WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Laad de auto niet als er kans is op
bliksem. Raak, als u bliksem
waarneemt terwijl u de auto aan het
laden bent, de auto en de
DC-laadkabel niet aan.
• Zorg ervoor dat de aansluitingen van
het DC-laadcontact niet nat worden.
• Houd de motorkap gesloten tijdens
DC-laden. De koelventilator kan
plotseling aanslaan. Houd uw handen
en kleding (met name stropdassen,
sjaals en dassen) uit de buurt van de
ventilator. Als u dit niet doet, kunnen
uw handen of kleding bekneld raken,
wat kan leiden tot ernstig letsel.
Bij het aansluiten van de
DC-laadstekker
• Volg de procedures van de DC-lader
om de DC-laadstekker aan te sluiten.
Als de stekker niet goed wordt
aangesloten, herkent het systeem de
verbinding niet en kan het
EV-systeem gestart worden.
Verwijder, als het laden is voltooid, de
DC-laadstekker uit het DC-laadcontact
alvorens het EV-systeem te starten.
Als de auto wordt gestart terwijl de
stekker nog is aangesloten, kan dit
leiden tot een ongeval, met mogelijk
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
• Verwijder de DC-laadstekker tijdens
het DC-laden niet uit het
DC-laadcontact. Nadat u de DC-lader
hebt bedient om het laden te
stoppen, verwijdert u de
DC-laadstekker uit het
DC-laadcontact.
OPMERKING
Bij gebruik van DC-laden
Volg de procedures van de DC-lader. Als
de procedures niet goed worden
gevolgd, kunnen de auto en de DC-lader
beschadigd raken.Na het laden
1. Bedien de DC-lader en stop het laden.
De DC-laadstekker wordt automatisch
ontgrendeld als het laden is voltooid.
2. Verwijder de DC-laadstekker.
De vorm van en het omgaan met de
DC-laadstekker verschilt per type
DC-lader. Voer de handelingen uit
overeenkomstig de procedures van de
DC-lader.
Plaats de verwijderde DC-laadstekker
weer in zijn oorspronkelijke positie.
3. Sluit de afdekkap van het
AC-laadcontact en sluit de afdekkap
van het DC-laadcontact. Sluit
vervolgens de klep van de
laadaansluiting.
Wanneer de procedure voor DC-laden
niet kan worden gestopt
Als het laden niet kan worden gestopt
vanaf de DC-lader als gevolg van een
storing, enz.
2.2 Laden
97
2
EV-systeem
U kunt het DC-laden ook stoppen door
met tussenpozen van1-2seconden
driemaal op de ontgrendeltoets voor de
portieren (op de elektronische sleutel of
het bestuurdersportier) te drukken.
Als de DC-laadstekker niet ontgrendeld
kan worden
→Blz. 80
Na DC-laden
Zelfs als de tractiebatterij is geladen tot
de ingestelde bovenste limiet, is het op de
DC-lader weergegeven laadniveau
mogelijk lager dan het werkelijke niveau.
OPMERKING
Waarschuwingen voor na DC-laden
• Plaats na het verwijderen van de
DC-laadstekker uit het laadcontact de
kap op het DC-laadcontact en sluit
vervolgens de klep van de
DC-laadaansluiting. Als de kap van het
DC-laadcontact niet wordt gesloten,
kunnen verontreinigingen in het
laadcontact terechtkomen en kan er
een storing optreden in het
EV-systeem.
2.2.8 Gebruik van de
laadschemafunctie
AC-laden kan worden uitgevoerd op het
gewenste tijdstip door het laadschema te
registreren.
Kalenderinstellingen
Het laadschema wordt uitgevoerd
volgens de datum en tijd die op het
multi-informatiedisplay worden
weergegeven. Raadpleeg “Weergave
instellingen” (→blz. 136)
Als het controlescherm voor de
kalenderinstellingen wordt weergegeven
wanneer geprobeerd is om een
laadschema te registreren, controleer dan
of de juiste datum is ingesteld. Als deze
niet juist is, pas hem dan aan.Als de kalenderinformatie niet klopt,
werkt de laadschemafunctie niet
normaal.
Instellingen van de laadschemafunctie
Bij het registreren van het laadschema
kunnen de volgende instellingen worden
gewijzigd.
Selecteren van de laadmodus
Een van de twee onderstaande laadmodi
kan worden geselecteerd
“Start”
Start het laden op het ingestelde tijdstip
*
en beëindigt het laden als de auto
volledig geladen is.
“Start-Stop”
Het AC-laden vindt plaats vanaf de
ingestelde starttijd tot de ingestelde
stoptijd.
*
*
Het starten van het laden kan iets
afwijken van het ingestelde tijdstip
vanwege de toestand van de
tractiebatterij.
