203
Rijden
6
NOTIC E
Tot het starten van de inrijdmanoeuvre of het verlaten van de parkeerplek kunt u op elk gewenst moment op de pijl in de linkerbovenhoek van de weergegeven pagina drukken om de functie uit te schakelen.
Type manoeuvre selecteren
Er wordt een selectiepagina voor de manoeuvre op het touchscreen getoond: nadat het contact AAN is
gezet is dit standaard de pagina “Inrijden”, anders de pagina “Uitrijden”.► Selecteer het type en de zijde van de manoeuvre om het zoeken naar een parkeerplek in te schakelen.De geselecteerde manoeuvre kan op elk gewenst moment gewijzigd worden, ook wanneer er naar een beschikbare parkeerplek wordt gezocht.
Ter bevestiging van de selectie gaat dit lampje branden.
Zoeken naar een parkeerplek
► Zorg dat u tijdens het rijden een afstand van 0,50 tot 1,50 m tussen de geparkeerde auto's en uw auto aanhoudt en rijd hierbij niet harder dan 30 km/h tot het systeem een beschikbare parkeerplek vindt.Het zoeken naar een parkeerplek wordt onderbroken bij een hogere snelheid. De functie wordt automatisch uitgeschakeld vanaf een rijsnelheid van 50 km/h.
NOTIC E
Voor “fileparkeren” moet de parkeerruimte minimaal gelijk zijn aan de lengte van uw auto plus 0,60 m.Voor “haaks inparkeren” moet de breedte van de parkeerruimte minimaal gelijk zijn aan de breedte van uw auto plus 0,70 m.
NOTIC E
Als de functie Parking Assist via het menu Auto/Rijden van het touchscreen uitgeschakeld is, wordt deze automatisch ingeschakeld zodra het systeem geactiveerd wordt.
Wanneer het systeem een beschikbare parkeerplek vindt, wordt er “OK” op de parkeerweergave getoond in combinatie met een geluidssignaal.
Voorbereiden op de manoeuvre
► Rijd heel langzaam tot het verzoek wordt weergegeven om de auto tot stilstand te brengen: “Stop de auto”, vergezeld van het “STOP”- teken in combinatie met een geluidssignaalAls de auto is gestopt, verschijnt een instructiepagina op het scherm.► Volg de instructies om de manoeuvre voor te bereiden. De start van de manoeuvre wordt aangeduid door de weergave van deze pagina, met de melding “Manoeuvre wordt uitgevoerd” in combinatie met een geluidssignaal. Achteruitrijden wordt aangegeven door de volgende melding: “Laat het stuurwiel los en rijd achteruit”.Top Rear Vision en Parking Assist worden automatisch ingeschakeld, zodat u de directe
204
omgeving van de auto tijdens de manoeuvre in de gaten kunt houden.
Tijdens het manoeuvreren
Het systeem neemt de besturing van de auto over. Het geeft instructies over de rijrichting bij het starten van het in- of uitrijden van een parkeervak (bij fileparkeren) of over alle uit te voeren manoeuvres bij het haaks op de rijbaan inparkeren.Deze instructies worden weergegeven als een symbool in combinatie met een melding:“Rijd achteruit”.
“Rijd vooruit”.De status van de manoeuvre wordt aangegeven door deze symbolen:Manoeuvre wordt uitgevoerd (groen).
Manoeuvre geannuleerd of beëindigd (rood) (de pijlen geven aan dat de bestuurder de controle over de auto moet terugnemen).De snelheidslimiet die u tijdens de manoeuvres moet aanhouden, wordt door deze symbolen
aangegeven:
77 km/h bij het inrijden van een parkeerplek.
55 km/h bij het verlaten van een parkeerplek.
WARNI NG
Tijdens een manoeuvre draait het stuurwiel snel rond: houd daarom het stuurwiel niet tegen en steek niet uw handen tussen de spaken van het stuurwiel. Let op voorwerpen die het draaien van het stuurwiel kunnen hinderen (wijde kleding, sjaal, das, enz.). Kans op letsel!De bestuurder moet zelf altijd het verkeer in de gaten blijven houden, met name tegemoetkomend verkeer.De bestuurder moet zich ervan verzekeren dat er geen objecten of personen zijn die de manoeuvre kunnen hinderen.
