10. Plaatsen: Herhaal de genoemde
stappen in omgekeerde volgorde.
Bij het plaatsen van het filterdeksel
Schuif de uitsparing
Avan het
filterdeksel over de bovenkant van de
bovenste filterhouder
B, zoals
aangegeven in de afbeelding, en bevestig
deze op zo'n manier dat deze richting het
insteekgedeelte in de dekselbevestiging
beweegt.
Auto's met linkse besturing
Auto's met rechtse besturing
Controle-interval
Controleer en vervang het interieurfilter
volgens het onderhoudsschema. In
gebieden met veel stof of met veel
verkeer moet vervanging vaker
plaatsvinden. (Zie het onderhoudsboekje
of het garantieboekje voor het
onderhoudsschema.)Als er te weinig lucht uit de
ventilatieroosters stroomt
Het filter kan verstopt zitten. Controleer
het filter en vervang het indien nodig.WAARSCHUWING!
Bij het vervangen van het
interieurfilter
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Anders
kan de airconditioning tijdens de
procedure in werking treden, hetgeen
kan leiden tot letsel.
• Controleer of de laadstekker niet is
aangesloten.
• Gebruik de op afstand bedienbare
airconditioning niet
OPMERKING
Bij het gebruik van de airconditioning
• Controleer of het interieurfilter
aanwezig is. Als de airconditioning
zonder filter gebruikt wordt, kan het
systeem beschadigd raken.
• Het filter kan vervangen worden.
Reinig het filter niet met water of
perslucht.
Voorkomen van schade aan de
afdekkap van het filter
Oefen bij het bewegen van de afdekkap
van het filter in de richting van de pijl om
de bevestiging los te nemen, geen
overmatige kracht uit op de klauwen.
Anders kunnen de klauwen beschadigd
raken.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
428
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de accu
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Slik de batterij niet in. Anders kunt u
chemische brandwonden oplopen.
• De elektronische sleutel is uitgerust
met een knoopcel, ook wel
knoopbatterij genoemd. Als een
batterij wordt ingeslikt, kan deze
binnen 2 uur ernstige chemische
brandwonden veroorzaken, met
dodelijk of ernstig letsel als gevolg.
• Houd nieuwe en gebruikte batterijen
buiten bereik van kinderen.
• Als het kapje niet goed kan worden
gesloten, gebruik de elektronische
sleutel dan niet en berg deze buiten
bereik van kinderen op. Neem
vervolgens contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Als u per ongeluk een batterij inslikt
of een batterij in een deel van uw
lichaam plaatst, roep dan
onmiddellijk medische hulp in.
Voorkomen dat de batterij ontploft of
brandbare vloeistoffen of gassen
vrijkomen
• Vervang de batterij door een nieuw
exemplaar van hetzelfde type. Als
een verkeerd type batterij wordt
gebruikt, kan deze ontploffen.
• Stel batterijen niet bloot aan een
extreem lage druk als gevolg een
grote hoogte of extreem hoge
temperaturen.
• Verbrand een batterij niet en breek of
snijd hem niet open.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Verklaring voor de elektronische
sleutelbatterij
WAARSCHUWING ALS DE BATTERIJ
DOOR EEN ONJUIST TYPE BATTERIJ
WORDT VERVANGEN, KAN EEN
EXPLOSIE OPTREDEN. GOOI
BATTERIJEN NIET WEG, MAAR LEVER
ZE IN ALS KCA.
OPMERKING
Bij het vervangen van de accu
Gebruik het juiste formaat
schroevendraaier. Het uitoefenen van
overmatige kracht kan ervoor zorgen
dat het klepje vervormt of beschadigd
raakt.
Voor een goede werking na het
vervangen van de batterij
Houd u aan de volgende
voorzorgsmaatregelen om ongevallen te
voorkomen:
• Zorg altijd dat uw handen droog zijn.
Door vocht kan de batterij gaan
corroderen.
• Voorkom dat andere onderdelen in de
afstandsbediening worden
aangeraakt of bewogen.
• Verbuig de aansluitingen van de
batterij niet.
7.3.11 Controleren en vervangen
van zekeringen
Als een bepaalde stroomverbruiker niet
werkt, kan het zijn dat een zekering is
doorgebrand. Controleer in dat geval de
desbetreffende zekering en vervang deze
indien nodig.
Controleren en vervangen van
zekeringen
1. Zet het contact UIT.
Controleer of de laadstekker niet is
aangesloten. Gebruik de op afstand
bedienbare airconditioning niet
tijdens de procedure.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
430
7. Selecteer stand N en deactiveer de
parkeerrem.