Herhalingsinstelling
Het periodieke laadschema kan worden
ingesteld door de gewenste dag van de
week te selecteren. Selecteer een of meer
dagen van de week voor het laadschema.
Aan- en uitzetten van “Charge Now” (nu
opladen)
Om met het laden te beginnen zonder het
ingestelde laadschema te wijzigen moet
“Nu opladen” aangezet worden om het
laadschema tijdelijk te annuleren en
laden na het aansluiten van de
AC-laadstekker mogelijk te maken.
*
*
Als de laadstekker tijdens het laden
wordt verwijderd terwijl er een
laadschema is geregistreerd en “Charge
Now” (nu opladen) “On” (aan) is, gaat
“Charge Now” (nu opladen) “Off” (uit).
2.2 Laden
98
“Next Event” (volgende gebeurtenis)
“Next Event” (volgende gebeurtenis)
verwijst naar het laadschema dat van de
geregistreerde laadschema's het dichtst
bij het actuele tijdstip ligt.
Overeenkomstig het laadschema wordt
AC-laden uitgevoerd bij de “Next Event”
(volgende gebeurtenis).
Registreren van het laadschema
Het laadschema kan worden
geregistreerd op het multi-
informatiedisplay of het scherm van het
multimediasysteem.
• Bediening multi-informatiedisplay:
→blz. 100
• Bediening scherm
multimediasysteem:→blz. 103
Laadschema
• Het laadschema kan niet tijdens het
rijden worden ingesteld.
• Er kunnen maximaal 15 laadschema's
worden geregistreerd.
Als de laadmodus is ingesteld op
“Start-Stop” en de starttijd en stoptijd
op dezelfde tijd zijn ingesteld, wordt het
laden gedurende 24 uur, vanaf de
starttijd, uitgevoerd.
De laadschemafunctie kan niet worden
gebruikt in combinatie met DC-laden.
Controleren of de laadschemafunctie
goed werkt
Controleer het volgende.• Stel de klok in op het juiste tijdstip
(→blz. 136)
• De kalender wordt op de juiste datum
ingesteld (→blz. 136)
• Controleer of het contact UIT staat.
• Sluit na het opslaan van het
laadschema de AC-laadstekker aan.
Het starttijdstip voor het laden wordt
vastgesteld op basis van het
laadschema op het moment dat de
AC-laadstekker werd aangesloten.
• Sluit de AC-laadstekker aan voor de
starttijd.
Als de laadmodus is ingesteld op
“Start” en u de AC-laadstekker na de
ingestelde starttijd aansluit, wordt er
naar het volgende laadschema
verwezen.
Als de laadmodus is ingesteld op
“Start-Stop” en u de AC-laadstekker
na de starttijd aansluit, wordt het
laden onmiddellijk gestart en wordt er
geladen tot de stoptijd.
• Controleer na het aansluiten van de
AC-laadstekker of de laadindicator
van de laadaansluiting knippert
(→blz. 79)
• Gebruik geen contactdoos met
uitschakelfunctie (of timerfunctie).
Gebruik een contactdoos waar
constant spanning op staat. Bij
contactdozen met uitschakelfunctie
door bijvoorbeeld een timer verloopt
het laden mogelijk niet volgens plan
als de spanning tijdens de ingestelde
tijd uitgeschakeld wordt.
Als de AC-laadstekker aangesloten
blijft op de auto
• Zelfs wanneer de laadmodus is
ingesteld op “Start” en er meerdere
opeenvolgende laadschema's zijn
geregistreerd, wordt de volgende
laadprocedure niet uitgevoerd
volgens het laadschema als de
AC-laadstekker na het voltooien van
de laadprocedure niet is verwijderd en
opnieuw is aangesloten. Verder zal, als
2.2 Laden
99
2
EV-systeem
de tractiebatterij volledig geladen is,
het laadschema niet worden
uitgevoerd.
• Als de stoptijd voor het laden wordt
bereikt voordat de tractiebatterij
volledig is geladen en de laadmodus is
ingesteld op “Start-Stop”, wordt het
eerstvolgende schema na de stoptijd
bijgewerkt als het volgende
laadschema en wordt het laden
herhaald totdat de batterij volledig is
geladen.
Als laadschema's worden genegeerd
Als de volgende handelingen worden
uitgevoerd terwijl het laadschema
stand-by staat, wordt het laadschema
tijdelijk geannuleerd en wordt er
begonnen met laden.