NOTIC E
De op het touchscreen weergegeven beelden van de camera('s) kunnen door het terrein worden vervormd.Bij schaduw, fel zonlicht of onvoldoende licht kan het beeld donkerder en minder contrastrijk zijn.
De manoeuvre kan op ieder gewenst moment definitief worden onderbroken, hetzij door de bestuurder zelf of automatisch door het systeem.Onderbreking door de bestuurder:– de controle over de auto terugnemen.– de richtingaanwijzers activeren aan de tegenovergestelde zijde van die van de manoeuvre.
– losmaken van de veiligheidsgordel van de bestuurder.– UIT zetten van het contact.Onderbreking door het systeem:– bij overschrijding van de snelheidslimiet: 7 km/h tijdens inparkeren en 5 km/h bij het verlaten van de parkeerruimte.– activering van de antispinregeling op een glad wegdek.– openen van een portier of de achterklep.– afslaan van de motor.– storing in het systeem.– na 10 manoeuvres om in te parkeren of een parkeervak te verlaten (fileparkeren) of na 7 manoeuvres om in te parkeren (haaks op de rijbaan inparkeren).Het onderbreken van de manoeuvre schakelt automatisch de functie uit.Het symbool van de manoeuvre wordt in het rood weergegeven in combinatie met de melding “Manoeuvre geannuleerd” op het touchscreen.Een melding verzoekt de bestuurder om de controle over de auto terug te nemen.
De functie wordt na een paar seconden uitgeschakeld; dit lampje gaat uit en de functie keert terug naar de beginweergave.
Einde van de inparkeer- of
uitparkeermanoeuvre
De auto stopt zodra de manoeuvre is voltooid.Het symbool van de manoeuvre wordt in het rood weergegeven in combinatie met de melding
“Manoeuvre voltooid” op het touchscreen.
207
Praktische informatie
7
WARNI NG
Stop & StartTank nooit als de motor in de STOP-stand staat. Zet in dat geval altijd het contact UIT.
Tanken
Er moet ten minste 10 liter brandstof worden getankt, wil de brandstofmeter het kunnen registreren.Bij het openen van de vuldop kan er een geluid hoorbaar zijn. Dit wordt veroorzaakt door naar binnen stromende lucht. Dit is volkomen normaal en is een gevolg van de afdichting van het brandstofsysteem.Veilig tanken:► Zet altijd de motor uit.► Ontgrendel de auto met het Smart entry-systeem met startknop.► Open de tankdopklep.
► Bij een mechanische sleutel: steek de sleutel in de vuldop en draai hem linksom.
► Draai de vuldop open en plaats hem in de houder op de tankdopklep.► Steek het vulpistool zo ver mogelijk in de vulopening en druk hierbij de metalen klep A in.► Vul de brandstoftank. Laat het vulpistool maximaal drie keer afslaan, aangezien er anders storingen kunnen optreden.► Plaats de vuldop terug en sluit de dop door deze rechtsom te draaien.► Druk de tankdopklep dicht (uw auto moet
ontgrendeld zijn).
WARNI NG
Open de linker schuifdeur (indien aanwezig) niet als de tankdopklep is geopend. Anders kunnen de klep en de schuifdeur beschadigd raken en kan de persoon die tankt letsel oplopen.
WARNI NG
Als de tankdopklep is geopend en u de linker schuifdeur wilt openen, zal een mechanisme dit voorkomen.U kunt de deur wel voor de helft openen.Sluit de tankdopklep om de deur weer te kunnen gebruiken.
WARNI NG
Als de tankdopklep is geopend en u de linker schuifdeur wilt openen, zal een mechanisme dit voorkomen.U kunt de deur wel voor de helft openen.Sluit de tankdopklep om de deur weer te kunnen gebruiken.
