OPMERKING(Vervolg)
• Spuit geen luchtverfrisser of andere
producten rechtstreeks in de
openingen van de sensoren.
• Als u andere accessoires installeert
dan originele Toyota-onderdelen of
wanneer u voorwerpen achterlaat
tussen de bestuurdersstoel en de
stoel van de voorpassagier, werkt de
inbraaksensor mogelijk minder goed.
1.5.4 Antidiefstallabels*
*: Indien aanwezig
Deze labels moeten de kans op diefstal van
de auto beperken door het vergemakkeli-
jken van de opsporing van onderdelen van
gestolen auto's.
Deze mogen wettelijk niet worden
verwijderd.
1 .5 Antidiefstalsysteem
98
Waarschuwingslampjes Bladzijde
*1Waarschuwingslampje elektrische stuurbe-
krachtiging (rood)Blz. 443
*1Waarschuwingslampje elektrische stuurbe-
krachtiging (geel)Blz. 443
*1, 2Controlelampje Toyota Parking Assist-sensor
OFF (indien aanwezig)Blz. 443
*1, 2Controlelampje PKSB OFF (indien aanwezig)Blz. 443
*2Controlelampje RCTA OFF (indien aanwezig)Blz. 444
*1, 3Controlelampje Traction ControlBlz. 444
*1Waarschuwingslampje remsysteem (geel)Blz. 444
*1, 4Waarschuwingslampje PCS (indien aanwezig)Blz. 444
*2Waarschuwingslampje parkeerremBlz. 445
Waarschuwingslampje laag brandstofniveauBlz. 445
Controlelampje bestuurders- en voorpassa-
giersgordelBlz. 445
Controlelampje achterpassagiersgordels (op
het centrale paneel)Blz. 445
2.1 Instrumentenpaneel
101
2
Instrumentenpaneel
Controlelampjes
De controlelampjes informeren de bestuurder over de bedrijfsstatus van de verschillende
systemen van de auto.
Controlelampjes Bladzijde
Controlelampje richtingaanwijzersBlz. 216
Controlelampje achterlichtBlz. 221
Controlelampje grootlichtBlz. 222
Controlelampje READYBlz. 205
Controlelampje mistlampen voor (indien aan-
wezig)Blz. 227
Controlelampje mistachterlichtBlz. 227
Controlelampje Automatic High Beam-
systeem (indien aanwezig)Blz. 224
Waarschuwingslampje parkeerremBlz. 217
*1, 2Controlelampje Toyota Parking Assist-sensor
OFF (indien aanwezig)Blz. 302
*1, 2Controlelampje PKSB OFF (indien aanwezig)Blz. 316
Controlelampje S-IPA (indien aanwezig)Blz. 326
*1, 2Controlelampje BSM OFF (indien aanwezig)Blz. 286
2.1 Instrumentenpaneel
103
2
Instrumentenpaneel
Weergave instellingen
De instellingen van de volgende items
kunnen worden gewijzigd, zie blz. 503.
Bij functies die in- of uitgeschakeld kunnen
worden, wordt iedere keer als opwordt
gedrukt, geschakeld tussen aan en uit.
•LTA (Lane Tracing Assist)
(→blz. 256)*1
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen. – Lane Centering-functie aan/uit
– Gevoeligheid waarschuwing
–
Waarschuwing voor slingeren aan/uit– Gevoeligheid waarschuwing voor slingeren
•
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(→blz. 245)*1
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen. – PCS aan/uit
– Gevoeligheid PCS
•
BSM (Blind Spot Monitor)
(→blz. 286)*1
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen. – BSM-functie aan/uit
– Gevoeligheid BSM
– Helderheid BSM
– RCTA aan/uit
•
Toyota Parking Assist-sensor
(→blz. 302)*1
Hiermee kan de Toyota Parking
Assist-sensor worden in- of
uitgeschakeld.
•
PKSB-systeem (Parking Support
Brake) (→blz. 316)*1
Hiermee kunt u de Parking Support
Brake-functie in- of uitschakelen.
