Controlelampje Traction Control
Waarschuwingslampje Details/handelingen
Geeft aan dat er een storing is in:
■Het VSC-systeem;
■De TRC; of
■De Hill Start Assist Control
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje parkeerrem
Waarschuwingslampje Details/handelingen
(Knippert)Mogelijk is de parkeerrem niet volledig geactiveerd of gedeac-
tiveerd
Bedien nogmaals de parkeerremschakelaar.
Dit lampje gaat branden als de parkeerrem niet gedeactiveerd
is. Als het lampje uitgaat nadat de parkeerrem gedeactiveerd
is, werkt het systeem normaal.
Controlelampje Brake Hold-systeem in werking
Waarschuwingslampje Details/handelingen
(Knippert)Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het Brake Hold-
systeem
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingszoemer
In sommige gevallen is de zoemer niet
hoorbaar door omgevingsgeluiden of
geluid van het audiosysteem.
Detectiesensor voorpassagier,
controlelampje veiligheidsgordel en
waarschuwingszoemer
• Als er bagage wordt geplaatst op de
passagiersstoel kan de detectiesensor
het controlelampje laten knipperen en
de waarschuwingszoemer laten
klinken, ook al zit er niemand op de
passagiersstoel.
• Als er op de stoel een kussen wordt
geplaatst, werkt de sensor wellicht
niet goed, waardoor ook het
waarschuwingslampje niet goed
werkt.Waarschuwingslampje
(waarschuwingszoemer) elektrische
stuurbekrachtiging
Als de spanning van de 12V-accu laag is
of tijdelijk daalt, kan het
waarschuwingslampje van de
elektrische stuurbekrachtiging gaan
branden en kan er een
waarschuwingszoemer klinken.
Als het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat branden
Controleer het uiterlijk van de banden
om na te gaan of er een band lek is.
Als een band lek is:→blz. 455
Als geen van de banden lek is: Zet het
contact UIT en vervolgens AAN.
Controleer of het waarschuwingslampje
lage bandenspanning gaat branden of
knipperen.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
447
8
Bij problemen
Als “System Malfunction Visit Your
Dealer” (Storing in systeem. Ga naar
uw dealer) wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig)
• RSA (Road Sign Assist)
• BSM (Blind Spot Monitor) (indien
aanwezig)
• RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)
(indien aanwezig)
• FHL (automatisch knipperende
alarmknipperlichten achter)
• SEA (Safe Exit Assist) (indien
aanwezig)
• Toyota Parking Assist-sensor (indien
aanwezig)
• PKSB (Parking Support Brake) (indien
aanwezig)
• RCD (Rear Camera Detection) (indien
aanwezig)
Laat de auto onmiddellijk nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als “System Stopped See Owner’s
Manual” (Systeem uitgeschakeld.
Raadpleeg handleiding) wordt
weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig)
• RSA (Road Sign Assist)
• BSM (Blind Spot Monitor) (indien
aanwezig)
• RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)
(indien aanwezig)
• FHL (automatisch knipperende
alarmknipperlichten achter)
• SEA (Safe Exit Assist) (indien
aanwezig)
• Toyota Parking Assist-sensor (indien
aanwezig)
• PKSB (Parking Support Brake) (indien
aanwezig)
• RCD (Rear Camera Detection) (indien
aanwezig)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
• Controleer de accuspanning.
• Verwijder eventueel aanwezige
verontreinigingen van de
radarsensoren opzij voor/achter.
Als “System Stopped Front Camera
Low Visibility See Owner’s Manual”
(Systeem uitgeschakeld. Beperkt zicht
camera voor. Raadpleeg handleiding)
wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig)
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
451
8
Bij problemen
• RSA (Road Sign Assist)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
• Wis de voorruit schoon met de
ruitenwissers.
• Ontwasem de voorruit met de
airconditioning.
• Sluit de motorkap en verwijder
eventuele stickers en dergelijke zodat
de camera voor niet meer wordt
afgedekt.
Als “System Stopped Front Camera
Out of Temp. Range Wait until Normal
Temperature” (Systeem uitgeschakeld.
