WAARSCHUWING!(Vervolgd)
veiligheid van het gebied rondom de
auto, met name achter de auto.
Bovendien lijkt de omgeving mogelijk
schemerig wanneer een voertuig in het
donker, zoals 's nachts, van achteren
nadert.
Oorzaken van brand voorkomen
Als de bestuurder de digitale
binnenspiegel blijft gebruiken terwijl er
rook of een brandlucht uit de spiegel
komt, kan dit brand tot gevolg hebben.
Stop onmiddellijk met het gebruik van
het systeem en neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Schoonmaken van de digitale
binnenspiegel
Schoonmaken van het spiegeloppervlak
Als het spiegeloppervlak vuil is, is het
beeld op het display mogelijk moeilijk te
zien. Reinig het spiegeloppervlak
voorzichtig met een zachte, droge doek.
Schoonmaken van de camera
Als de cameralens vuil is, is het
weergegeven beeld mogelijk niet helder.
Reinig in dat geval de lens met een
zachte, vochtige doek of een
wattenstaafje.
De camera
De camera van de digitale binnenspiegel
bevindt zich op de in de afbeelding
aangegeven plaats.De koelventilator
De digitale binnenspiegel is voorzien van
een koelventilator. Tijdens het gebruik
van het systeem kunnen geluiden
hoorbaar zijn die afkomstig zijn van de
koelventilator.
OPMERKING
Voorkomen van storingen in de
digitale binnenspiegel
• Gebruik geen reinigingsmiddelen,
zoals thinner, wasbenzine of alcohol
om de spiegel te reinigen. Deze
kunnen ervoor zorgen dat het
spiegeloppervlak verkleurt, veroudert
of beschadigd raakt.
• Rook niet en gebruik geen lucifers,
aanstekers en open vuur in de buurt
van de spiegel. Anders kan schade aan
de spiegel of brand het gevolg zijn.
• Verwijder, demonteer of wijzig de
spiegel niet.
Voorkomen van storingen in de
camera
• Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht, anders
werkt de digitale binnenspiegel
mogelijk niet goed.
– Sla niet tegen de camera en
onderwerp deze niet aan hevige
schokken, omdat dit de
montagepositie en de hoek van de
camera kan veranderen.
– Verwijder, demonteer of wijzig de
camera niet.
3.4 Verstellen van het stuurwiel en de buitenspiegels
152
Symptoom Waarschijnlijke oorzaak Oplossing
Het beeld is niet goed
te zien.De bagage in de bagageruimte
reflecteert in de achterruit, waar-
door de camera wordt gehinderd.■Schakel over naar de modus
optische spiegel.
■Verplaats de bagage naar een
plek waar deze de camera niet
hindert of leg een zwarte
doek over de bagage om de
reflectie in de achterruit te
beperken.
De achterruit is beslagen.Schakel over naar de modus opti-
sche spiegel. Gebruik na het ont-
wasemen van de achterruit met
behulp van de achterruitverwar-
ming (→blz. 305) de modus digi-
tale spiegel weer.
De buitenzijde van de achterruit
is vuil.Gebruik de achterruitenwisser
om het vuil te verwijderen.
De binnenzijde van de achterruit
is vuil.Veeg de binnenzijde van de ach-
terruit schoon met een vochtige,
zachte doek.
Het beeld is niet recht.De achterklep is niet geheel ge-
sloten.Sluit de achterklep volledig.
De camera of de omgeving ervan
is aan een krachtige schok bloot-
gesteld.Schakel over naar de modus opti-
sche spiegel en laat de auto na-
kijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Het display is scheme-
rig en
wordt
weergegeven.Er is mogelijk een storing in het
systeem aanwezig.Schakel over naar de modus opti-
sche spiegel en laat de auto na-
kijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
dooft.
wordt
weergege-
ven.De digitale binnenspiegel is ex-
treem warm. (Het display wordt
geleidelijk aan schemeriger. Als
de temperatuur blijft stijgen,
wordt de digitale binnenspiegel
uitgeschakeld.)Het wordt aangeraden om de
temperatuur in het interieur te
verlagen om de temperatuur van
de spiegel terug te brengen.
(
verdwijnt wanneer de spie-
gel afkoelt.)
