Persoonlijke voorkeursinstellingen
De openingspositie kan worden ingesteld
met het multi-informatiedisplay.
(→Blz. 485) Prioriteit voor de stoppositie
kan worden gegeven aan de laatst
ingestelde positie hetzij door middel van
de schakelaar elektrisch bedienbare
achterklep op de achterklep hetzij via het
multi-informatiedisplay.
4.2.3 Smart entry-systeem met
startknop
De volgende handelingen kunnen worden
uitgevoerd als u de elektronische sleutel
bij u hebt, bijvoorbeeld in uw zak. De
bestuurder moet de elektronische sleutel
altijd bij zich hebben.
• Vergrendelen en ontgrendelen van de
portieren (→blz. 142)
• Vergrendelen en ontgrendelen van de
achterklep (→blz. 142)
• Start het EV-systeem (→blz. 198)
Plaats van antenne
AAntennes aan de buitenzijde (voor)
BAntennes aan de buitenzijde (achter)
(indien aanwezig)
CAntennes in het interieur
DAntenne in de bagageruimte
EAntenne buiten de bagageruimte
FAntennes buiten het interieur (auto's
met Advanced Park)
Bereik (gebieden waarin de
elektronische sleutel wordt
gesignaleerd)
ABij het vergrendelen of ontgrendelen
van de portieren
Het systeem werkt als de
elektronische sleutel zich binnen
0,7 m van de voorportiergrepen, de
achterportiergrepen (indien
aanwezig) of de schakelaar
achterklep openen bevindt. (Alleen
de portieren die de sleutel signaleren,
kunnen worden geopend of
gesloten.)
BBij het starten van het EV-systeem of
veranderen van de standen van het
contact
Het systeem werkt als de
elektronische sleutel zich in de auto
bevindt.
Als er een alarm klinkt of een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven
Er gaat een alarm af en op het
multi-informatiedisplay worden
waarschuwingsmeldingen weergegeven
om een ongeval of diefstal van de auto als
gevolg van onjuist gebruik te voorkomen.
Wanneer er een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven, neem dan de juiste
maatregelen op basis van de
weergegeven melding. In onderstaande
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
162
tabel worden de omstandigheden en de
correctieprocedures beschreven in die
gevallen waarin alleen een alarm klinkt.
• Wanneer het buiten de auto hoorbare
alarm gedurende 5 seconden één keer
klinkt
SituatieCorrectieproce-
dure
Er is geprobeerd de
auto te vergrende-
len terwijl er nog
een portier ge-
opend was.Sluit alle portieren
en vergrendel ze
opnieuw.
• Wanneer het alarm in de auto
herhaaldelijk klinkt
SituatieCorrectieproce-
dure
Het contact werd in
de stand ACC gezet
terwijl het bestuur-
dersportier ge-
opend was (het be-
stuurdersportier
werd geopend ter-
wijl het contact in
de stand ACC
stond).Zet het contact UIT
en sluit het be-
stuurdersportier.
Het contact werd
UIT gezet terwijl het
bestuurdersportier
geopend was.Sluit het
bestuurdersportier.
Als “Key Detected In Vehicle” (sleutel
gedetecteerd in de auto) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay
Er is geprobeerd de portieren te
vergrendelen met het Smart
entry-systeem met startknop terwijl de
elektronische sleutel zich nog in de auto
bevond. Neem de elektronische sleutel
uit de auto en vergrendel de portieren
opnieuw.Energiebesparende functie
De energiebesparende functie wordt
geactiveerd om te voorkomen dat de
batterij van de elektronische sleutel en de
12V-accu leeg raken wanneer de auto
gedurende langere tijd niet wordt
gebruikt.
• In de volgende situaties kan het enige
tijd duren voordat de portieren met
het Smart entry-systeem met
startknop ontgrendeld kunnen
worden.
– De elektronische sleutel bevindt
zich gedurende 10 minuten of
langer op een afstand van ongeveer
2 m van de auto.
– Het Smart entry-systeem met
startknop is gedurende 5 dagen of
langer niet gebruikt.
• Als het Smart entry-systeem met
startknop gedurende 14 dagen of
langer niet gebruikt is, kunnen de
portieren alleen via het
bestuurdersportier worden
ontgrendeld. Pak in dat geval de greep
van het bestuurdersportier vast of
gebruik de afstandsbediening of de
mechanische sleutel om de portieren
te ontgrendelen.
