• Lees de op het multi-
informatiedisplay weergegeven
melding m.b.t. het starten en volg de
aanwijzingen op.
Als de buitentemperatuur laag is,
bijvoorbeeld bij rijden in de winter
• Als het hybridesysteem gestart wordt,
knippert het controlelampje READY
mogelijk lang. Bedien de auto niet
totdat het controlelampje READY
continu brandt. Continu branden
betekent dat de auto in beweging kan
komen.
• Als het batterijpakket (tractiebatterij)
extreem koud is (temperatuur lager
dan ongeveer -30°C) als gevolg van de
buitentemperatuur, kan het
hybridesysteem mogelijk niet gestart
worden. Probeer in dat geval het
hybridesysteem nogmaals te starten
nadat de temperatuur van het
batterijpakket is opgelopen omdat
bijvoorbeeld de buitentemperatuur is
gestegen.
Geluiden en trillingen die kenmerkend
zijn voor een plug-in hybrideauto
→Blz. 77
Als de 12V-accu is ontladen
Het hybridesysteem kan niet worden
gestart met het Smart entry-systeem
met startknop. Raadpleeg blz. 502 om
het hybridesysteem weer te starten.
Leegraken batterij elektronische
sleutel
→Blz. 178
Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
→Blz. 202
Aanwijzing voor de instapfunctie
→Blz. 203
Stuurslotfunctie
• Nadat het contact UIT is gezet en de
portieren zijn geopend en gesloten,
wordt het stuurwiel vergrendeld metde stuurslotfunctie. Als u nogmaals op
de startknop drukt, wordt het
stuurslot automatisch weer
uitgeschakeld.
• Als het stuurslot niet kan worden
ontgrendeld, wordt “Push Power
Switch while Turning Steering Wheel
in Either Direction” (Druk de
startknop in en draai het stuurwiel in
een willekeurige richting)
weergegeven op het multi-
informatiedisplay. Controleer of de
selectiehendel in stand P staat. Druk
kort en krachtig op de startknop
terwijl u het stuurwiel naar links en
rechts beweegt.
• Om te voorkomen dat de elektromotor
van het stuurslot oververhit raakt, kan
de werking worden onderbroken als
het hybridesysteem in korte tijd
herhaaldelijk wordt in- en
uitgeschakeld. Wacht in dat geval met
het bedienen van de startknop. Na
ongeveer 10 seconden zal de
elektromotor van het stuurslot weer
functioneren.
Als er een storing aanwezig is in het
Smart entry-systeem met startknop
Als “Smart Entry & Start System
Malfunction” (storing in Smart
entry-systeem met startknop) wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay, is er mogelijk een
storing aanwezig in het systeem. Laat de
auto onmiddellijk nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
5.2 Rijprocedures
247
5
Rijden
4. Druk kort en krachtig op de startknop.
Het hybridesysteem stopt en de
weergave van het
instrumentenpaneel dooft.
Laat de selectiehendel los wanneer u
op de startknop drukt.
5. Laat het rempedaal los en controleer
of ACCESSORY (stand ACC) of
IGNITION ON (contact AAN) niet
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
WAARSCHUWING!
Uitschakelen van het hybridesysteem
in noodgevallen
• Als u in een noodgeval het
hybridesysteem tijdens het rijden
wilt stoppen, houdt u de startknop
langer dan 2 seconden ingedrukt of
drukt u deze minstens 3 keer kort
achter elkaar in. (→Blz. 460) Raak de
startknop echter tijdens het rijden
niet aan, behalve in geval van nood.
Door het uitschakelen van het
hybridesysteem tijdens het rijden
verliest u niet de controle over het
stuurwiel of de remmen. De
stuurbekrachtiging werkt echter niet
meer, waardoor het sturen zwaarder
zal gaan dan normaal voordat u de
auto tot stilstand brengt. Dit is
afhankelijk van de resterende lading
in de 12V-accu en de
gebruiksomstandigheden. Zet in dat
geval de auto aan de kant zodra dit
veilig kan.
