan de normale werkingsvoorwaarden wordt voldaan, verdwijnt
de melding en werkt het systeem weer normaal.
Neem, als de melding niet verdwijnt, contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Situatie Handelingen
Als het gedeelte rondom een camera
bedekt is met vuil, vocht (condens, ijs,
enz.) of andere verontreinigingenVerwijder het vuil e.d. met behulp van de ruitenwis-
sers en de airco. (→Blz. 254)
Als de temperatuur rondom de
camera voor niet binnen het wer-
kingsbereik ligt, bijvoorbeeld doordat
de auto in de zon of een zeer koude
omgeving staatAls de camera voor heet is, bijvoorbeeld doordat de
auto in de zon heeft gestaan, maak dan gebruik van
de airconditioning om het gedeelte rondom de
camera voor af te koelen.
Als bij het parkeren van de auto gebruik is gemaakt
van een zonnescherm, kan bij bepaalde typen zonne-
scherm door het zonlicht dat door het oppervlak
ervan wordt gereflecteerd de temperatuur van de
camera voor extreem hoog oplopen.
Als de camera voor koud is, bijvoorbeeld doordat de
auto in een zeer koude omgeving heeft gestaan,
maak dan gebruik van het airconditioningsysteem om
het gedeelte rondom te camera voor op te warmen.
Het gedeelte vóór de camera voor
wordt afgedekt, bijvoorbeeld doordat
de motorkap is geopend of doordat
een sticker op het gedeelte van de
voorruit vóór de camera voor is
geplakt.Sluit de motorkap, verwijder de sticker, enz., zodat de
camera voor niet meer wordt afgedekt.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
168