•
RSA (Road Sign Assist)
(→blz. 266, blz. 277)*1
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen. – RSA aan/uit
– Dynamic Radar Cruise Control met Road Sign Assist aan/uit
• Rijmodus selecteren (→blz. 283) •
Verlichting instrumentenpaneel
(→blz. 113)
Hiermee kunt u de helderheid van de
verlichting van het
instrumentenpaneel wijzigen.
• Voertuiginstellingen Selecteer het menu om de volgende
zaken in te stellen.–
Instellen Toyota Parking
Assist-sensor (→blz. 507)*1
Hiermee kunt u het volume van de
zoemer van de Toyota Parking
Assist-sensor wijzigen. –
Instellen Toyota
Parking Assist-sensor en RCTA
(→blz. 507)
*1
Hiermee kunt u het volume van de
zoemer van de Toyota Parking
Assist-sensor en van de RCTA-zoemer
wijzigen.–
Instellen RSA (Road Sign Assist)
(→blz. 508)*1
Hiermee kunt u de RSA (Road Sign
Assist) instellen. –
Instellen
bandenspanningswaarschuwingssysteem
(→blz. 401)
Hiermee kan het
bandenspanningswaarschu-
wingssysteem worden geïnitialiseerd.
• Instellingen instrumentenpaneel
Selecteer het menu om de volgende
zaken in te stellen.– Taal
Hiermee kunt u de taal op het display
wijzigen. – Eenheden
Hiermee kan de eenheid voor het
brandstofverbruik worden gewijzigd. – Instellen
(EV-controlelampje)
Hiermee kan het controlelampje van
de EV-modus worden
geactiveerd/gedeactiveerd.
2.1 Instrumentenpaneel
111
2
Instrumentenpaneel
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de
sleutel
• Laat de sleutels niet vallen, stel ze niet
bloot aan sterke schokken en buig ze
niet.
• Stel de sleutels niet langdurig bloot
aan hoge temperaturen.
• Voorkom dat de sleutels nat worden
en reinig ze niet in een ultrasoon
reinigingsbad of iets dergelijks.
• Bevestig geen metaalhoudende of
magnetische voorwerpen aan de
sleutels en houd de sleutels uit de
buurt van dergelijke voorwerpen.
• Haal de sleutels niet uit elkaar.
•
Plak geen stickers o.i.d. op het oppervlak
van de elektronische sleutel.
• Houd de sleutels uit de buurt van
apparaten die magnetische velden
opwekken (bijvoorbeeld
televisietoestellen, audiosystemen,
inductiekookplaten en medische
apparatuur, zoals laagfrequente
therapeutische uitrusting).
• Houd de sleutels uit de buurt van
medische apparatuur, zoals
laagfrequente therapeutische
uitrusting en therapeutische
apparaten met microgolven, en zorg
ervoor dat u de sleutels niet bij u
draagt als u medische hulp ontvangt.
De elektronische sleutel bij u dragen
Houd de elektronische sleutel altijd ten
minste 10 cm uit de buurt van
ingeschakelde elektrische apparaten.
Radiogolven die worden uitgezonden
door elektrische apparaten die zich
minder dan 10 cm van de elektronische
sleutel vandaan bevinden, kunnen de
correcte werking van de sleutel
hinderen.
In geval van storingen in het Smart
entry-systeem met startknop of
andere problemen met de sleutel
Breng uw auto, inclusief alle elektronische
sleutels die bij uw auto zijn geleverd, naar
OPMERKING(Vervolg)
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Wanneer u een elektronische sleutel
verliest
Als de elektronische sleutel zoek blijft,
wordt het risico aanzienlijk groter dat de
auto wordt gestolen. Ga onmiddellijk met
alle overgebleven elektronische sleutels
die bij uw auto zijn geleverd naar een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
3.2 Openen, sluiten en
vergrendelen van de
portieren
3.2.1 Portieren
Van buitenaf ontgrendelen en
vergrendelen van de portieren
Instapfunctie (auto's met Smart
entry-systeem, startknop en
instapfunctie)
Zorg dat u de elektronische sleutel bij u
hebt om deze functie in te kunnen
schakelen.
1Pak de voorportiergreep vast om alle
portieren te ontgrendelen.*
Zorg ervoor dat u de sensor aan de
achterzijde van de portiergreep
aanraakt.