Radarsensor voor buiten
temperatuurbereik. Wacht tot deze
weer op normale temperatuur is”
wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig)
• RSA (Road Sign Assist)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
• Als de camera voor heet is,
bijvoorbeeld doordat de auto in de zon
heeft gestaan, maak dan gebruik van
de airconditioning om het gedeelte
rondom de camera voor af te koelen.
• Als bij het parkeren van de auto
gebruik is gemaakt van een
zonnescherm, kan bij bepaalde typen
zonneschermen door het zonlicht dat
door het oppervlak ervan wordt
gereflecteerd de temperatuur van de
camera voor extreem hoog oplopen.• Als de camera voor koud is,
bijvoorbeeld doordat de auto in een
zeer koude omgeving heeft gestaan,
maak dan gebruik van het
airconditioningsysteem om het
gedeelte rondom te camera voor op te
warmen.
Als “System Stopped Front Radar
Sensor Blocked Clean Radar Sensor”
(Systeem uitgeschakeld. Radarsensor
voor geblokkeerd. Reinig radarsensor)
wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig)
• RSA (Road Sign Assist)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
• Controleer of de radarsensor of de kap
van de radarsensor is verontreinigd en
maak ze indien nodig schoon
(→blz. 229).
• Deze melding wordt mogelijk
weergegeven tijdens het rijden in een
open gebied met weinig andere
voertuigen, gebouwen en andere
constructies in de nabije omgeving,
zoals bij grote dorre vlaktes, grasland,
braakliggende terreinen, enz.
De melding zal dan waarschijnlijk weer
verdwijnen als wordt gereden in een
gebied met gebouwen, andere
constructies en andere voertuigen in
de nabije omgeving.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
452
Als “System Stopped Front Radar
Sensor Out of Temp. Range Wait until
Normal Temperature” (Systeem
uitgeschakeld. Radarsensor voor
buiten temperatuurbereik. Wacht tot
deze weer op normale temperatuur is”
wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig)
• RSA (Road Sign Assist)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
• De temperatuur van de radarsensor
ligt buiten het werkingsgebied. Wacht
totdat de temperatuur normaal is.
Als “System Stopped Front Radar In
Self Calibration See Owner’s Manual”
(Systeem uitgeschakeld. Zelfkalibratie
radar voor bezig. Zie handleiding)
wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig)
• RSA (Road Sign Assist)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.• Controleer of de radarsensor of de kap
van de radarsensor is verontreinigd en
maak ze indien nodig schoon
(→blz. 229).
• De radarsensor is mogelijk niet goed
uitgelijnd en wordt automatisch
afgesteld tijdens het rijden. Rijd nog
even verder.
Als “Cruise Control Unavailable See
Owner’s Manual” (Cruise
Control-systeem niet beschikbaar, zie
handleiding) wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• Dynamic Radar Cruise Control
• Cruise control
Er wordt een melding weergegeven als
er herhaaldelijk op de toets
rijondersteuning wordt gedrukt.
Druk de toets rijondersteuning snel en
stevig in.
Als “Speed Limiter Unavailable See
Owner’s Manual” (Snelheidsbegrenzer
niet beschikbaar, zie handleiding)
wordt weergegeven (indien aanwezig)
Deze melding kan worden weergegeven
als schakelstand R is geselecteerd.
Selecteer stand D.
Er wordt een melding weergegeven als
er herhaaldelijk op de toets
rijondersteuning wordt gedrukt.
Druk de toets rijondersteuning snel en
stevig in.
Als “Driver Monitor Unavailable See
Owner’s Manual” (Bestuurderscamera
niet beschikbaar, zie handleiding)
wordt weergegeven
De lens van de bestuurderscamera is
mogelijk vuil.
Als de cameralens vuil is, reinig deze dan
met een droge zachte doek om
beschadigingen te voorkomen.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
453
8
Bij problemen
3. Neem de slang los van het ventiel,
verwijder het dopje van de slang en
sluit dan de slang weer aan.
4. Schakel de compressor in, wacht een
paar seconden en schakel deze dan
weer uit. Controleer of de
bandenspanningsmeter de
voorgeschreven spanning aangeeft.
(→Blz. 482) Zet de compressor weer
aan als de spanning onder de
voorgeschreven waarde ligt en vul de
band tot de juiste spanning is bereikt.