213
Praktische informatie
7
Regeleenheid (modus 2)
POWERGroen: elektrische verbinding tot stand gebracht; laden kan starten.CHARGEKnippert groen: bezig met laden of temperatuurinstelling geactiveerd.Brandt permanent groen: laden voltooid.FAULTRood: storing; laden niet toegestaan of moet onmiddellijk gestopt worden. Controleer of
alles goed is aangesloten en of er geen storing in het elektrische systeem zit.Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als het controlelampje niet uitgaat.Als de laadkabel in een contactdoos thuis wordt gestoken, gaan alle controlelampjes kort branden.
Als de controlelampjes niet gaan branden, controleer dan de zekeringautomaat in de meterkast.– Als de zekeringautomaat is uitgeschakeld, neem dan contact op met een professional om te laten controleren of het elektrische systeem compatibel is en/of eventueel noodzakelijke reparaties te laten uitvoeren.– Als de zekeringautomaat niet is uitgeschakeld, gebruik de laadkabel dan niet meer en neem contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Label regeleenheid - Aanbevelingen
Raadpleeg vóór gebruik de handleiding.
1.Onjuist gebruik van deze laadkabel kan leiden tot brand, schade aan bezittingen en ernstig
letsel door elektrocutie!
2.Gebruik altijd een goed geaarde contactdoos die is beveiligd met een aardlekschakelaar van 30 mA.
3.Gebruik altijd een contactdoos die beveiligd is met een zekeringautomaat die geschikt is voor de stroomsterkte van het elektrische circuit.
4.Hang de regeleenheid niet aan de contactdoos, de stekker en de kabels.
5.Gebruik deze laadkabel niet als hij kapot is of beschadigd is.
6.Probeer de laadkabel nooit te repareren of openen. Hij bestaat uit onderdelen die niet gerepareerd kunnen worden. Vervang de laadkabel als hij beschadigd is.
7.Dompel deze laadkabel nooit onder in water.
8.Gebruik de laadkabel nooit met een verlengsnoer of verloopstekker of in een meervoudige of beschadigde stekkerdoos.
9.Haal de stekker niet uit de contactdoos met als doel het laden te stoppen.
10.Stop onmiddellijk met laden door de auto te vergrendelen en ontgrendelen met de afstandsbediening als de laadkabel of de contactdoos te warm is om aan te raken.
11 .Deze laadkabel bestaat uit onderdelen die elektrische vlambogen of vonken kunnen veroorzaken. Stel hem niet bloot aan licht ontvlambare dampen.
12.Gebruik deze laadkabel alleen voor auto's van TOYOTA.
13.Steek de kabel nooit in de contactdoos (en verwijder hem er niet uit) met natte handen.
14.Oefen geen kracht uit op de stekker als deze vergrendeld is op de auto.
226
Pas bij een belading hoger dan 40 cm de rijsnelheid aan de rijomstandigheden aan om schade aan de dakdragers of de imperiaal en de bevestigingspunten op het dak te voorkomen.Raadpleeg de wetgeving van uw land met betrekking tot het vervoeren van voorwerpen die langer zijn dan de auto.
WARNI NG
Bij belading van het dak (niet hoger dan 40 cm) mogen bij uitvoeringen met 7 zitplaatsen de volgende gewichten niet worden overschreden:– Drie op het dak geschroefde allesdragers: 100 kg.– Een aluminium imperiaal: 70 kg.– Een stalen imperiaal: 65 kg.
WARNI NG
Uit veiligheidsoverwegingen en om schade aan het dak van uw auto te voorkomen, is het van essentieel belang om dakdragers en een imperiaal te gebruiken die zijn goedgekeurd voor uw auto.Houd u aan de montagevoorschriften en gebruiksvoorwaarden die zijn vermeld in de handleiding van de dakdragers en het imperiaal.
