2. Draai de tankdop langzaam open en
plaats hem in de houder in de
tankdopklep.
Als de tankdopklep niet kan worden
geopend
→Blz. 499
Sluiten van de tankdop
Draai na het tanken van brandstof de
tankdop tot u een klik hoort. Als u de dop
loslaat, zal hij iets in de andere richting
draaien.
WAARSCHUWING!
Vervangen van de tankdop
Gebruik alleen de originele
Toyota-tankdop voor uw auto. Als u
een andere tankdop gebruikt, kan er
brand ontstaan of kunnen er andere
problemen optreden met mogelijk
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
5.5 Gebruik van de
ondersteunende systemen
5.5.1 Toyota Safety Sense*
*Indien aanwezig
Toyota Safety Sense bestaat uit de
volgende ondersteunende systemen en
draagt bij aan een veilige en comfortabele
rijervaring:
Ondersteunend systeem
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
→Blz. 281
LTA (Lane Tracing Assist)
→Blz. 289
AHB (Automatic High Beam)
→Blz. 262
RSA (Road Sign Assist) (indien aanwezig)
→Blz. 298
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
→Blz. 302
WAARSCHUWING!
Toyota Safety Sense
Toyota Safety Sense is ontworpen om
te werken met als uitgangspunt dat de
bestuurder voorzichtig rijdt om te
helpen de gevolgen van een aanrijding
voor de inzittenden en de auto te
beperken of de bestuurder te
assisteren onder normale
rijomstandigheden.
Vertrouw niet blindelings op het
systeem, aangezien er een grens is aan
de mate van nauwkeurigheid bij de
herkenning en de ondersteunende
mogelijkheden die dit systeem kan
bieden. Het is altijd de
verantwoordelijkheid van de
5.4 Tanken
271
5
Rijden
Zet de selectiehendel in stand P.
Als “Shift Out of N Release Accelerator
Before Shifting” (Zet selectiehendel in
andere stand dan N. Laat vóór het
schakelen het gaspedaal los) wordt
weergegeven
De melding wordt weergegeven
wanneer het gaspedaal wordt ingetrapt
en de selectiehendel in stand N staat.
Laat het gaspedaal los en zet de
selectiehendel in stand D of R.
Als “Press Brake when vehicle is
stopped Hybrid system may overheat”
(Trap rempedaal in als voertuig is
gestopt. Hybridesysteem kan
oververhit raken) wordt weergegeven
De melding wordt weergegeven
wanneer het gaspedaal wordt ingetrapt
om de auto op een helling omhoog te
laten stilstaan, enz.
Als deze situatie blijft voortduren, kan
het hybridesysteem oververhit raken.
Laat het gaspedaal los en trap het
rempedaal in.
Als “Auto Power OFF to Conserve
Battery” (Automatische uitschakeling
contact om batterij te sparen) wordt
weergegeven
Het contact is UIT gezet door de
automatische power off-functie.
Bedien de volgende keer dat u het
hybridesysteem start het
hybridesysteem gedurende ongeveer
5 minuten om de 12V-accu op te laden.
Als “Engine Oil Level Low Add or
Replace” (Motoroliepeil laag. Bijvullen
of verversen) wordt weergegeven
Het motoroliepeil is mogelijk te laag.
Controleer het oliepeil en vul indien
nodig olie bij. Deze
waarschuwingsmelding verschijnt
mogelijk wanneer de auto op een helling
stilstaat. Plaats de auto op een
horizontale ondergrond en controleer of
de melding verdwijnt.Als er een melding wordt weergegeven
dat er een storing in de camera voor
aanwezig is (indien aanwezig)
De onderstaande systemen worden
mogelijk tijdelijk uitgeschakeld tot het in
de melding aangegeven probleem is
opgelost. (→Blz. 280, blz. 466)
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
*
• LTA (Lane Tracing Assist)*
• AHB (Automatic High Beam)*
• RSA (Road Sign Assist)*
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik*
*
Indien aanwezig
Als er een melding wordt weergegeven
dat er een storing in de radarsensor
aanwezig is
De onderstaande systemen worden
mogelijk tijdelijk uitgeschakeld tot het in
de melding aangegeven probleem is
opgelost. (→Blz. 280, blz. 466)
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
*
• LTA (Lane Tracing Assist)*
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik*
*
Indien aanwezig
Als “Radar Cruise Control Temporarily
Unavailable See Owner’s Manual”
(Dynamic Radar Cruise Control-
systeem tijdelijk niet beschikbaar, zie
handleiding) wordt weergegeven
Het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem met volledig
snelheidsbereik (indien aanwezig) wordt
tijdelijk uitgeschakeld of tot het in de
melding aangegeven probleem is
opgelost. (Oorzaken en oplossingen:
→blz. 280)
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
477
8
Bij problemen
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Vermijd plotseling accelereren,
abrupte stuuracties, plotseling
remmen en schakelhandelingen die
een plotselinge motorremwerking
veroorzaken.