3.1 Gebruik van de sleutel
122
De portieren en de achterklep kunnen
gedurende 3 seconden na het
vergrendelen niet worden
ontgrendeld.
2Raak de vergrendelsensor (de
uitholling in het oppervlak van de
voorportiergreep) aan om alle portieren te
vergrendelen.
Controleer of het portier goed
vergrendeld is.
*: De instellingen voor het ontgrendelen
van de portieren kunnen worden
gewijzigd. (→Blz. 125)
Afstandsbediening
1Vergrendelen van alle portieren
Controleer of het portier goed
vergrendeld is.
Houd deze toets ingedrukt om de
zijruiten te sluiten.
*
2Ontgrendelen van alle portieren
Houd deze toets ingedrukt om de
zijruiten te openen.*
*
: Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Feedbacksignalen
Portieren:
De alarmknipperlichten knipperen om
aan te geven dat de portieren zijn
vergrendeld/ontgrendeld met behulp vande instapfunctie of de afstandsbediening.
(Vergrendeld: eenmaal; ontgrendeld:
tweemaal)
Ruiten:
Er klinkt een zoemer om aan te geven dat
de ruiten bediend worden.
Beveiligingsfunctie
Als er niet binnen ongeveer 30 seconden
na het ontgrendelen van de auto een
portier wordt geopend, zorgt de
beveiligingsfunctie ervoor dat de auto
weer automatisch wordt vergrendeld.
Wanneer het portier niet kan worden
vergrendeld met de vergrendelsensor
op het oppervlak van de
voorportiergreep (auto's met
instapfunctie)
Raak de vergrendelsensor aan met uw
handpalm.
Zoemer centrale vergrendeling
Als geprobeerd wordt de portieren te
vergrendelen met de instapfunctie of de
afstandsbediening wanneer een portier
niet geheel gesloten is, klinkt er
gedurende 5 seconden een zoemer. Sluit
het portier volledig om de zoemer uit te
schakelen en vergrendel de portieren
opnieuw.
Het alarm inschakelen (indien
aanwezig)
Wanneer de portieren worden
vergrendeld, wordt het alarmsysteem
ingeschakeld. (→Blz. 94)
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
123
3
Bediening van elk onderdeel
Instellen van de ontgrendelfunctie (auto's met Smart entry-systeem, startknop en
instapfunctie)
Het is mogelijk om in te stellen welke portieren met de instapfunctie via de
afstandsbediening worden ontgrendeld.
1Zet het contact UIT.
2Schakel de inbraaksensor en de hellingsensor van het alarmsysteem uit om tijdens
het veranderen van de instellingen het alarm niet onbedoeld te activeren. (indien
aanwezig) (→blz. 96)
3Wanneer het controlelampje in de sleutel uit is, houd dan de toetsongeveer
5 seconden ingedrukt terwijl u tegelijkertijd de toetsingedrukt houdt.
De instelling verandert telkens wanneer een handeling wordt uitgevoerd, zoals hieronder
is aangegeven.
(Als u de instelling opnieuw wilt wijzigen, laat u de toetsen los, wacht u ten minste
5 seconden en herhaalt u vervolgens stap
3.)
Multi-
informatiedisplayOntgrendelfunctie Piepsignaal
(auto's met linkse be-
sturing)Als u de portiergreep van het be-
stuurdersportier vasthoudt,
wordt alleen het bestuurderspor-
tier ontgrendeld.
Exterieur: 3 keer een piepsignaal
Interieur: Eén belsignaal
(auto's met rechtse
besturing)Als u de portiergreep van het
voorpassagiersportier vasthoudt,
worden alle portieren ontgren-
deld.
Als u een portiergreep vasthoudt,
worden alle portieren ontgren-
deld.Exterieur: Twee piepsignalen
Interieur: Eén belsignaal
Voor auto's met een alarm: om te voorkomen dat het alarm onbedoeld wordt geactiveerd,
moet u de portieren ontgrendelen met de afstandsbediening en een portier eenmaal
openen en sluiten als de instellingen zijn gewijzigd. (Als er binnen 30 seconden nadat op
is gedrukt geen portier wordt geopend, worden de portieren weer vergrendeld en
wordt het alarm automatisch ingeschakeld.)