Gebruik bij het monteren van dakdragers of een imperiaal de hiervoor bestemde bevestigingspunten:► Verwijder de afdekkapjes van de bevestigingspunten van de auto.► Breng de bevestigingspunten van de dakdragers aan en vergrendel ze één voor één op het dak.► Controleer of de dakdragers of de imperiaal goed zijn bevestigd (door eraan te schudden).De dakdragers kunnen worden aangepast aan alle bevestigingspunten op het dak.
Motorkap
WARNI NG
Stop & StartZet het contact altijd UIT alvorens werkzaamheden onder de motorkap uit te voeren om letsel als gevolg van het automatisch opnieuw starten van de motor te voorkomen.Houd rekening met voorwerpen of kleding die in de bladen van de koelventilator of in bepaalde bewegende onderdelen terecht kunnen komen: risico van verstikking en ernstig letsel!
NOTIC E
Door de plaats van de hendel kan de motorkap niet worden geopend zolang het linker
voorportier is gesloten.
231
Praktische informatie
7
Bijvullen
Dit additief moet op zeer korte termijn bijgevuld worden.Ga naar een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
AdBlue® (dieselmotoren)
Wanneer het reserveniveau is bereikt, wordt een waarschuwing geactiveerd.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de indicatoren en met name de AdBlue®-actieradiusindicatoren.Om te voorkomen dat de auto conform de voorschriften niet meer kan worden gestart, moet u het AdBlue®-reservoir bijvullen.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over AdBlue® en met name het bijvullen van AdBlue®.
Controles
Controleer, tenzij anders aangegeven, deze onderdelen overeenkomstig het onderhoudsschema van de fabrikant en uw motor.Laat ze anders controleren door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
WARNI NG
Gebruik uitsluitend producten die worden aanbevolen door TOYOTA of producten van een vergelijkbare kwaliteit en met vergelijkbare specificaties.Om de werking van belangrijke onderdelen als die van het remsysteem te optimaliseren, heeft TOYOTA een selectie van zeer specifieke producten in haar aanbod.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.Niettemin is het raadzaam om regelmatig te controleren of de accupoolklemmen goed vastzitten (bij uitvoeringen zonder snelsluiting voor de accupoolklemmen) en of de aansluitingen schoon zijn.
NOTIC E
Raadpleeg voordat u werkzaamheden uitvoert aan de 12V-accu het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de te nemen voorzorgsmaatregelen.
WARNI NG
Uitvoeringen met het Stop & Start-systeem zijn voorzien van een speciale 12V-loodzuuraccu.Deze accu mag uitsluitend worden vervangen door een TOYOTA-dealer of door een gekwalificeerde werkplaats.
Interieurfilter
Als de omgeving en het gebruik (bijv. veel stof, veel stadsverkeer) daartoe aanleiding geven, moet het filter twee keer zo vaak worden vervangen.
NOTIC E
Een verstopt interieurfilter kan de prestaties van de airconditioning negatief beïnvloeden en onaangename geuren veroorzaken.
236
WARNI NG
Als er AdBlue® op de zijkant van de auto of op een andere plaats is gemorst, spoel het dan onmiddellijk weg met koud water of veeg het weg met een vochtige doek.Gekristalliseerde vloeistof moet worden verwijderd met een spons en warm water.
WARNI NG
Belangrijk: als u AdBlue hebt bijgevuld nadat het reservoir leeg is geraakt, dient u ongeveer 5 minuten te wachten voordat u het contact weer AAN zet, zonder het bestuurdersportier te openen, de auto te ontgrendelen, de sleutel in het contactslot te steken of de “Smart entry-systeem met startknop”-sleutel in het interieur te brengen.Zet vervolgens het contact AAN en start na 10 seconden wachten de motor.
► Zet het contact UIT en verwijder de sleutel uit het contactslot om de motor uit te zetten.of► Druk bij een auto met Smart entry-systeem met startknop op de knop “START/STOP” om de motor uit te zetten.