De energiebespaarmodus van een
elektronische sleutel inschakelen
• Wanneer de energiebespaarmodus is
ingeschakeld, loopt de batterij veel
minder snel leeg omdat de ontvangst
van radiogolven door de elektronische
sleutel wordt gestopt.
Druk
twee keer in terwijl uingedrukt houdt. Controleer of het
controlelampje van de elektronische
sleutel 4 keer knippert.
Het Smart entry-systeem met
startknop kan niet worden gebruikt
als de energiebespaarmodus is
ingeschakeld. Druk op een van de
toetsen van de elektronische sleutel
om de functie te annuleren.
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
163
4
Voordat u gaat rijden
5.1 Voordat u gaat rijden..........186
5.1.1 Rijden met de auto.........186
5.1.2 Lading en bagage.........191
5.1.3 Rijden met een aanhangwagen . .193
5.2 Rijprocedures..............198
5.2.1 Startknop.............198
5.2.2 Transmissie............202
5.2.3 Richtingaanwijzerschakelaar. . . .207
5.2.4 Parkeerrem............208
5.2.5 Brake Hold-systeem........211
5.3 Bedienen van verlichting en
ruitenwissers..............213
5.3.1 Lichtschakelaar..........213
5.3.2 AHS
(Adaptive High Beam-systeem)
*. .215
5.3.3 AHB (Automatic High Beam)*. . .219
5.3.4 Schakelaar mistlampen......222
5.3.5 Ruitenwissers en -sproeiers. . . .222
5.4 Gebruik van de ondersteunende
systemen................225
5.4.1 Software-update.........225
5.4.2 Toyota Safety Sense........227
5.4.3 Bestuurderscamera
*........234
5.4.4 PCS (Pre-Crash Safety-systeem) . .235
5.4.5 LTA (Lane Tracing Assist).....244
5.4.6 LDA (Lane Departure Alert). . . .248
5.4.7 RSA (Road Sign Assist).......252
5.4.8 Dynamic Radar Cruise Control . . .256
5.4.9 Cruise control...........263
5.4.10 Snelheidsbegrenzer
*.......265
5.4.11 Noodstopsysteem........268
5.4.12 BSM (Blind Spot Monitor)
*. . . .270
5.4.13 SEA (Safe Exit Assist)*......275
5.4.14 Toyota Parking Assist-sensor*. .279
5.4.15 RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert)
*..............288
5.4.16 RCD (Rear Camera Detection)*. .293
5.4.17 PKSB (Parking Support Brake)*. .296
5.4.18 Stilstaande objecten voor en achter
de auto
*.............300
5.4.19 Bewegend voertuig achter de
auto
*...............302
5.4.20 Voetgangers achter de auto*. . .3035.4.21 Stilstaande objecten rond de auto
(auto's met Advanced Park). . . .306
5.4.22 Toyota Teammate Advanced
Park
*...............307
5.4.23 SNOW-modus*..........341
5.4.24 X-MODE*.............342
5.4.25 Ondersteunende systemen. . . .346
5.5 Rijtips..................351
5.5.1 Rijden in de winter.........351
5.5.2 Voorzorgsmaatregelen bij
terreinauto's............353
Rijden5
185
Bedienen van de startknop
• Als de knop niet kort en krachtig
wordt ingedrukt, wijzigt de stand van
het contact mogelijk niet of wordt het
EV-systeem niet gestart.
• Als u probeert het EV-systeem
opnieuw te starten direct nadat het
contact UIT is gezet, dan start het
EV-systeem in sommige gevallen
mogelijk niet. Wacht nadat u het
contact UIT hebt gezet een paar
seconden voordat u het EV-systeem
opnieuw start.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Raadpleeg blz. 468 als het Smart
entry-systeem met startknop is
uitgeschakeld via de persoonlijke
voorkeursinstellingen.
WAARSCHUWING!
Bij het starten van het EV-systeem
Ga altijd op de bestuurdersstoel zitten
alvorens het EV-systeem te starten.