Zet het alarm onmiddellijk uit wanneer dit wordt geactiveerd. (→Blz. 94)
Waarschuwingszoemer open
portier/achterklep
Als de rijsnelheid 5 km/h wordt, klinkt er
een zoemer om aan te geven dat een
portier niet goed is gesloten. Het open
portier wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.Omstandigheden die de werking van
het Smart entry-systeem met
startknop beïnvloeden
→Blz. 132
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
gewijzigd. (→Blz. 503)
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
125
3
Bediening van elk onderdeel
door de antenne mogelijk
waargenomen dat de sleutel zich
buiten de auto bevindt en kunnen de
portieren worden vergrendeld vanaf
de buitenzijde, waardoor de
elektronische sleutel mogelijk in de
auto wordt opgesloten.
• Zolang de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,
kunnen de portieren door een
willekeurige persoon worden
vergrendeld en ontgrendeld. De auto
kan echter alleen worden ontgrendeld
via de portieren die de elektronische
sleutel signaleren.
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
buiten de auto bevindt, kan het
hybridesysteem mogelijk worden
gestart als de elektronische sleutel
zich in de buurt van de ruit bevindt.
• Als de sleutel zich binnen het
ontvangstgebied bevindt en er een
grote hoeveelheid water op de
portiergreep terechtkomt
(bijvoorbeeld tijdens een zware
regenbui of het wassen van de auto),
kunnen de portieren worden
ontgrendeld of vergrendeld. (Als de
portieren niet worden geopend en
gesloten, worden deze na ongeveer
30 seconden automatisch weer
vergrendeld.)
• Als de afstandsbediening wordt
gebruikt om de portieren te
vergrendelen terwijl de elektronische
sleutel zich in de nabijheid van de auto
bevindt, bestaat de mogelijkheid dat
de portieren niet ontgrendeld worden
door de instapfunctie. (Gebruik de
afstandsbediening om de portieren te
ontgrendelen.)
• Wanneer u de vergrendelsensor
aanraakt terwijl u handschoenen
draagt, kan de reactie van het systeem
trager zijn of worden de portieren
mogelijk niet ontgrendeld. Trek uw
handschoenen uit en raak de
vergrendelsensor opnieuw aan.• Als de portiergreep nat wordt terwijl
de elektronische sleutel zich binnen
het werkzame gebied bevindt, kan het
portier herhaaldelijk worden
vergrendeld en ontgrendeld. Volg in
dat geval de correctieprocedure
hieronder bij het wassen van de auto:
– Plaats de elektronische sleutel op
een afstand van ten minste 2 meter
van de auto. (Zorg ervoor dat de
sleutel niet gestolen wordt.)
– Schakel de energiebespaarmodus
van de elektronische sleutel in om
het Smart entry-systeem met
startknop uit te schakelen.
(→Blz. 131)
• Als de elektronische sleutel zich in de
auto bevindt en een portiergreep
wordt nat tijdens het wassen van de
auto, wordt er mogelijk een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay en klinkt er een
zoemer buiten de auto. Vergrendel alle
portieren om het alarm uit te
schakelen.
• De vergrendelsensor werkt mogelijk
niet goed wanneer deze in contact
komt met ijs, sneeuw, modder, enz.
Maak de vergrendelsensor schoon en
probeer deze nogmaals te bedienen.
• Bij een plotselinge nadering van het
detectiegebied of de portiergreep kan
het voorkomen dat de portieren niet
ontgrendeld worden. Laat in dat geval
de portiergreep los en controleer of
de portieren worden ontgrendeld
voordat u opnieuw aan de
portiergreep trekt.
• Als er zich een andere elektronische
sleutel binnen het detectiegebied
bevindt, is de reactietijd voor het
ontgrendelen van de portieren nadat
een portiergreep is vastgepakt,
mogelijk langer.
•
Bij het gebruik van de portiergreep kun-
nen uw nagels over het portier krassen.
Zorg ervoor dat uw nagels of de lak van
het portier niet beschadigd raken.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
133
3
Bediening van elk onderdeel