Als
niet verdwijnt, ook al is
de spiegel afgekoeld, laat dan de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
3.4 Verstellen van het stuurwiel en de buitenspiegels
155
3
Voordat u gaat rijden
aan het portierslot gekoppelde
werking van de elektrisch bedienbare
ruit. (→Blz. 74)
*Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden
aangepast door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Waarschuwingsfunctie elektrisch
bedienbare ruit open
De zoemer klinkt en er verschijnt een
melding op het multi-informatiedisplay
wanneer het contact UIT wordt gezet en
het bestuurdersportier wordt geopend
terwijl de elektrisch bedienbare ruiten
geopend zijn.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde instellingen (bijvoorbeeld de
koppeling aan de portiervergrendeling)
kunnen worden gewijzigd. (Systemen
met mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 451)
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Anders
kan er ernstig letsel ontstaan.
Sluiten van de elektrisch bedienbare
ruiten
• De bestuurder is verantwoordelijk
voor de bediening van de elektrisch
bedienbare ruiten, ook voor die van
de passagiers. Laat, om onbedoelde
bediening, met name door kinderen,
te voorkomen, de elektrisch
bedienbare ruiten niet door kinderen
bedienen. Het kan gebeuren dat een
lichaamsdeel van een kind of een
andere passagier klem komt te zitten
tussen de elektrisch bedienbare ruit.
Wanneer er een kind in de auto zit,
verdient het aanbeveling om de
blokkeerschakelaar voor de
ruitbediening te gebruiken.
(→Blz. 160)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Controleer of geen van de
inzittenden een lichaamsdeel naar
buiten steekt dat bekneld zou
kunnen raken als de elektrisch
bedienbare ruiten worden bediend.
• Wanneer de elektrisch bedienbare
ruiten worden bediend met de
afstandsbediening of mechanische
sleutel, bedien dan de elektrisch
bedienbare ruit nadat u hebt
gecontroleerd of er geen risico is dat
een passagier met een lichaamsdeel
bekneld kan raken tussen de zijruit.
Laat kinderen de elektrisch
bedienbare ruiten niet bedienen met
de afstandsbediening of
mechanische sleutel. Het kan
gebeuren dat een lichaamsdeel van
een kind of een andere passagier
klem komt te zitten door het
bedienen van de elektrisch
bedienbare ruit.
• Wanneer u uit de auto stapt, zet dan
het contact UIT en neem de sleutel
en het kind met u mee. Anders kan
het kind de auto mogelijk onbedoeld,
uit kattenkwaad, enz. bedienen, wat
tot een ongeval kan leiden.
Klembeveiliging
• Gebruik geen lichaamsdelen om de
klembeveiliging opzettelijk te
activeren.
• De klembeveiliging werkt mogelijk
niet als iets klem komt te zitten als
de zijruit bijna volledig gesloten is.
Zorg ervoor dat er geen
lichaamsdelen klem komen te zitten
tussen de zijruit en de sponning.
3.5 Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
159
3
Voordat u gaat rijden
• Het elektrisch bedienbare
zonnescherm is aan het sluiten.
Sluiten van zowel het panoramadak als
het elektrisch bedienbare
zonnescherm
Schuif de schakelaar
naar voren.
Het elektrisch bedienbare zonnescherm
sluit tot halverwege en stopt dan. Het
panoramadak sluit vervolgens volledig.
Daarna sluit het elektrisch bedienbare
zonnescherm volledig.
Aan portierslot gekoppelde werking
panoramadak
• Het panoramadak kan worden
geopend en gesloten met behulp van
de mechanische sleutel.
*(→Blz. 424)
• Het panoramadak kan worden
geopend en gesloten met behulp van
de afstandsbediening.
*(→Blz. 115)
• Auto's met een alarm: Het alarm kan
worden geactiveerd als het alarm is
ingeschakeld en het panoramadak
wordt gesloten met de aan het
portierslot gekoppelde werking van
het panoramadak. (→Blz. 74)
*Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden
aangepast door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als het panoramadak of het elektrisch
bedienbare zonnescherm niet normaal
sluit
Ga als volgt te werk:
1. Breng de auto tot stilstand.
2. Zet het contact AAN.
3. Schuif de schakelaar
ofnaar
voren en houd de schakelaar vast. Blijf
dit gedurende ongeveer 10 seconden
doen nadat het panoramadak of het
elektrisch bedienbare zonnescherm
sluit en weer opent. Het panoramadak
en het elektrisch bedienbare
zonnescherm sluiten.