► Zorg dat de auto is ontgrendeld en open de tankdopklep. Draai de blauwe dop van het AdBlue®-reservoir linksom en verwijder de dop.► Als u in het bezit bent van een flacon of jerrycan met AdBlue®: controleer eerst de houdbaarheidsdatum en lees vervolgens aandachtig de instructies op het etiket voordat u de inhoud van de flacon/jerrycan in het AdBlue-reservoir van uw auto giet.► Als u een AdBlue®-pomp gebruikt: steek het vulpistool in de vulopening en vul bij tot het vulpistool automatisch afslaat.
WARNI NG
Om te voorkomen dat het AdBlue®-reservoir overstroomt, wordt aanbevolen:– Om 10 tot 13 liter bij te vullen met behulp van de AdBlue®-flacons of jerrycans.– Om bij een tankstation bij te vullen tot het vulpistool voor de eerste keer automatisch afslaat.Alleen wanneer er ten minste 5 liter AdBlue® wordt bijgevuld, wordt dit door het systeem
geregistreerd.
WARNI NG
Als het AdBlue®-reservoir volledig leeg is, wat wordt bevestigd door de melding “Vul AdBlue bij: starten onmogelijk”, moet u minimaal 5 liter bijvullen.
Na het bijvullen
► Plaats de blauwe dop op de vulopening en draai de dop zo ver mogelijk rechtsom.► Sluit de tankdopklep.
Voer de flacons of jerrycans AdBlue® niet af als huishoudelijk afval.Deponeer ze in speciaal daarvoor bestemde containers of breng ze terug naar het bedrijf waar u ze gekocht hebt.
237
Praktische informatie
7
In de vrijloop zetten
In bepaalde situaties moet u de auto in de vrijloop zetten (tijdens slepen van de auto, op een rollenbank, in een wasstraat, bij vervoer als vracht via het spoor of over het water, enz.).De procedure varieert afhankelijk van het type transmissie en parkeerrem.
WARNI NG
Laat de auto niet onbeheerd achter als de vrijloop is geactiveerd.
Bij handgeschakelde
transmissie en elektrisch
bedienbare parkeerrem /
In de vrijloop zetten
► Zet de selectiehendel bij draaiende motor en
ingetrapt rempedaal in de neutraalstand.► Zet bij ingetrapt rempedaal het contact UIT.► Laat het rempedaal los en zet het contact weer AAN.► Trap het rempedaal in en druk op de bedieningshendel om de parkeerrem te deactiveren.► Laat het rempedaal los en zet het contact UIT.
Herstellen van de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de motor opnieuw.
Bij automatische transmissie
en elektrisch bedienbare
parkeerrem /
In de vrijloop zetten
► Zet de keuzeschakelaar bij draaiende motor en ingetrapt rempedaal in de stand N.► Zet bij ingetrapt rempedaal het contact UIT.► Laat het rempedaal los en zet het contact weer AAN.► Trap het rempedaal in en druk op de bedieningshendel om de parkeerrem te deactiveren.► Laat het rempedaal los en zet het contact UIT.
Herstellen van de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de motor opnieuw. Selecteer vervolgens stand P.
Met keuzeschakelaar
(Electric) en elektrisch
bedienbare parkeerrem /
Procedure voor in vrijloop zetten
► Trap het rempedaal in en selecteer stand N terwijl de auto stilstaat en de motor draait.Binnen 5 seconden:► Houd het rempedaal ingetrapt en doe het volgende in de aangegeven volgorde: zet het contact UIT (afhankelijk van de uitvoering: houd de START/STOP-knop 2 seconden ingedrukt) en beweeg de impulsselectiehendel naar voren of achteren.► Laat het rempedaal los en zet het contact weer AAN.► Plaats uw voet op het rempedaal en druk op de hendel van de elektrisch bedienbare parkeerrem om de auto in de vrijloop te zetten.► Laat het rempedaal los en zet het contact UIT.
NOTIC E
Smart entry-systeem met startknopTrap het rempedaal niet in bij het AAN en weer UIT zetten van het contact. Als u dat wel doet zal de motor starten, waardoor u opnieuw moet beginnen met de procedure.