• Als de startknop wordt bediend
terwijl de auto rijdt, verschijnt er een
waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay en klinkt er
een zoemer.
• Zet om het hybridesysteem opnieuw
te starten nadat dit ten gevolge van
een noodsituatie tijdens het rijden is
uitgeschakeld de selectiehendel in
stand N en druk de startknop kort en
stevig in.Wijzigen van de standen van het
contact
De stand kan worden gewijzigd door op
de startknop te drukken zonder het
rempedaal in te trappen. (De stand
verandert iedere keer dat op de knop
wordt gedrukt.)
1. UIT
*
De alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
2. ACC
Sommige elektrische componenten
zoals het audiosysteem kunnen
worden gebruikt.
ACCESSORY (stand ACC) wordt op het
multi-informatiedisplay
weergegeven.
3. AAN
Alle elektrische componenten kunnen
worden gebruikt.
IGNITION ON (contact AAN) wordt op
het multi-informatiedisplay
weergegeven.
*Als de selectiehendel niet in stand P
staat en het hybridesysteem wordt
uitgezet, blijft het contact AAN staan en
gaat het niet UIT.
Auto power off-functie
• Als het contact langer dan 20 minuten
in stand ACC of AAN staat
5.2 Rijprocedures
249
5
Rijden
(hybridesysteem niet in werking)
terwijl de selectiehendel in stand P
staat, wordt het contact automatisch
UIT gezet.
• Als de 12V-accu bijna leeg is en de
selectiehendel in stand P staat terwijl
het contact in stand ACC of AAN staat
(hybridesysteem niet in werking),
klinkt er een zoemer en wordt er een
melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay. Als deze
situatie blijft voortduren, wordt het
contact automatisch UIT gezet.
Deze functie kan het ontladen van de
12V-accu echter niet helemaal
voorkomen. Laat de auto niet gedurende
langere tijd in stand ACC of AAN staan
terwijl het hybridesysteem niet in
werking is.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
• Zet het contact niet gedurende een
langere periode in stand ACC of AAN
zonder het hybridesysteem in te
schakelen.
• Als ACCESSORY (stand ACC) of
IGNITION ON (contact AAN) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven, is het contact niet UIT.
Verlaat de auto nadat u het contact
UIT hebt gezet.
Uitschakelen van het hybridesysteem
met de selectiehendel in een andere
stand dan P
Als het hybridesysteem wordt
uitgeschakeld met de selectiehendel in
een andere stand dan P, dan wordt het
contact niet UIT gezet. Voer de volgende
procedure uit om het contact UIT te
zetten:
1. Controleer of de parkeerrem is
geactiveerd.
2. Zet de selectiehendel in stand P.3. Controleer of IGNITION ON (contact
AAN) op het multi-informatiedisplay
wordt weergegeven en druk de
startknop kort en stevig in.
4. Controleer of ACCESSORY (stand
ACC) of IGNITION ON (contact AAN)
op het multi-informatiedisplay uit is.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Schakel het hybridesysteem niet uit als
de selectiehendel in een andere stand
dan P staat. Als het hybridesysteem
wordt uitgeschakeld met de
selectiehendel in een andere stand,
wordt het contact niet UIT gezet, maar
blijft het AAN. Als het contact AAN blijft,
kan de accu ontladen raken.
5.2.2 Hybridetransmissie
Selecteer de schakelstand op basis van
uw doel en de situatie.
Doel en functie van de schakelstanden
Schakelstand Doel of functie
PParkeren van de auto/
inschakelen van het hy-
bridesysteem
R Achteruit
N Neutraalstand
D Normale rijmodus
*1, 2
S Rijden in S-modus*3
*1Zet de selectiehendel onder normale
rijomstandigheden in stand D voor een zo
laag mogelijk brandstofverbruik en een zo
laag mogelijke geluidsproductie.
*2Alleen auto's met paddle
shift-schakelaars: door het selecteren
van schakelbereiken in stand D kan er
passend op de motor geremd worden.
(→Blz. 253)
*3Door in stand S een schakelbereik te
selecteren, kunt u de mate van
accelereren en afremmen op de motor
beïnvloeden.