Trap onder geen enkele voorwaarde het
gaspedaal in bij het starten van het
EV-systeem. Als u dat wel doet, kan dat
leiden tot een ongeval met dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
Wees voorzichtig tijdens het rijden
(sommige uitvoeringen)
Als een storing aan het EV-systeem
zich voordoet terwijl de auto rijdt,
vergrendel of open de portieren dan
niet totdat de auto veilig en volledig tot
stilstand is gekomen. Anders kan de
stuurslotfunctie geactiveerd worden,
wat kan leiden tot een ongeval met
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
Bij het starten van het EV-systeem
Als het EV-systeem moeilijk start, laat
uw auto dan onmiddellijk controleren
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Symptomen die kunnen duiden op een
defect in de startknop
Als de startknop anders lijkt te werken
dan normaal, bijvoorbeeld als de knop
iets blijft hangen, kan de startknop
defect zijn. Neem onmiddellijk contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Uitzetten van het EV-systeem
1. Breng de auto volledig tot stilstand.
2. Activeer de parkeerrem. (→Blz. 208)
3. Druk op de schakelaar voor stand P.
(→Blz. 203)
Controleer of de
schakelstandindicator P aangeeft en
of het waarschuwingslampje
parkeerrem brandt.
4. Druk op de startknop.
Het EV-systeem stopt en de weergave
van het instrumentenpaneel dooft (de
schakelstandindicator wordt een paar
seconden na de weergave van het
instrumentenpaneel gedoofd).
5. Laat het rempedaal los en controleer
of ACCESSORY (stand ACC) of POWER
ON (contact AAN) niet wordt
weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Bij een storing in de schakelregeling
Wanneer wordt geprobeerd om het
contact UIT te zetten terwijl de
schakelregeling defect is, wordt het
contact mogelijk in stand ACC gezet. In
dit geval kan het contact UIT worden
gezet door de parkeerrem te activeren en
5.2 Rijprocedures
200
nogmaals de startknop in te drukken.
Laat de auto onmiddellijk controleren
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als er een storing aanwezig is
in het systeem.
Functie automatisch selecteren van
stand P
→Blz. 204
WAARSCHUWING!
Uitschakelen van het EV-systeem in
noodgevallen
• Als u in een noodgeval het
EV-systeem tijdens het rijden wilt
stoppen, houdt u de startknop langer
dan 2 seconden ingedrukt of drukt u
deze minstens 3 keer kort achter
elkaar in. (→Blz. 436) Raak de
startknop echter tijdens het rijden
niet aan, behalve in geval van nood.
Door het uitschakelen van het
EV-systeem tijdens het rijden
verliest u niet de controle over het
stuurwiel of de remmen. De
stuurbekrachtiging werkt echter niet
meer. Hierdoor zal het sturen veel
zwaarder gaan dan normaal. Zet in
dat geval de auto aan de kant zodra
dit veilig kan.
• Als de startknop wordt bediend
terwijl de auto rijdt, verschijnt er een
waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay en klinkt er
een zoemer.
• Druk op de startknop om het
EV-systeem opnieuw te starten
nadat dit ten gevolge van een
noodsituatie is uitgeschakeld.
Wijzigen van de standen van het
contact
De stand kan worden gewijzigd door op
de startknop te drukken zonder het
rempedaal in te trappen. (De stand
verandert iedere keer dat op de knop
wordt gedrukt.)
ASTAND ACC
BCONTACT AAN
1. UIT
De alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
2. ACC
*
Sommige elektrische componenten
zoals het audiosysteem kunnen
worden gebruikt. Op het
instrumentenpaneel wordt
ACCESSORY (stand ACC)
weergegeven.
3. AAN
Alle elektrische componenten kunnen
worden gebruikt. Op het
instrumentenpaneel wordt POWER
ON (contact AAN) weergegeven.
*Instelling kan worden aangepast aan de
persoonlijke voorkeur. (→Blz. 488)
Auto power off-functie
Als het contact langer dan 20 minuten in
stand ACC of langer dan een uur AAN
staat (EV-systeem niet in werking) terwijl
de transmissie in stand P staat, wordt het
contact automatisch UIT gezet. Deze
functie kan het ontladen van de 12V-accu
echter niet helemaal voorkomen. Laat de
auto niet gedurende langere tijd in stand
ACC of AAN staan terwijl het EV-systeem
niet in werking is.