Nadat een band is gerepareerd met de
bandenreparatieset
• Vervang de bandenspanningssensor
en -zender.
• Zelfs als de bandenspanning op het
voorgeschreven niveau ligt, gaat
mogelijk het waarschuwingslampje
lage bandenspanning
branden/knipperen.
WAARSCHUWING!
Bij het repareren van een lekke band
• Parkeer de auto op een veilige plaats
en een vlakke ondergrond.
• Raak de wielen of het gedeelte rond
de remmen direct nadat met de auto
is gereden niet aan. Nadat met de
auto is gereden, zijn de wielen en het
gedeelte rond de remmen mogelijk
zeer heet. Wanneer u deze delen met
uw handen, voeten of andere
lichaamsdelen aanraakt, kan dit
leiden tot brandwonden.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Sluit de slang stevig aan op het
ventiel terwijl het wiel aan de auto
bevestigd is.
Als de slang niet goed op het ventiel
is aangesloten, kan er lekkage van
lucht optreden waarbij
bandenreparatievloeistof naar
buiten spuit.
• Als de slang tijdens het vullen
loskomt van het ventiel, is het
mogelijk dat de slang abrupte
bewegingen maakt vanwege de
luchtdruk.
• Nadat de band gevuld is, kunnen er
spetters bandenreparatievloeistof
naar buiten komen als de slang wordt
losgemaakt of wanneer u lucht uit de
band laat ontsnappen.
• Volg voor het repareren van de band
de volgende procedure. Als u de
procedure niet volgt, kan de
bandenreparatievloeistof naar
buiten spuiten.
• Bewaar afstand tot de band wanneer
deze gerepareerd wordt, omdat de
band kan klappen. Zet de schakelaar
van de compressor direct uit als u
ziet dat de band scheurtjes vertoont
of vervormt.
• De reparatieset kan oververhit raken
als deze langere tijd achter elkaar
wordt gebruikt. Gebruik de
compressor niet langer dan
40 minuten achter elkaar.
• Delen van de reparatieset worden
tijdens het gebruik heet. Behandel de
reparatieset voor en na gebruik
voorzichtig. Raak het metalen deel
rond de verbinding tussen de fles en
de compressor niet aan. Dit is
namelijk zeer heet.
• Plak de waarschuwingssticker voor
de rijsnelheid alleen op de
aangegeven plaats. Als de sticker
wordt aangebracht op een plaats
waar zich een airbag bevindt, zoals
op het middelste deel van het
stuurwiel, dan kan dit de werking van
het airbagsysteem hinderen.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
464
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Rijden om de
bandenreparatievloeistof gelijkmatig
te verdelen
Neem om de kans op ongevallen te
beperken de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u de macht
over het stuur verliezen, wat kan leiden
tot een ongeval met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
• Rijd langzaam en voorzichtig. Wees
extra voorzichtig bij het maken van
bochten.
• Als de auto niet rechtuit rijdt of als u
merkt dat het stuurwiel naar één
kant trekt, brengt u de auto tot
stilstand en controleert u het
volgende:
– Toestand van de band. De band kan
van de velg zijn afgelopen.
– Bandenspanning. Als de
bandenspanning 130 kPa
(1,3 kg/cm
2of bar, 19 psi) of lager is,
is de band mogelijk ernstig
beschadigd.
OPMERKING
Een noodreparatie uitvoeren
• Voer de noodreparatie uit zonder de
spijker of schroef die het loopvlak
heeft doorboord te verwijderen. Als
het object dat het lek heeft
veroorzaakt is verwijderd, is het
wellicht niet mogelijk om een
noodreparatie met de
bandenreparatieset uit te voeren.
• De reparatieset is niet
waterbestendig. Zorg dat de
bandenreparatieset niet in aanraking
komt met water, bijvoorbeeld bij
gebruik tijdens regen.
• Zet de bandenreparatieset niet op een
stoffige ondergrond, zoals in het zand
of in de berm. Als de reparatieset stof
e.d. opzuigt, kunnen er storingen
optreden.
OPMERKING(Vervolg)
• Zorg ervoor dat de fles met
bandenreparatievloeistof zich in
verticale positie bevindt. De
reparatieset werkt niet goed als hij
gekanteld is.
