18
De bandenspanning wordt niet langer bewaakt.Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning en voer (3) uit.
Antiblokkeersysteem (ABS)Blijft branden.Storing in het antiblokkeersysteem.De normale remwerking blijft behouden.Rijd voorzichtig, matig uw snelheid en voer vervolgens (3) uit.
Collision Risk Alert / Active Safety BrakeBlijft branden, in combinatie met de weergave van een melding.Het systeem is uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
Collision Risk Alert/Active Safety BrakeKnippert.Het systeem wordt geactiveerd en remt de auto kort af om de snelheid van de aanrijding met de voorligger te beperken.Zie het hoofdstuk Rijden voor meer informatie.Blijft branden, in combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Er is een storing in het systeem.Voer (3) uit.Blijft branden.Er is een storing in het systeem.Als deze waarschuwingslampjes gaan branden nadat de motor is uitgezet en weer gestart, voer dan (3) uit.
Roetfilter (diesel)Blijft branden, in combinatie met een geluidssignaal en een melding over de kans op verstopping van het roetfilter.Het roetfilter begint verzadigd te raken.Regenereer zodra de omstandigheden het toelaten het roetfilter door met een snelheid van ten minste 60 km/h en een motortoerental van minimaal 2.500 omw/min te rijden tot het lampje dooft.Blijft branden, in combinatie met een geluidssignaal en een melding over een te laag additiefniveau voor het roetfilter.Het minimumniveau van het additiefreservoir is bereikt.Vul zo snel mogelijk bij: voer (3) uit.
AirbagsBlijft branden.Een van de airbags of pyrotechnische gordelspanners is defect.Voer (3) uit.
Voorpassagiersairbag (ON)Blijft branden.
De voorpassagiersairbag is ingeschakeld.De schakelaar staat in de stand “ON”.Plaats in dit geval GEEN kinderzitje “tegen de rijrichting in” op de voorpassagiersstoel - kans op ernstig letsel!
Voorpassagiersairbag (OFF)Blijft branden.De voorpassagiersairbag is uitgeschakeld.De schakelaar staat in de stand “OFF”.
U kunt een kinderzitje “tegen de rijrichting in” plaatsen, behalve in het geval van een storing in het airbagsysteem (brandend waarschuwingslampje airbags).
Dynamic Stability Control (DSC) en antispinregeling (ASR)Blijft branden.Het systeem is uitgeschakeld.De functie DSC/ASR wordt automatisch weer ingeschakeld als de motor wordt gestart en als een snelheid van ongeveer 50 km/h wordt bereikt.Bij een snelheid lager dan 50 km/h kan het systeem handmatig weer worden ingeschakeld.Knippert.De DSC/ASR wordt geactiveerd wanneer de auto grip verliest of uit koers raakt.Blijft branden.Het DSC/ASR-systeem is defect.Voer (3) uit.
Hill Start AssistBlijft branden, in combinatie met de melding “Storing in het
antiterugrolsysteem”Er is een storing in het systeem.Voer (3) uit.
Storing in noodrem (met elektrisch bedienbare parkeerrem)Blijft branden, in combinatie met de melding “Storing parkeerrem”.De noodremfunctie werkt niet optimaal.Als automatisch deactiveren niet beschikbaar is, deactiveer de rem dan handmatig of voer (3) uit.
11 0
Vehicle Stability Control
(VSC)
Het elektronisch stabiliteitsprogramma omvat de volgende systemen:– Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische remkrachtverdeling (EBFD).– Emergency Braking Assistance (EBA).– Antispinregeling (ASR).– Dynamic Stability Control (DSC).– Trailer Stability Assist (TSA).
Antiblokkeersysteem
(ABS)/elektronische
remkrachtverdeling (EBFD).
Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto en voor een betere controle in bochten, vooral op een slecht of glad wegdek.Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen in het geval van een noodstop.De elektronische remkrachtverdeling (EBFD)
verdeelt de remdruk over de vier wielen.► Trap het rempedaal bij een noodstop zeer krachtig in en laat het niet los.
NOTIC E
Tijdens de normale werking van het ABS kunt u lichte trillingen voelen in het rempedaal.
Het blijven branden van dit waarschuwingslampje duidt op een storing in het ABS.De normale remwerking blijft behouden. Rijd voorzichtig en matig uw snelheid.Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.Als dit waarschuwingslampje samen met de waarschuwingslampjes STOP en ABS gaat branden, in combinatie met een melding en een geluidssignaal, duidt dit op een storing in de EBFD.Breng de auto tot stilstand.Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats en zet het contact UIT.Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
WARNI NG
Zorg er bij vervanging van de wielen (banden en velgen) voor dat wielen worden gemonteerd die voor uw auto zijn goedgekeurd.