Schakel de automatische modus uit.
(→Blz. 209)
Tijdens het slepen
Als het EV-systeem is uitgeschakeld,
werken de rem- en stuurbekrachtiging
niet. Hierdoor zullen het remmen en
sturen veel zwaarder gaan dan normaal.
Wielmoersleutel
De wielmoersleutel bevindt zich in de
bagageruimte. (→Blz. 419, blz. 457)
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Tijdens het slepen
• Wanneer u bij het slepen kabels of
kettingen gebruikt, vermijd dan
plotseling optrekken, enz. waardoor
er extreme krachten op het sleepoog
en de sleepkabel of -ketting worden
uitgeoefend. Het sleepoog en de
kabel of ketting kunnen beschadigd
raken en afgebroken stukken
kunnen personen raken en ernstige
schade veroorzaken.
• Voer onderstaande handelingen niet
uit, anders wordt het
parkeerblokkeringsmechanisme
mogelijk geactiveerd en worden de
voorwielen geblokkeerd, waardoor
mogelijk een ongeval kan ontstaan
met dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg:
– De bestuurdersgordel losmaken en
het bestuurdersportier openen.
– Zet het contact UIT.
Plaatsen van de sleepogen op de auto
Controleer of de sleepogen goed
vastzitten. Als dat niet het geval is, dan
kunnen de sleepogen bij het slepen
losraken.
OPMERKING
Voorkomen van beschadigingen aan de
auto tijdens slepen in een noodgeval
Maak de kabel of de ketting niet vast aan
onderdelen van de wielophanging.
8.2.2 Als u denkt dat er iets mis
is
Als u een van de volgende verschijnselen
opmerkt, moet uw auto mogelijk worden
afgesteld of gerepareerd. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Zichtbare symptomen
• Lekkage onder de auto (Na gebruik
van de airconditioning is waterlekkage
echter normaal.)
• Banden die er te zacht uit zien of die
ongelijkmatig versleten zijn
Hoorbare symptomen
• Overmatig piepende banden bij het
nemen van een bocht
• Vreemde geluiden die gerelateerd zijn
aan de wielophanging
• Andere abnormale geluiden die
gerelateerd zijn aan het EV-systeem
Merkbare symptomen
• Stotteren of onregelmatig draaien
• Een merkbaar verlies aan trekkracht
• De auto trekt tijdens het remmen
sterk naar één kant
• De auto trekt sterk naar één kant,
terwijl u rechtuitrijdt op een vlakke
weg
• Teruglopende remwerking, sponzig
gevoel in het rempedaal, een
rempedaal dat bijna tot op de vloer
kan worden ingetrapt
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
441
8
Bij problemen
• RSA (Road Sign Assist)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
• Wis de voorruit schoon met de
ruitenwissers.
• Ontwasem de voorruit met de
airconditioning.
• Sluit de motorkap en verwijder
eventuele stickers en dergelijke zodat
de camera voor niet meer wordt
afgedekt.
Als “System Stopped Front Camera
Out of Temp. Range Wait until Normal
Temperature” (Systeem uitgeschakeld.
Radarsensor voor buiten
temperatuurbereik. Wacht tot deze
weer op normale temperatuur is”
wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig)
• RSA (Road Sign Assist)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
• Als de camera voor heet is,
bijvoorbeeld doordat de auto in de zon
heeft gestaan, maak dan gebruik van
de airconditioning om het gedeelte
rondom de camera voor af te koelen.
• Als bij het parkeren van de auto
gebruik is gemaakt van een
zonnescherm, kan bij bepaalde typen
zonneschermen door het zonlicht dat
door het oppervlak ervan wordt
gereflecteerd de temperatuur van de
camera voor extreem hoog oplopen.• Als de camera voor koud is,
bijvoorbeeld doordat de auto in een
zeer koude omgeving heeft gestaan,
maak dan gebruik van het
airconditioningsysteem om het
gedeelte rondom te camera voor op te
warmen.
Als “System Stopped Front Radar
Sensor Blocked Clean Radar Sensor”
(Systeem uitgeschakeld. Radarsensor
voor geblokkeerd. Reinig radarsensor)
wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig)
• RSA (Road Sign Assist)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
• Controleer of de radarsensor of de kap
van de radarsensor is verontreinigd en
maak ze indien nodig schoon
(→blz. 229).
• Deze melding wordt mogelijk
weergegeven tijdens het rijden in een
open gebied met weinig andere
voertuigen, gebouwen en andere
constructies in de nabije omgeving,
zoals bij grote dorre vlaktes, grasland,
braakliggende terreinen, enz.