Voorzorgsmaatregelen voor de
bandenreparatieset
• De reparatieset heeft als voeding
12V-gelijkstroom nodig. Sluit de
reparatieset niet aan op andere
voedingsbronnen.
• Berg de reparatieset op, zodat de set
beschermd is tegen vuil en vocht.
• Berg de reparatieset op in de
bagageruimte, buiten bereik van
kinderen.
• Demonteer de reparatieset niet en
breng geen wijzigingen aan. Stel
onderdelen als de
bandenspanningsmeter niet bloot aan
schokken. Hierdoor kunnen storingen
optreden.
Voorkomen van schade aan de
bandenspanningssensoren en
-zenders
Als een band is gerepareerd met
bandenreparatievloeistof, werken de
bandenspanningssensor en -zender
mogelijk niet goed. Neem wanneer
bandenreparatievloeistof is gebruikt zo
snel mogelijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Vervang na het gebruik van
bandenreparatievloeistof de
bandenspanningssensor en -zender
wanneer de band wordt gerepareerd of
vervangen. (→Blz. 409)
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
465
8
Bij problemen
Herinneringsfunctie achterstoel (→blz. 145)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stellingABC
Indicatie om te voorkomen
dat er iets op de achterstoel
achterblijftAan Uit — O —
Portiervergrendeling (→blz. 142, blz. 468)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stellingABC
Ontgrendelen met de mecha-
nische sleutelAlle portieren in
één keer ont-
grendelenBestuurderspor-
tier ontgrende-
len in één keer,
overige portie-
renintweekeer—— O
Functie koppeling van rijsnel-
heid aan portiervergrende-
lingAan Uit O — O
Functie koppeling van stand
transmissie aan portierver-
grendelingUit Aan O — O
Functie koppeling van stand
selectiehendel aan portier-
ontgrendelingUit Aan O — O
Functie koppeling portieront-
grendeling aan bestuur-
dersportierAan Uit O — O
Elektrisch bedienbare achterklep*(→blz. 150)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stellingABC
Openingspositie elektrisch
bedienbare achterklep5 1-4 — O —
Werking elektrisch bedien-
bare achterklepAan Uit — O —
Zoemervolume Niveau 3Niveau 1
—O—
Niveau 2
Zoemer Uit Aan — — O
Handsfree elektrisch bedien-
bare achterklep (sensor rege-
ling voetbediening)
*Aan Uit — O O
Zoemer voetbediening (sen-
sor regeling voetbediening)
*Aan Uit — — O
Handsfree elektrisch bedien-
bare achterklep (sensor rege-
ling voetbediening) als het
contact UIT is
*
Aan Uit — — O
9.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
485
9
Voertuigspecificaties
Waarschuwingszoemer achteruitrijden
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stellingABC
Signaal (zoemer) wanneer de
transmissie in stand R staatPermanent Dempen — — O
Startknop (→blz. 201)
Functie Persoonlijke voorkeursinstellingABC
Stand ACC Aan/Uit O — O
Automatische verlichting (→blz. 213)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stellingABC
Gevoeligheid lichtsensor Standaard -2 - 2 O — O
Tijd die verstrijkt voordat de
koplampen uitgaan (Exten-
ded Headlight Lighting)30 seconden60 seconden
—— O 90 seconden
120 seconden
Verlichting (→blz. 213)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursin-
stellingABC
Zoemer verlichting Aan Uit — — O
AHS (Adaptive High Beam-systeem)*1(→blz. 215)
Functie Persoonlijke voorkeursinstellingABC
Adaptive High Beam-
systeemAan/Uit — — O
Aanpassing helderheid en
het verlichte gebied van het
grootlicht op basis van de
rijsnelheid15 km/h/30 kmh/60 km/h — — O
Aanpassen van de intensiteit
van het grootlicht tijdens het
rijden in bochten (het gebied
in de richting waarin de auto
draait wordt helderder ver-
licht)Aan/Uit — — O
Aanpassing van het stra-
lingsbereik van het dimlicht
in overeenstemming met de
afstand tot een voorligger of
tegenliggerAan/Uit — — O
9.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
488