*
4. Controleer of het panoramadak en het
elektrisch bedienbare zonnescherm
volledig gesloten zijn en laat de
schakelaar los.
*Als de schakelaar niet op het juiste
moment wordt losgelaten, moet de
procedure helemaal opnieuw worden
uitgevoerd.
Als het panoramadak of elektrisch
bedienbare zonnescherm ook na het op
de juiste wijze uitvoeren van
bovenstaande procedure niet volledig
sluit, laat dan uw auto controleren door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Waarschuwingsfunctie panoramadak
open
Een zoemer klinkt en er verschijnt een
melding op het multi-informatiedisplay
wanneer het contact UIT wordt gezet en
het bestuurdersportier wordt geopend
terwijl het panoramadak geopend is.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde instellingen (bijvoorbeeld de
koppeling aan de portiervergrendeling)
kunnen worden gewijzigd. (Systemen met
mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 451)
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Openen en sluiten van het elektrisch
bedienbare zonnescherm
• Controleer of geen van de
inzittenden een lichaamsdeel naar
buiten steekt dat bekneld zou
kunnen raken als het zonnescherm
bediend wordt.
3.5 Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
162
4.1 Voordat u gaat rijden
4.1.1 Rijden met de auto
Volg om veilig te kunnen rijden de
onderstaande procedures:
Rijprocedure
Starten van het hybridesysteem
→Blz. 180
Rijden
1. Zet met ingetrapt rempedaal de
selectiehendel in stand D. (→Blz. 186)
2. Deactiveer de parkeerrem.
(→Blz. 190)
Als de parkeerrem in de automatische
modus staat, wordt de parkeerrem
automatisch gedeactiveerd wanneer
de selectiehendel in een andere stand
dan P wordt gezet. (→Blz. 191)
3. Laat het rempedaal geleidelijk
opkomen en trap langzaam het
gaspedaal in om de auto in beweging
te brengen.
Stilstaan
1. Trap, terwijl de selectiehendel in stand
D staat, het rempedaal in.
2. Activeer indien nodig de parkeerrem.
(→Blz. 190)
Zet de selectiehendel in stand P als er
gedurende langere tijd wordt gestopt.
(→Blz. 186)
Parkeren van de auto
1. Trap, terwijl de selectiehendel in stand
D staat, het rempedaal in.
2. Activeer de parkeerrem (→blz. 190)
en zet de selectiehendel in stand P.
(→Blz. 186)
3. Zet het contact UIT om het
hybridesysteem uit te schakelen.
4. Vergrendel de portieren nadat u
gecontroleerd hebt of u de sleutel bij
u hebt.
Plaats bij het parkeren op een helling
indien nodig wielblokken.Wegrijden op een helling
1. Zet met ingetrapt rempedaal de
selectiehendel in stand D. (→Blz. 186)
2. Trek de parkeerremschakelaar
omhoog om de parkeerrem
handmatig te activeren. (→Blz. 190)
3. Laat het rempedaal opkomen en trap
langzaam het gaspedaal in om de auto
in beweging te brengen.
Functie automatisch deactiveren
parkeerrem (→blz. 192)
Als u wegrijdt op een helling omhoog
De Hill Start Assist Control wordt
geactiveerd. (→Blz. 291)
Rijden met een gunstig
brandstofverbruik
Houd er rekening mee dat hybrideauto's
vergelijkbaar zijn met conventionele
auto's en dat het belangrijk is dat u niet
plotseling accelereert, enz. (→Blz. 296)
Rijden in de regen
• Rijd voorzichtig als het regent, omdat
het zicht dan minder is, de ruiten
beslagen kunnen zijn en de weg glad
kan zijn.
• Rijd extra voorzichtig wanneer het
begint te regenen, de weg kan dan
immers bijzonder glad zijn.
• Matig uw snelheid bij het rijden in de
regen, tussen band en wegdek kan er
zich dan immers een waterfilm
vormen die het sturen en remmen kan
bemoeilijken.
Begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal (→blz. 98)
Het is gemakkelijker om
milieuvriendelijk te rijden door te rijden
overeenkomstig het display voor
begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal. Ook kunt u door het gebruik
van de begeleiding milieubewust
bedienen gaspedaal uw “Eco Score”
eenvoudig verhogen.