• Als de op afstand bedienbare
airconditioning (→blz. 365) wordt
ingeschakeld
• Als de “My Room Mode” (mijn
ruimte-modus) wordt ingeschakeld
(→blz. 108)
• Als “Charge now” (nu laden) wordt
ingeschakeld (→blz. 103, blz. 107)
• Als er een handeling wordt uitgevoerd
waardoor het laden middels het
tijdschema tijdelijk wordt
geannuleerd (→blz. 89)
“Battery heater” (batterijverwarming)
(→Verwarming
tractiebatterij 81)/“Battery Cooler”
(batterijkoeler) (→Koeler
tractiebatterij 82)
Afhankelijk van de temperatuur van de
tractiebatterij wordt de verwarming van
de tractiebatterij of de
tractiebatterijkoeler mogelijk
geactiveerd en gaat de laadindicator
mogelijk branden terwijl de timer wacht
op het opladen.Instellingen uitvoeren op het
multi-informatiedisplay
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel als het laadschema
wordt gebruikt.
ABedieningstoetsen
instrumentenpaneel (→blz. 134)
BMulti-informatiedisplay
Registreren van het laadschema
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Settings” (laadinstellingen) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Settings”
(laadinstellingen) wordt
weergegeven.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Schedule” (laadschema) te selecteren
en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Schedule”
(laadschema) wordt weergegeven.
2.2 Laden
100
5. Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Scheduled
Events” (geplande gebeurtenissen) te
selecteren en druk op
.
Het scherm “Scheduled Events”
(geplande gebeurtenissen) wordt
weergegeven.
6. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “+
toevoegen” te selecteren en druk
vervolgens op
.
Het scherm “Charging Mode”
(laadmodus) wordt weergegeven.
7. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het te
wijzigen item te selecteren en druk
vervolgens op
ofom de
instelling te wijzigen. Als de
laadmodus ingesteld is op “Start”, stel
dan het starttijdstip van het laden in.
Als de laadmodus ingesteld is op
“Start-Stop”, stel dan het starttijdstipen het stoptijdstip van het laden in.
Druk nadat de instellingen zijn
aangepast op
.
8. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de gewenste
dag voor de herhalingsinstelling te
selecteren en druk vervolgens op
.
Elke keer dat opwordt gedrukt,
wisselt de herhalingsinstelling tussen
aan en uit. Als voor aan is gekozen,
wordt het laadschema op die dag
herhaald. Het is mogelijk meer dan
één dag aan te zetten. Selecteer nadat
de instellingen zijn aangepast “Done”
(gereed) en druk vervolgens op
.
Er wordt een scherm weergegeven
waarmee de instellingen kunnen
worden opgeslagen.
9. Selecteer “Opslaan” en druk
in
om de instellingen op te slaan. De
instellingen worden opgeslagen. Als u
de instellingen wilt wijzigen, druk dan
op
en voer de instelprocedure
opnieuw uit. Na het voltooien van de
instellingen zal, als de AC-laadstekker
wordt aangesloten op de auto, het
laden worden uitgevoerd volgens de
instellingen van het laadschema.
Aan- en uitzetten van de laadschema's
De geregistreerde laadschema's kunnen
aan en uit worden gezet.
1. Voer stap1totenmet5van de
procedure “Registreren van het
laadschema” (→blz. 100) uit en geef
het scherm “Scheduled Events”
(geplande gebeurtenissen) weer.
Er wordt een lijst met geregistreerde
laadschema's weergegeven.
2.2 Laden
101
2
EV-systeem
Registreren van het laadschema
1. Geef het scherm “Charging Schedule”
(laadschema) weer. (→Blz. 104)
2. Druk op “Add” (voeg toe).
Het scherm “Add event” (gebeurtenis
toevoegen) wordt weergegeven.
3. Wijzig het schema naar de gewenste
tijd.
• Laadmodus
Druk op “Start at set time”
(beginnen op ingestelde tijd) of
“Start and stop at set times”
(beginnen en stoppen op vaste
tijden) om de gewenste laadmodus
in te stellen.
• Wanneer “Start at set time”
(beginnen op ingestelde tijd) wordt
geselecteerd:
Stel de starttijd voor het laden in en
druk op OK.Wanneer “Start and stop at set
times” (beginnen en stoppen op
vaste tijden) wordt geselecteerd
Stel de starttijd en stoptijd voor het
laden in en druk op OK.
• Herhaalde instellingen
Selecteer de dag van de week en
druk op OK.
Indien ingeschakeld, wordt het
laadschema op die dag herhaald. Het
is mogelijk meer dan één dag aan te
zetten.
4. Druk op “Save” (opslaan) als het
instellen voltooid is.
2.2 Laden
105
2
EV-systeem
• Afstandscherm
1. Druk op
.
2. Druk op “Solar charging”
(zonne-energie).
Als een ander scherm dan het
gewenste scherm wordt
weergegeven, selecteert u “Distance”
(afstand).
Deze afbeeldingen zijn slechts
voorbeelden en kunnen licht afwijken
van de werkelijke situaties.