5.2 Rijprocedures
250
Selecteren van het schakelbereik in
stand D (auto's met paddle
shift-schakelaars)
Bedien de paddle shift-schakelaar - om
een tijdelijk schakelbereik te selecteren.
Selecteer vervolgens het schakelbereik
met de paddle shift-schakelaars - en +.
Door veranderen van het schakelbereik is
beperking van de hoogste versnelling
mogelijk, waardoor opschakelen wordt
voorkomen en het gewenste niveau van
motorremwerking kan worden
geselecteerd.
1. Opschakelen
2. Terugschakelen
Het geselecteerde schakelbereik, D1 t/m
D6, wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Schakelbereiken en hun functies
• U kunt kiezen uit 6 niveaus voor de
mate van accelereren en afremmen op
de motor.
• Bij een kleiner schakelbereik wordt er
sterker geaccelereerd en op de motor
afgeremd dan bij een groter
schakelbereik en ook neemt het
toerental toe.
Waarschuwingszoemer bij beperking
terugschakelmogelijkheid
Uit veiligheidsoverwegingen en om het
rijgedrag niet in negatieve zin te
beïnvloeden, kan er onder bepaalde
omstandigheden beperkt worden
teruggeschakeld. In sommige
omstandigheden kan er helemaal nietworden teruggeschakeld, zelfs niet als
de paddle shift-schakelaar wordt
bediend. (Er klinkt tweemaal een
zoemer.)
Automatische blokkering van de
selectie van het schakelbereik in stand
D
De selectie van het schakelbereik in
stand D wordt geblokkeerd in de
volgende gevallen:
• Als de auto tot stilstand komt
• Als in een schakelprogramma het
gaspedaal gedurende langer dan een
bepaalde tijd wordt ingetrapt
• Als de selectiehendel in een andere
stand dan D wordt gezet
• Wanneer de paddle shift-schakelaar +
gedurende een bepaalde periode
wordt ingedrukt
Wijzigen van het schakelbereik in stand
S
Als de selectiehendel in stand S staat,
kunnen de selectiehendel of paddle
shift-schakelaars (indien aanwezig) als
volgt worden bediend:
5.2 Rijprocedures
253
5
Rijden
1. Opschakelen
2. Terugschakelen
Het geselecteerde schakelbereik,
S1 t/m S6, wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Het standaard schakelbereik in stand S is
automatisch beperkt tot S4.
*
*
Stand S3 wordt ingeschakeld wanneer
de sportmodus is ingesteld. (→Blz. 355)
Stand S
• U kunt kiezen uit 6 niveaus voor de
mate van accelereren en afremmen op
de motor.
• Bij een kleiner schakelbereik wordt er
sterker geaccelereerd en op de motor
afgeremd dan bij een groter
schakelbereik en ook neemt het
toerental toe.
• Om te voorkomen dat de motor met
een te hoog toerental gaat draaien,
kan opschakelen automatisch
gebeuren wanneer het schakelbereik
3 of lager is.
• Als het schakelbereik 4 of lager is en
de selectiehendel naar + wordt
bewogen, wordt het schakelbereik 6.
Waarschuwingszoemer bij beperking
terugschakelmogelijkheid
Uit veiligheidsoverwegingen en om het
rijgedrag niet in negatieve zin te
beïnvloeden, kan er onder bepaalde
omstandigheden beperkt worden
teruggeschakeld. In sommige
omstandigheden kan er helemaal niet
worden teruggeschakeld met de
selectiehendel of de paddle
shift-schakelaars (indien aanwezig). (Er
klinkt tweemaal een zoemer.)
Als het controlelampje S niet gaat
branden of als het controlelampje D
brandt nadat de selectiehendel in de
S-modus is gezet
Dit kan duiden op een storing in de
transmissie. Laat de auto onmiddellijk
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateurof een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. (In deze situatie werkt de
transmissie alsof de selectiehendel in
stand D staat.)