De melding zal dan waarschijnlijk weer
verdwijnen als wordt gereden in een
gebied met gebouwen, andere
constructies en andere voertuigen in
de nabije omgeving.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
452
5. Start de motor van de tweede auto.
Verhoog het motortoerental iets en
laat de motor gedurende ongeveer
5 minuten met het verhoogde
toerental draaien om de 12V-accu van
uw auto op te laden.
6. Open en sluit een van de portieren
terwijl het contact UIT staat.
7. Houd het motortoerental van de
tweede auto constant en start het
EV-systeem van uw auto door het
contact AAN te zetten.
8. Controleer of het controlelampje
READY gaat branden. Neem als het
controlelampje niet gaat branden
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
9. Verwijder de startkabels als het
EV-systeem is gestart in exact de
omgekeerde volgorde van aansluiten.
10. Sluit het kapje van de pluspool (+) van
de accu.
Laat, nadat het EV-systeem is gestart, de
auto zo snel mogelijk nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Starten van het EV-systeem wanneer
de 12V-accu ontladen is
Het EV-systeem kan niet worden gestart
door de auto aan te duwen.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
• Zet de koplampen, de airconditioning,
het audiosysteem, enz. uit als het
EV-systeem is uitgeschakeld.
• Schakel niet-noodzakelijke
elektrische verbruikers uit als er
gedurende langere tijd met lage
snelheden gereden wordt,
bijvoorbeeld in een file.Opladen van de 12V-accu
De 12V-accu zal geleidelijk aan
ontladen, zelfs wanneer de auto niet in
gebruik is. Dit wordt veroorzaakt door
natuurlijke ontlading en het effect van
bepaalde elektrische apparatuur. Als de
auto langere tijd niet gebruikt wordt,
kan de 12V-accu ontladen en kan het
EV-systeem mogelijk niet meer worden
gestart. (De 12V-accu laadt automatisch
op wanneer het EV-systeem in werking
is.)
Als de 12V-accu verwijderd of
ontladen is
• De in de ECU opgeslagen informatie
wordt gewist. Laat wanneer de
12V-accu volledig is ontladen de auto
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Wanneer de 12V-accu is ontladen, is
het in sommige gevallen niet mogelijk
om de portieren te ontgrendelen met
het Smart entry-systeem met
startknop. Gebruik de
afstandsbediening of de mechanische
sleutel om de portieren te
vergrendelen of te ontgrendelen.
• Mogelijk start het EV-systeem niet bij
de eerste poging nadat de 12V-accu
weer is opgeladen, maar start hij wel
normaal na de tweede poging. Dit
duidt niet op een storing.
• De stand van het contact wordt door
de auto geregistreerd. Wanneer de
12V-accu weer wordt aangesloten,
keert het systeem terug naar de stand
die was geselecteerd voordat de
12V-accu ontladen was. Zorg dat het
contact UIT staat voordat de
12V-accu wordt losgenomen. Wees
extra voorzichtig bij het aansluiten
van de 12V-accu wanneer u niet zeker
weet in welke stand het contact stond
voordat de 12V-accu werd opgeladen.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
471
8
Bij problemen
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Houd kinderen uit de buurt van de
12V-accu.
Vervangen van de 12V-accu
• Wanneer de ontluchtingsnippel zich
in de buurt van de klembeugel
bevinden, kan er accuvloeistof (zuur)
lekken.
• Neem voor meer informatie over het
vervangen van de accu contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
OPMERKING
Omgaan met startkabels
Zorg er bij het aansluiten van de
startkabels voor dat deze niet verstrikt
raken in de koelventilator.
8.2.11 Als uw auto oververhit
raakt
Wanneer “EV System overheated Output
power reduced” (EV-systeem oververhit.
Gereduceerd uitgangsvermogen) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven, is uw auto mogelijk
oververhit.
OPMERKING
Koelvloeistof koelsysteem
Voor de radiateur wordt een specifieke
koelvloeistof gebruikt. Er kan schade
ontstaan wanneer er water of een ander
soort koelvloeistof wordt gebruikt.
Gebruik dus nooit andere soorten
vloeistof. Neem direct contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als u niet beschikt over
Toyota Genuine Traction Battery
Coolant.
OPMERKING(Vervolg)
Correctieprocedures
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en schakel de
airconditioning uit.
2. Laat het EV-systeem ingeschakeld en
open de motorkap voorzichtig.