AActuele energieopwekking
BAfgelegde kilometers met
energieopwekking van vandaag*1
CAfgelegde kilometers met totale
energieopwekking*1
DGegevens wissen
Hiermee worden de dagelijkse
gegevens gereset.
EAfgelegde kilometers met
dagelijkse energieopwekking*1, 2
*1
Deze waarden worden berekend
door de opgewekte energie om te
zetten in een afgelegde afstand, maar
wijken mogelijk af van de werkelijke
afstand. Als de auto is voorzien van
optionele banden, wijkt de
weergegeven waarde mogelijk af van
de werkelijke afstand.
*2Kan door bepaalde handelingen
worden gereset.
Solarlaadsysteem
• In de volgende situaties wordt het
laden van de tractiebatterij via het
solarlaadsysteem niet uitgevoerd.– Het contact staat niet UIT
– De verwarming van de
tractiebatterij is in werking
(→blz. 81)
– De op afstand bedienbare
airconditioning is ingeschakeld
– De tractiebatterij is volledig geladen
– De tractiebatterij is volledig
ontladen
• In de volgende situaties stopt het
solarlaadsysteem met het opwekken
van zonne-energie en het leveren van
energie aan de tractiebatterij en
andere systemen.
– De motorkap wordt geopend
– AC- of DC-laden is gestart
– Bij gebruik van de “Mijn
ruimte-modus”
– De functie voor het behoud van de
temperatuur van het
solarlaadsysteem is in werking
– Er is een storing aanwezig in het
solarlaadsysteem
• De hoeveelheid energie die door het
zonnedak kan worden opgewekt, is
afhankelijk van het seizoen, het
klimaat, de weersomstandigheden, de
hoek van de auto en
omgevingsfactoren.
• Zelfs als maar een deel van het
zonnedak in de schaduw ligt, kan er al
sprake zijn van een aanzienlijke
terugval in energieopwekking.
• Volg onderstaande aanwijzingen om
het zonnedak optimaal te laten
presteren.
– Reinig het dak regelmatig (vooral
bladeren en vogeluitwerpselen
kunnen leiden tot een aanzienlijke
afname van de energieopwekking).
– Verwijder sneeuw zo snel mogelijk
van het dak
– Breng geen striping of stickers aan
op het dak. Geadviseerd wordt geen
dakdrager of iets dergelijks te
monteren tenzij dit noodzakelijk is
2.2 Laden
113
2
EV-systeem
Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
Fout gedetecteerd door de DC-
lader of de systeemcontrole
van de auto.Er is mogelijk een storing aanwezig in de DC-lader of het
laadsysteem.
■Als er een storing aanwezig is in de DC-lader, neem dan
contact op met de beheerder van het laadstation.
■Als er geen storing aanwezig is in de DC-lader, zit er
mogelijk een storing in het systeem. Neem contact op
met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
■Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als het
EV-systeem niet kan worden gestart.
De voeding van de DC-lader
wordt uitgeschakeld.Neem contact op met de beheerder van het laadstation en
controleer de status van de voeding.
De tractiebatterij is al volledig
geladenAls de tractiebatterij volledig geladen is, is DC-laden niet
mogelijk.
De AC-laadstekker is ook aan-
gesloten.DC-laden en AC-laden kunnen niet gelijktijdig worden uit-
gevoerd.
Het EV-systeem wordt gestart.Wanneer het EV-systeem wordt ingeschakeld, kan DC-laden
niet worden gestart.
Ook als een andere schakelstand dan P is geselecteerd, is
DC-laden niet mogelijk.
Als het DC-laden wordt onderbroken
Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
De timer voor de DC-lader is geacti-
veerd.Afhankelijk van het type DC-lader is de timer mogelijk
zo ingesteld dat hij na een bepaalde tijd stopt met la-
den.
Ga dit na bij de beheerder van het laadstation.
De voeding van de DC-lader is uitge-
schakeld.Controleer de status van de voeding van de DC-lader.
Als de status van de voeding niet duidelijk is, neem
dan contact op met de beheerder van het laadstation.
De temperatuur van de tractiebatterij
is extreem hoog of laag.DC-laden wordt mogelijk niet uitgevoerd bij extreem
hoge of extreem lage omgevingstemperaturen. Laad
de tractiebatterij nadat de temperatuur is gestabili-
seerd.
Fout gedetecteerd door de DC-lader
of de systeemcontrole van de auto.Er is mogelijk een storing aanwezig in de DC-lader of
het laadsysteem.
■Als er een storing aanwezig is in de DC-lader, neem
dan contact op met de beheerder van het
laadstation.
■Als er geen storing aanwezig is in de DC-lader, zit
er mogelijk een storing in het systeem. Neem
contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■Neem contact op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
als het EV-systeem niet kan worden gestart.
2.2 Laden
117
2
EV-systeem