5.2.3Richtingaanwijzerschakelaar
Bedieningsinstructies
1. Bocht naar rechts
2. Rijstrookwisseling naar rechts
(beweeg de hendel iets omhoog en
laat hem los)
De richtingaanwijzers aan de
rechterzijde zullen drie keer
knipperen.
3. Rijstrookwisseling naar links (beweeg
de hendel iets omlaag en laat hem los)
De richtingaanwijzers aan de
linkerzijde zullen drie keer knipperen.
4. Linksaf
De richtingaanwijzers kunnen bediend
worden als
Het contact AAN staat.
5.2 Rijprocedures
254
Als het waarschuwingslampje van de
parkeerrem en het controlelampje op de
parkeerremschakelaar knipperen, bedien
de schakelaar dan nogmaals. (→Blz. 470)
Inschakelen van de automatische modus
Houd bij stilstaande auto de
parkeerremschakelaar omhoog
getrokken totdat er een zoemer klinkt en
een melding wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Als de automatische modus wordt
ingeschakeld, werkt de parkeerrem als
volgt.
• Als de selectiehendel uit stand P
wordt gezet, wordt de parkeerrem
gedeactiveerd en gaan het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem en het controlelampje op
de parkeerremschakelaar uit.
• Als de selectiehendel in stand P wordt
gezet, wordt de parkeerrem
geactiveerd en gaan het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem en het controlelampje op
de parkeerremschakelaar branden.
Bedien de selectiehendel bij stilstaande
auto terwijl u het rempedaal intrapt.
Uitschakelen van de automatische
modus
Houd bij stilstaande auto het rempedaal
ingetrapt en de parkeerremschakelaar
ingedrukt totdat er een zoemer klinkt en
een melding wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.Werking van parkeerrem
• Als het contact niet AAN staat, kunt u
de parkeerrem niet met de schakelaar
deactiveren.
• Als het contact niet AAN staat, is de
automatische stand (automatische
activering en deactivering) niet
beschikbaar.
Functie automatisch deactiveren
parkeerrem
De parkeerrem wordt in de volgende
situaties automatisch gedeactiveerd als
het gaspedaal langzaam wordt
ingetrapt:
• Het bestuurdersportier is gesloten
• De bestuurder draagt de
veiligheidsgordel
• De selectiehendel staat in een
vooruit- of achteruitversnelling.
• Het motorcontrolelampje of het
waarschuwingslampje van het
remsysteem brandt niet.
Als de functie voor het automatisch
deactiveren niet werkt, deactiveer de
parkeerrem dan handmatig.
Automatische vergrendeling
parkeerrem
De parkeerrem wordt in de volgende
situaties automatisch vergrendeld:
• Het rempedaal wordt niet ingetrapt
• Het bestuurdersportier is open
• De veiligheidsgordel van de
bestuurder is niet vastgemaakt
5.2 Rijprocedures
256
• De selectiehendel staat in een andere
stand dan P of N
• Het motorcontrolelampje en het
waarschuwingslampje van het
remsysteem branden niet.
Als “Parking Brake Temporarily
Unavailable” (parkeerrem tijdelijk niet
beschikbaar) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay
Als de parkeerrem herhaaldelijk
gedurende korte tijd bediend wordt, zal
het systeem de werking beperken om
oververhitting te voorkomen. Gebruik
de parkeerrem niet als dit gebeurt. Na
ongeveer 1 minuut zal de werking weer
normaal zijn.
Als “Parking Brake Unavailable”
(parkeerrem niet beschikbaar) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay
Bedien de parkeerremschakelaar. Als de
melding niet verdwijnt nadat de
schakelaar een aantal keer is bediend, zit
er mogelijk een storing in het systeem.
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Geluid parkeerrem
Wanneer de parkeerrem geactiveerd is,
kan het geluid van een elektromotor
(zoemend geluid) hoorbaar zijn. Dit is
normaal en duidt niet op een storing.
Waarschuwingslampje parkeerrem
• Afhankelijk van de stand van het
contact gaat het
waarschuwingslampje parkeerrem
branden en blijft het branden zoals
hieronder beschreven:
AAN: Brandt totdat de parkeerrem
wordt gedeactiveerd.