• Bij het wegrijden: Trap, terwijl u
binnen het bereik voor begeleiding
4.1 Voordat u gaat rijden
166
milieubewust bedienen gaspedaal
blijft, het gaspedaal geleidelijk in en
accelereer tot aan de gewenste
snelheid. Wanneer wordt voorkomen
dat er overmatig wordt geaccelereerd,
neemt de score van “Start” toe.
• Tijdens het rijden: Laat, nadat u de
gewenste snelheid hebt bereikt, het
gaspedaal los en rijd met een
constante snelheid binnen het bereik
voor begeleiding milieubewust
bedienen gaspedaal. Door de auto
binnen het bereik voor begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal te
houden, neemt de score van “Cruise”
(constant) toe.
• Bij het tot stilstand brengen van de
auto: Wanneer u bij het tot stilstand
brengen van de auto het gaspedaal
eerder loslaat, neemt de score voor
“Stop” toe.
Beperken van het vermogen van het
hybridesysteem (Brake
Override-systeem)
• Wanneer het gaspedaal en rempedaal
gelijktijdig worden ingetrapt, wordt
het vermogen van het
hybridesysteem mogelijk beperkt.
• Er wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay terwijl het systeem
in werking is.
Inrijden van uw nieuwe Toyota
Voor een maximale levensduur van de
auto adviseren wij rekening te houden
met onderstaande aanwijzingen:
• De eerste 300 km: Voorkom plotseling
sterk afremmen.
• De eerste 800 km: Rijd niet met een
aanhangwagen.
• De eerste 1.000 km:
– Rijd niet met extreem hoge
snelheden.
– Vermijd plotseling sterk
accelereren.
– Rijd niet langdurig in een lage
versnelling.– Rijd niet langdurig met een
constante snelheid.
Rijden in het buitenland
Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de
in het desbetreffende land geldende
wettelijke voorschriften en controleer of
de juiste brandstof verkrijgbaar is.
(→Blz. 438)
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Bij het starten van de auto
Houd het rempedaal altijd ingetrapt als
de auto stilstaat en het controlelampje
READY brandt. Dit voorkomt kruipen
van de auto.
Tijdens het rijden
• Zorg ervoor dat u, voordat u wegrijdt,
blindelings het gas- en rempedaal
kunt vinden.
– Als u per ongeluk in plaats van het
rempedaal het gaspedaal intrapt,
zal de auto onverwacht
accelereren, wat een ongeval tot
gevolg kan hebben.
– Bij het achteruitrijden draait u
wellicht uw lichaam, waardoor het
bedienen van de pedalen moeilijk
wordt. Zorg dat u de pedalen altijd
goed kunt bedienen.
– Zorg dat u altijd in de juiste houding
achter het stuur zit, ook als de auto
maar kort hoeft te rijden. Zo kunt u
het rem- en gaspedaal goed
bedienen.
– Trap het rempedaal met uw
rechtervoet in. Wanneer u het
rempedaal met uw linkervoet
intrapt, kan in een noodgeval uw
reactie vertraagd worden, waardoor
een ongeval kan ontstaan.
4.1 Voordat u gaat rijden
167
4
Rijden
OPMERKING(Vervolgd)
Voorkomen van schade aan onderdelen
van de auto
• Draai het stuurwiel niet gedurende
langere tijd in een van beide
richtingen tegen de aanslag aan.
Anders kan schade aan de
stuurbekrachtigingsmotor ontstaan.
• Rijd zo langzaam mogelijk over
oneffenheden in de weg om schade
aan de wielen, de onderzijde van de
auto, enz. te vermijden.
Als u tijdens het rijden een lekke band
krijgt
Een lekke of beschadigde band kan
leiden tot de onderstaande situaties.
• Het kan moeilijk zijn om de auto onder
controle te houden.
• De auto kan abnormale geluiden
maken of trillen.
• De auto kan abnormaal gaan
overhellen.
Houd het stuurwiel stevig vast en trap
het rempedaal geleidelijk in om de auto
tot stilstand te brengen.