WARNI NG
Na een aanrijding
Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Emergency Braking
Assistance (EBA)
Dit systeem verkort de remweg door de remdruk te optimaliseren.Het systeem wordt ingeschakeld als het rempedaal snel wordt ingetrapt. Het zorgt ervoor dat de benodigde bedieningskracht wordt verminderd en de effectiviteit van het remmen wordt vergroot.
Antispinregeling (ASR)/
Dynamic Stability Control
(DSC)
De antispinregeling (of Traction Control) verbetert de tractie door het motorkoppel te beperken en de aangedreven wielen af te remmen om zo het spinnen van de wielen te voorkomen. De ASR verbetert ook de koersstabiliteit.Als de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting, grijpt de Dynamic Stability Control automatisch in door het door de motor geleverde koppel aan te passen en een of
meerdere wielen af te remmen om de auto, binnen de natuurkundige grenzen, weer in de juiste koers te brengen.Deze systemen worden automatisch ingeschakeld zodra de motor wordt gestart.Deze systemen worden geactiveerd bij een probleem met de grip of de koers (bevestigd door dit waarschuwingslampje dat op het instrumentenpaneel knippert).
149
Rijden
6
Uitschakelen van de
automatische werking
Onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld bij zeer koud weer, bij het trekken van een aanhangwagen of bij slepen (in het geval van autopech), kan het noodzakelijk zijn om de automatische werking van het systeem uit te schakelen.► Start de motor.► Gebruik de bedieningshendel om de parkeerrem te activeren als deze is gedeactiveerd.► Laat het rempedaal volledig los.► Houd de bedieningshendel 10 tot maximaal 15 seconden in de stand voor het deactiveren.► Laat de bedieningshendel los.► Trap het rempedaal in en houd het ingetrapt.► Houd de bedieningshendel gedurende 2 seconden in de stand voor het activeren.Dit controlelampje op het instrumentenpaneel gaat branden om het deactiveren van de automatische werking te bevestigen.
► Laat de bedieningshendel en het rempedaal los.Vanaf dit moment kan de parkeerrem alleen handmatig met behulp van de bedieningshendel worden geactiveerd en gedeactiveerd.Herhaal deze procedure om de automatische werking weer in te schakelen (bevestigd door het doven van het controlelampje op het instrumentenpaneel).
Noodremfunctie
Als door het intrappen van het rempedaal niet effectief geremd kan worden of in uitzonderlijke situaties (bijv. bestuurder onwel, rijassistentie), kan de auto worden afgeremd door langdurig aan de hendel van de elektrisch bedienbare parkeerrem te trekken. Het remmen gaat door zolang aan de hendel getrokken wordt en stopt zodra de hendel wordt losgelaten.Het ABS- en DSC-systeem stabiliseren de auto wanneer de noodremfunctie actief is.In geval van een storing in de noodremfunctie, wordt de melding Storing parkeerrem weergegeven op het instrumentenpaneel.Bij een storing in het ABS- en DSC-systeem, aangegeven door het branden van een of beide waarschuwingslampjes op het instrumentenpaneel, kan de stabiliteit van de auto niet langer worden gegarandeerd.► Waarborg in dat geval de stabiliteit van de auto door herhaaldelijk aan de hendel van de elektrisch bedienbare parkeerrem te trekken en deze weer
los te laten totdat de auto volledig stilstaat.
Hill Start Assist
Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden op een helling even (ongeveer 2 seconden) op zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.Het is alleen actief als:– De auto volledig stilstaat met het rempedaal ingetrapt.– Aan bepaalde hellingcondities is voldaan.– Het bestuurdersportier is gesloten.
WARNI NG
Verlaat de auto niet terwijl deze door de Hill Start Assist op zijn plaats wordt gehouden.Als u de auto moet verlaten terwijl de motor draait, activeer dan handmatig de parkeerrem. Controleer vervolgens of het controlelampje van de parkeerrem en het controlelampje P op de bedieningshendel van de elektrisch bedienbare parkeerrem permanent branden.
WARNI NG
De Hill Start Assist-functie kan niet worden uitgeschakeld. Maar gebruik van de parkeerrem om de auto vast te zetten onderbreekt de werking ervan.
167
Rijden
6
NOTIC E
Overige camera'sDe op het touchscreen of het instrumentenpaneel weergegeven beelden van de camera('s) kunnen door het terrein worden vervormd.Bij schaduw, fel zonlicht of onvoldoende licht kan het beeld donkerder en minder contrastrijk zijn.De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn.
WARNI NG
SensorenDe werking van de sensoren en de bijbehorende functies kan worden verstoord door het geluid van bijvoorbeeld luidruchtige voertuigen en machines (bijvoorbeeld vrachtwagens, drilboren), door de ophoping van sneeuw of dode bladeren op de weg of bij schade aan de
bumpers en spiegels.Bij het inschakelen van de achteruitversnelling geeft een geluidssignaal (lang piepsignaal) aan dat de sensoren mogelijk vuil zijn.Een aanrijding aan de voorzijde of achterzijde van de auto kan de sensorinstellingen verstoren, hetgeen niet altijd door het systeem wordt vastgesteld: de afstandsmetingen kunnen hierdoor incorrect zijn.