Bij gebruik van het compacte
reservewiel
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid
niet goed wordt weergegeven en dat de
volgende systemen niet goed werken:
– ABS en Brake Assist
– VSC/Trailer Sway Control
–TRC
– Cruise control (indien aanwezig)
– Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (indien
aanwezig)
– PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(indien aanwezig)
– EPS
– LTA (Lane Tracing Assist) (indien
aanwezig)
– Bandenspanningswaarschuwings-
systeem
– AHB (Automatic High Beam)
(indien aanwezig)
– BSM (Blind Spot Monitor) (indien
aanwezig)
– Rear View Monitor-systeem
(indien aanwezig)
– Panoramic View Monitor (indien
aanwezig)
– Toyota Parking Assist-monitor
(indien aanwezig)
– Toyota Parking Assist-sensor
(indien aanwezig)
– PKSB (Parking Support Brake)
(indien aanwezig)
– Navigatiesysteem (indien
aanwezig)
Bovendien kan het onderstaande
systeem niet volledig worden gebruikt,
maar worden mogelijk ook de
onderdelen van de aandrijflijn negatief
beïnvloed:
– E-Four (elektronisch on-demand
AWD-systeem)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Snelheidsbeperking bij gebruik van
het compacte reservewiel
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een
compact reservewiel onder de auto is
gemonteerd.
Het compacte reservewiel is niet
ontworpen voor gebruik bij hoge
snelheden. Het niet opvolgen van deze
voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval en ernstig letsel.
Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het
gereedschap en de krik weer goed zijn
opgeborgen en bevestigd. Dit om te
voorkomen dat een van deze
voorwerpen bij een aanrijding of bij
hard remmen letsel veroorzaakt.
OPMERKING
Rijd voorzichtig over oneffenheden in
het wegdek heen als het compacte
reservewiel onder de auto gemonteerd
is
De auto ligt lager op de weg als het
compacte reservewiel is gemonteerd
dan wanneer er gereden wordt met de
standaardbanden. Wees voorzichtig bij
het rijden over slechte wegen.
Rijden met sneeuwkettingen en het
compacte reservewiel
Monteer geen sneeuwketting op het
compacte reservewiel.
De sneeuwketting kan de carrosserie
beschadigen en het rijgedrag in
negatieve zin beïnvloeden.
Bij het vervangen van banden
Neem voor het verwijderen en plaatsen
van wielen, banden of
bandenspanningssensoren en -zenders
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige, omdat de
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
497
8
Bij problemen
A
Antidiefstalsysteem...........62
Alarm*..................63
Bedienen van het systeem......62
Inbraaksensor en hellingsensor . . .64
Inschakelen/uitschakelen/uitzetten
van het alarmsysteem.........63
Inschakelen/uitschakelen van de
supervergrendeling..........62
Startblokkering.............62
Supervergrendeling*.........62
B
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers...............260
Achterruitenwisser en -sproeier . .268
AHB (Automatic High Beam)* . . .262
Bedienen van de
ruitenwisserhendel......266
,268
Bediening...............265
Extended Headlight
Lighting-systeem..........262
Handmatig in- en uitschakelen van
het grootlicht.............264
Inschakelen van de koplampen . . .260
Inschakelen van het Automatic High
Beam-systeem............262
Inschakelen van het grootlicht . . .262
Lichtschakelaar............260
Ruitenwissers en -sproeiers. . . .265
Schakelaar mistlampen.......265
Belangrijke informatie.........460
Alarmknipperlichten.........460
Als de onder water staat of het water
op de weg stijgt............461
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .460
Bedieningsinstructies........460
De auto tot stilstand brengen . . .460
G
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming.........372
Activeren van de op afstand
bedienbare airconditioning.....380
Automatische airconditioning . . .372Bedienen van de stoelverwarming
achter..................383
Bedienen van de stoelverwarming en
-ventilatoren voor..........382
Bedienen van de stoelverwarming
voor...................382
Bedieningspaneel
airconditioning............372
Gebruik van de automatische
modus.................376
Geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus)..........377
Op afstand bedienbare
airconditioning............379
Overzicht en bediening
uitstroomopeningen.........378
Stuurwielverwarming........382
Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming voor*/
stoelverwarming en -ventilatoren
voor*/stoelverwarming achter . . .381
Voor het verlaten van de auto . . .379
Voorruitverwarming (indien
aanwezig)/voorruitontwaseming
(indien aanwezig)...........377
Gebruik van de
interieurverlichting...........384
Bedienen van de
interieurverlichting.........385
Bedienen van de leeslampjes. . . .385
Overzicht interieurverlichting . . .384
Plaats van de
interieurverlichting.........384
Gebruik van de ondersteunende
systemen.................271
BSM (Blind Spot Monitor)*.....317
Cruise control*............313
De Blind Spot Monitor-functie . . .333
De Rear Crossing Traffic
Alert-functie.............335
Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist (auto's met
RSA)...................309
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik*......302
Functies die zijn opgenomen in het
LTA-systeem..............292
GPF-systeem
(benzineroetfilter)..........357
Trefwoordenlijst
593
Trefwoordenlijst