5.2 Rijprocedures
201
5
Rijden
Voorwaarden voor werking
Deze functie werkt wanneer niet alleen
aan alle werkingsvoorwaarden ervan
wordt voldaan, maar ook aan alle
onderstaande voorwaarden voor
stilstaande objecten rond de auto.
• Nadat het EV-systeem is gestart,
heeft de auto maximaal 7 m gereden
• Stand R is geselecteerd.
• Nadat de transmissie vanuit stand R in
stand D is gezet en de auto maximaal
7 m heeft gereden
De werking van het systeem stopt
wanneer
→Blz. 302
Detectie-informatie sensoren
Het detectiebereik van het systeem
verschilt van het detectiebereik van de
Toyota Parking Assist-sensor.
Daardoor wordt het PKSB-systeem
(Parking Support Brake) mogelijk niet
geactiveerd, ook al signaleert de Toyota
Parking Assist-sensor een stilstaand
object en geeft de Toyota Parking
Assist-sensor een waarschuwing.
Objecten die mogelijk niet goed
worden gesignaleerd door de sensor
→Blz. 282
Omstandigheden waaronder het
systeem mogelijk werkt, zelfs als er
geen kans op een aanrijding is
Behalve de situaties waarin stilstaande
objecten rond de auto (→blz. 301)
mogelijk niet door de sensoren worden
gesignaleerd, werkt het systeem
mogelijk ook niet in de volgende
gevallen
Bij zijdelingse verplaatsingen, zoals bij
fileparkeren:→blz. 302
Signaleren van objecten naast de auto
• Objecten naast de auto worden niet
onmiddellijk gesignaleerd. De plaats
van objecten ten opzichte van de autowordt geschat nadat ze voor het eerst
zijn gesignaleerd door de zijsensoren
voor of achter, of door de zijcamera's.
Daarom zal nadat het contact AAN is
gezet zelfs als er zich een object naast
de auto bevindt, dit object mogelijk
niet worden gesignaleerd totdat de
auto een klein stukje gereden heeft en
de zijsensoren of zijcamera's het
gebied naast de auto volledig gescand
hebben.
• Als een voertuig, persoon, dier,
enzovoort wordt gesignaleerd door
een zijsensor of zijcamera, maar
vervolgens uit het detectiegebied van
de zijsensor of zijcamera verdwijnt,
gaat het systeem ervan uit dat de
plaats van het object niet veranderd
is.
5.4.22 Toyota Teammate
Advanced Park*
*Indien aanwezig
Doel van Advanced Park
Advanced Park is een systeem dat helpt
bij het veilig en soepel parkeren in een
beoogd parkeervak door de dode hoeken
rond de auto en de parkeerplaats via een
vogelperspectief weer te geven en de
manoeuvre te begeleiden via
schermweergaves, de werking van een
zoemer, het wijzigen van de stand van de
transmissie en het bedienen van het
stuurwiel, gaspedaal en rempedaal.
Daarnaast kan de Panoramic View
Monitor het gebied voor en achter de
auto en een beeld van boven de auto
weergeven om te helpen de situatie van
het gebied rondom de auto te
beoordelen.
Raadpleeg voor meer informatie over de
Panoramic View Monitor de handleiding
voor het multimediasysteem.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
307
5
Rijden
Begeleidingsscherm (bij achteruitrijden)
AWerkingsicoon
Wordt weergegeven als Advanced
Park is ingeschakeld.
BAfstandslijnen (geel en rood)
Geven punten aan vanaf het midden
van de rand van de voor- of
achterbumper tot aan de beoogde
stoppositie (geel)
*en ongeveer 0,3 m
(rood) vanaf de auto.
CWaarschuwingsicoon bewegend
object
DDisplay werking remregeling in
noodgevallen
BRAKE! (remmen) wordt
weergegeven.
EWeergave Toyota Parking
Assist-sensor
→Blz. 279
*Als de beoogde stoppositie 2,5 m of
verder gelegen is, wordt de horizontale
lijn (geel) niet getoond.