Informatie over wat u moet doen in het
geval van een lekke band (→blz. 403,
blz. 413)
Overstroomde wegen
Rijd niet op wegen die na zware regenval
e.d. zijn overstroomd. Indien u dat toch
doet, kan de auto hierdoor ernstig
beschadigd raken:
• Motor slaat af
• Kortsluiting in elektrische
componenten
• Motorschade door onderdompeling in
water
Na het rijden op een overstroomde weg
moet het volgende worden nagekeken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige:
• Remwerking
• Veranderingen in het peil en de
kwaliteit van de olie en vloeistoffen
OPMERKING(Vervolgd)
voor de motor, de hybridetransmissie
(voor en achter [AWD-uitvoeringen]),
enz.
• Smering van de lagers en de
kogelgewrichten van de
wielophanging (indien mogelijk) en de
werking van alle koppelingen, lagers,
enz.
Bij het parkeren
Activeer altijd de parkeerrem en zet de
selectiehendel altijd in stand P. Anders
kan de auto onverwachts accelereren als
het gaspedaal per ongeluk wordt
ingetrapt.
Wegrijregeling
Wanneer de onderstaande ongewone
bediening plaatsvindt terwijl het
gaspedaal wordt ingetrapt, wordt het
vermogen van het hybridesysteem
mogelijk beperkt.
• Als de selectiehendel in stand R
*
wordt gezet.
• Wanneer de selectiehendel vanuit
stand P of R in een andere stand voor
vooruitrijden, zoals stand D
*, wordt
gezet.
Als het systeem ingeschakeld wordt,
verschijnt er een melding op het
multi-informatiedisplay. Lees de
boodschap en volg de instructie op.
*: Afhankelijk van de situatie is het
wellicht niet mogelijk om de
selectiehendel in een andere stand te
zetten.
Wegrijregeling
• Wanneer de TRC wordt uitgeschakeld
(→blz. 292), werkt ook de
wegrijregeling niet. Als het u niet lukt
om met behulp van de wegrijregeling
weg te rijden in modder of op verse
sneeuw, deactiveer dan de TRC
(→blz. 292), zodat de auto in zo'n
geval gemakkelijker wegrijdt.
4.1 Voordat u gaat rijden
171
4
Rijden
het slingeren van de aanhangwagen
verergert naarmate de rijsnelheid van
de auto hoger is.
4.2 Rijprocedures
4.2.1 Startknop
Als u de volgende handelingen uitvoert
terwijl u een elektronische sleutel bij u
hebt, wordt het hybridesysteem gestart
of de stand van het contact veranderd.
Starten van het hybridesysteem
1. Trek aan de parkeerremschakelaar om
te controleren of de parkeerrem is
geactiveerd. (→Blz. 191)
Het waarschuwingslampje van de
parkeerrem gaat branden.
2. Controleer of de selectiehendel in
stand P staat.
3. Trap het rempedaal stevig in.
en een melding worden op het
multi-informatiedisplay
weergegeven. Als dit niet wordt
weergegeven, kan het
hybridesysteem niet worden gestart.
4. Druk kort en krachtig op de startknop.
Eén keer kort en stevig indrukken van
de startknop is voldoende om deze te
bedienen. U hoeft de startknop niet
ingedrukt te houden.
Als het controlelampje READY gaat
branden, werkt het hybridesysteem
normaal.
Houd het rempedaal ingetrapt tot het
controlelampje READY brandt.
Het hybridesysteem kan vanuit iedere
stand van het contact worden gestart.5. Controleer of het controlelampje
READY brandt.
Wanneer het controlelampje READY
uit is, kunt u niet wegrijden.
Als het hybridesysteem niet kan
worden ingeschakeld
• De startblokkering is mogelijk niet
uitgeschakeld. (→Blz. 73) Neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Lees de op het multi-
informatiedisplay weergegeven
melding m.b.t. het starten en volg de
aanwijzingen op.
• Als het portier wordt ontgrendeld met
de mechanische sleutel, kan het
hybridesysteem niet worden gestart
met het Smart entry-systeem met
startknop. Raadpleeg blz. 425 om het
hybridesysteem te starten. Als de
elektronische sleutel zich echter in de
auto bevindt en de portieren worden
vergrendeld (→blz. 118), kan het
hybridesysteem worden gestart.
Als de buitentemperatuur laag is,
bijvoorbeeld bij rijden in de winter
• Als het hybridesysteem gestart wordt,
knippert het controlelampje READY
mogelijk lang. Bedien de auto niet
totdat het controlelampje READY
continu brandt. Continu branden
betekent dat de auto in beweging kan
komen.
4.1 Voordat u gaat rijden
180