Niet AAN: Blijft gedurende ongeveer
15 seconden branden.
• Wanneer het contact UIT wordt gezet
en de parkeerrem geactiveerd is, zalhet waarschuwingslampje van de
parkeerrem gedurende ongeveer
15 seconden gaan branden. Dit is
normaal en duidt niet op een storing.
Bij een storing in de
parkeerremschakelaar
De automatische modus (automatisch
activeren en deactiveren parkeerrem)
wordt automatisch ingeschakeld.
Parkeren van de auto
→Blz. 232
Waarschuwingszoemer geactiveerde
parkeerrem
De zoemer klinkt als er met de auto
wordt gereden terwijl de parkeerrem is
geactiveerd. “Parking Brake ON”
(parkeerrem geactiveerd) wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay (terwijl een rijsnelheid
van 5 km/h is bereikt).
Als het waarschuwingslampje van het
remsysteem gaat branden
→Blz. 466
Gebruik in de winter
→Blz. 365
WAARSCHUWING!
Bij het parkeren
Laat een kind niet alleen in de auto
achter. De parkeerrem kan onbedoeld
door een kind worden gedeactiveerd en
er bestaat het gevaar dat de auto in
beweging komt. Dit kan leiden tot een
ongeval waarbij ernstig letsel kan
ontstaan.
Parkeerremschakelaar
Plaats geen objecten in de buurt van de
parkeerremschakelaar. Objecten
kunnen de schakelaar hinderen en er
mogelijk toe leiden dat de parkeerrem
onverwachts wordt bediend.
5.2 Rijprocedures
257
5
Rijden
melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay. De parkeerrem
wordt dan automatisch geactiveerd.
Brake Hold-functie
• Nadat het systeem ongeveer
3 minuten de remmen heeft
vastgehouden en het rempedaal niet
ingetrapt wordt, wordt automatisch
de parkeerrem geactiveerd. In dat
geval klinkt een zoemer en verschijnt
er een waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay.
• Trap het rempedaal krachtig in en druk
opnieuw op de schakelaar om het
systeem te deactiveren.
• De Brake Hold-functie kan de auto
mogelijk niet stilhouden op een steile
helling. In deze situatie kan het nodig
zijn dat de bestuurder zelf het
rempedaal ingetrapt houdt. Er klinkt
een waarschuwingszoemer en het
multi-informatiedisplay zal de
bestuurder over de situatie
informeren. Lees de op het
multi-informatiedisplay weergegeven
waarschuwingsmelding en volg de
aanwijzingen op.
Wanneer de parkeerrem automatisch
geactiveerd wordt terwijl het systeem
de remmen vasthoudt
Voer een van de volgende handelingen
uit om de parkeerrem te deactiveren.
• Trap het gaspedaal in. (De parkeerrem
zal niet automatisch gedeactiveerd
worden als de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt.)
• Bedien de parkeerremschakelaar
terwijl u het rempedaal intrapt.
Controleer of het waarschuwingslampje
van de parkeerrem uitgaat. (→Blz. 255)Wanneer een controle door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige nodig is
Als het controlelampje stand-bystand
Brake Hold-systeem (groen) niet brandt
terwijl de Brake Hold-schakelaar wordt
ingedrukt en aan de
werkingsvoorwaarden van het Brake
Hold-systeem is voldaan, is het systeem
mogelijk defect. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als “Brake Hold Malfunction Press
Brake to Deactivate Visit Your Dealer”
(Storing in Brake Hold-functie. Trap
rempedaal in om te deactiveren. Ga
naar uw dealer) of “Brake Hold
Malfunction Visit Your Dealer”
(Storing in Brake Hold-functie. Ga naar
uw dealer) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
worden gebruikt om een systeemstoring
aan te geven of om de bestuurder te
informeren dat hij extra moet opletten.
Lees de op het multi-informatiedisplay
weergegeven waarschuwingsmelding en
volg de aanwijzingen op.
Als het controlelampje Brake
Hold-systeem in werking knippert
→Blz. 470
5.2 Rijprocedures
259
5
Rijden