Pop-updisplay Toyota Parking
Assist-sensor
Ongeacht of de Toyota Parking
Assist-sensor is uit- of ingeschakeld
(→blz. 280), wordt er automatisch een
pop-updisplay weergegeven over het
begeleidingsscherm als er een object
wordt gesignaleerd door de Toyota
Parking Assist-sensor terwijl Advanced
Park is ingeschakeld.Werking remregeling als Advanced Park
is ingeschakeld
Als het systeem, terwijl Advanced Park is
ingeschakeld, oordeelt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd
bewegend of stilstaand object groot is,
treden de
vermogensbegrenzingsregeling van het
EV-systeem en de remregeling in
werking.
Als de remregeling in werking is, wordt de
werking van Advanced Park onderbroken
en wordt er een melding weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
Zoemer
Afhankelijk van omgevingsgeluiden of
geluiden van andere systemen kan het
moeilijk zijn om de zoemer van dit
systeem te horen.
Als er een zwart scherm wordt
weergegeven op het multimedia-
display als Advanced Park in werking is
Het systeem wordt beïnvloed door
radiogolven of er is mogelijk een storing
in het systeem aanwezig. Als er een
radioantenne is geplaatst in de buurt van
een camera, verplaats deze dan naar een
locatie zo ver mogelijk van de camera.
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als er geen
radioantenne is geplaatst in de buurt van
een camera en het scherm nog niet
normaal werkt nadat het contact UIT is
gezet en het EV-systeem vervolgens weer
is gestart.
Advanced Park-functie haaks
inparkeren (vooruit/achteruit)
Beschrijving functie
De functie haaks inparkeren
(vooruit/achteruit) kan worden gebruikt
als het beoogde parkeervak kan worden
gesignaleerd wanneer de auto dicht bij en
haaks op het midden van het parkeervak
tot stilstand wordt gebracht. Ook kan,
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
318
• Afhankelijk van de omgeving kan
deze functie mogelijk niet worden
gebruikt. Gebruik de functie voor
een ander parkeervak
overeenkomstig de informatie die
wordt weergegeven op het
multimedia-display.
3. Selecteer de toets “Start”.
Er klinkt een zoemer, er wordt een
melding met betrekking tot de
werking weergegeven op het
multi-informatiedisplay en de
begeleiding wordt gestart.
• Als het rempedaal wordt losgelaten,
wordt “Moving Forward...” (rijdt naar
voren...) of “Backing Up...” (rijdt naar
achteren...) weergegeven en begint
de auto vooruit/achteruit te rijden.
• Druk op de hoofdschakelaar van
Advanced Park om de begeleiding
uit te schakelen.
Als de begeleiding wordt
uitgeschakeld, wordt “Advanced
Park Cancelled” (Advanced Park
uitgeschakeld) weergegeven.
Als u merkt dat de auto een voertuig,
object, persoon of greppel in de
buurt te dicht nadert:→blz. 320
4. Voer de handelingen uit
overeenkomstig de weergegeven
adviezen totdat de auto stopt in het
beoogde parkeervak.
Als de auto tot stilstand komt, wordt
“Advanced Park Finished” (Advanced
Park beëindigd) weergegeven en
wordt de begeleiding beëindigd.Als uselecteert op het
multimedia-display, zal de op het
voltooiingsscherm van de Parking
Assist weergegeven auto draaien.
Als u merkt dat de auto een voertuig,
object, persoon of greppel te dicht
nadert
Trap het rempedaal in om de auto tot
stilstand te brengen en zet de transmissie
in een andere stand om de rijrichting van
de auto te veranderen. Op dat moment
wordt de begeleiding onderbroken. Als de
toets “Start” echter wordt geselecteerd,
wordt de begeleiding hervat en beweegt
de auto in de richting die overeenkomt
met de geselecteerde stand van de
transmissie.
OPMERKING
Bij gebruik van de functie haaks
inparkeren (vooruit/achteruit)
• Controleer of er geen obstakels
aanwezig zijn binnen de gele
afstandslijnen en tussen de auto en de
beoogde parkeerplaats. Als er
obstakels aanwezig zijn tussen de
auto en de beoogde parkeerplaats of
binnen de gele afstandslijnen, schakel
dan deze functie uit.
• Het beoogde parkeervak kan niet
correct worden ingesteld als het
parkeervak zich op een helling bevindt
of als er hoogteverschillen zijn.
Hierdoor kan de auto buiten het
beoogde parkeervak of scheef komen
te staan. Gebruik deze functie daarom
niet voor dit soort parkeerplaatsen.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
320