3. Controleer of de koelventilator draait.
Als de ventilator draait: Wacht tot de
melding “EV System overheated
Output power reduced” (EV-systeem
oververhit. Gereduceerd
uitgangsvermogen) verdwijnt en zet
dan het EV-systeem uit. Neem, als de
melding niet verdwijnt, contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Als de
ventilator niet draait: Schakel het
EV-systeem onmiddellijk uit en neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
4. Controleer nadat het EV-systeem is
afgekoeld de slangen en het
radiateurblok (radiateur) op sporen
van lekkage.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
473
8
Bij problemen
PKSB (Parking Support Brake)*(→blz. 296)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
PKSB-functie (Parking Sup-
port Brake)Aan Uit — O —
*Indien aanwezig
SEA (Safe Exit Assist)
*1(→blz. 275)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stellingABC
Safe Exit Assist Aan Uit — O —
Gevoeligheid signalering
*2GemiddeldHoog
—O—
Laag
Weergave buitenspiegels
*2Aan Uit — O —
*1Indien aanwezig
*2Deze instelling is afhankelijk van de instellingen in “My settings” (mijn instellingen)
Airconditioning (→blz. 359)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stellingABC
Automatische bediening
toets A/CAan Uit O — O
Op afstand bedienbare airconditioning (→blz. 365)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stellingABC
Werking starten via de toets
A/C van de afstandsbedie-
ningHoud 0,8 secon-
den ingedruktEen keer indruk-
ken
—— O Twee keer in-
drukken
Houd 2,4 secon-
den ingedrukt
Uit
Werking stoppen via de
toets A/C van de afstands-
bedieningTwee keer in-
drukkenEen keer indruk-
ken
—— O Houd 0,8 secon-
den ingedrukt
Houd 2,4 secon-
den ingedrukt
Uit
9.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
492
Antidiefstalsysteem
Alarm*..................59
Bedienen van het systeem......58
Inbraaksensor (indien aanwezig) en
hellingsensor (indien aanwezig) . . .61
Inschakelen/uitschakelen/uitzetten
van het alarmsysteem.........60
Inschakelen/uitschakelen van de
supervergrendeling..........59
Startblokkering.............58
Supervergrendeling*.........59
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
AHB (Automatic High Beam)* . . .219
AHS
(Adaptive High Beam-systeem)* .215
Bedienen van de
ruitenwisserhendel..........222
Dimlicht tijdelijk inschakelen . . .218 ,
221
Draaiknop koplampverstelling* . .215
Extended Headlight Lighting-
systeem................215
Gebruik van het Adaptive High
Beam-systeem............216
Gebruik van het Automatic High
Beam-systeem............219
Handmatig in- en uitschakelen van
het grootlicht..........218 , 221
Inschakelen van de koplampen . . .213
Inschakelen van de mistlampen . .222
Inschakelen van het grootlicht . . .215
Lichtschakelaar............213
Regelingen systeem.........216
Ruitenwissers en -sproeiers. . . .222
Schakelaar mistlampen.......222
Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten.........436
Als de auto onder water staat of het
water op de weg stijgt........437
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .436
Bedieningsinstructies........436
De auto tot stilstand brengen . . .436EV-systeem
Actieradius...............75
Airconditioning.............74
Akoestisch
voertuigwaarschuwingssysteem . .68
Bagage..................75
Bediening transmissie.........74
Bij het remmen.............74
Controle van bandenspanning....74
Files....................74
Kenmerken EV-systeem........66
Laden...................67
Manieren waarop wordt aangegeven
dat het laden is voltooid........75
Rijden op autowegen of snelwegen .74
Systeemonderdelen.......66,69
Tips voor het vergroten van de
actieradius................75
Tips voor rijden met een
batterij-elektrische auto.......74
Uitschakelsysteem voor
noodgevallen..............73
Voorzorgsmaatregelen EV-
systeem.................69
Waarschuwingsmelding.......73
Weergegeven waarde.........75
Favoriete instellingen
Ergonomisch geheugen*......179
“My settings” (mijn instellingen). .182
Opgeslagen functies.........183
Opslaan/oproepen van een
rijpositie................180
Registreren/oproepen/uitschakelen
van een rijpositie in een elektronische
sleutel (geheugenoproepfunctie) .181
Types authenticatie-apparaten . .183
Vergemakkelijken van in- en
uitstappen bestuurder
(Power Easy Access-systeem) . . .179
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
Activeren van de op afstand
bedienbare airconditioning.....365
Afzonderlijk instellen van de
temperatuur voor de bestuurder en
voor de voorpassagier
(SYNC-modus)............362
Automatische airconditioning . . .359
Bedieningspaneel airconditioning.359
Trefwoordenlijst
576