De sensoren detecteren geen obstakels die te laag (trottoirbanden, drempels) of te dun (bomen, palen, draadhekken) zijn.Bepaalde obstakels die aanvankelijk wel worden gedetecteerd, worden mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich in de dode hoek van het detectiebereik van de sensoren bevinden.Bepaalde materialen (stoffen) kunnen geluidsgolven absorberen: hierdoor worden voetgangers mogelijk niet gedetecteerd.
NOTIC E
OnderhoudReinig de bumpers, de buitenspiegels en het gezichtsveld van de camera's regelmatig.Houd tijdens het wassen van de auto het uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal 30 cm van de radar, sensoren en camera's.
WARNI NG
Matten/pedaalrubbersHet gebruik van matten of pedaalrubbers die niet door TOYOTA zijn goedgekeurd kan de werking van de snelheidsbegrenzer of cruise control belemmeren.Voorkomen dat de pedalen blijven hangen:– Controleer of de mat goed op zijn plaats ligt.– Leg nooit twee matten op elkaar.
NOTIC E
SnelheidseenhedenAls u in een ander land bent, controleer dan of de snelheidseenheid die door het instrumentenpaneel wordt gebruikt (mph of km/h), overeenkomt met de in dit land geldende eenheid.Zo niet, verander dan bij stilstaande auto de door het instrumentenpaneel gebruikte snelheidseenheid zodat deze overeenkomt met de ter plaatse geldende eenheid.Neem bij twijfel contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
209
Praktische informatie
7
WARNI NG
De aandrijflijn van een elektrische auto kan tijdens het gebruik en na het UIT zetten van het contact warm worden.Neem de waarschuwingsmeldingen op de labels, met name aan de binnenkant van de klep van de laadaansluiting, in acht.
WARNI NG
Bij problemenAlle werkzaamheden of wijzigingen aan het elektrische systeem (inclusief de tractiebatterij, stekkers, oranje kabels en overige onderdelen die van binnenuit of buitenaf zichtbaar zijn) is absoluut verboden: kans op ernstige brandwonden of een potentieel fatale elektrische schok (kortsluiting/elektrocutie)!Neem bij problemen altijd contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
WARNI NG
Dit label is alleen bedoeld voor gebruik door brandweermannen en onderhoudsdiensten bij werkzaamheden aan de auto.Niemand anders mag het op dit label getoonde apparaat aanraken.
WARNI NG
In het geval van een ongeval of als de bodemplaat van de auto wordt blootgesteld aan schokkenIn deze situaties kan het elektrische circuit of de tractiebatterij ernstig beschadigd raken.Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats en zet het contact UIT.Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
WARNI NG
In het geval van een brandZorg ervoor dat alle inzittenden de auto onmiddellijk verlaten. Probeer de brand nooit zelf te bestrijden, kans op elektrocutie!Neem onmiddellijk contact op met de hulpdiensten en informeer hen dat het om een elektrische auto gaat.
WARNI NG
Bij het wassenControleer of de laadklep goed gesloten is alvorens de auto te wassen.Was de auto nooit terwijl de batterij geladen wordt.
WARNI NG
HogedrukreinigingHet is absoluut verboden om een hogedrukreiniger te gebruiken in de motorruimte of onder de carrosserie om schade aan elektrische onderdelen te voorkomen.Gebruik geen hogere druk dan 80 bar voor het wassen van de carrosserie.
328
12V-accu 221, 231, 254–255, 254–257
A
Aanhanger 111, 223Aanhangergewichten 267–268, 270–272Aansluiting 12 V 68, 70Aansluiting 220 V 71ABS 11 0Accessoires 106Accu 254Accu laden 256–257Achterbank 64, 66Achterdeuren 41–42Achterklep 41, 44Achterlichten 252Achterportierruiten 55Achterruitverwarming 60, 91Achteruitrijcamera 167, 195, 200Achteruitrijlicht 252Actieradius AdBlue 231
Active Safety Brake 182–184Adaptieve cruise control met Stop-functie 170–171Adaptieve snelheidsregelaar 177AdBlue® 234AdBlue® bijvullen 235AdBlue®-reservoir 235Afmetingen 261Afstandsbediening 34–38, 40, 42, 140Afstellen van de koplamphoogte 101
Afzetten van de motor 141, 143–144Airbags 11 9–120, 122–123, 125Airbags vóór 120, 122, 126Airconditioning 84, 88Airconditioning (handbediend) 86Airconditioning met gescheiden regeling 90Alarmknipperlichten 77, 109Alarmsysteem 51–52Algemeen menu 31Allesdragers 225–226Android Auto verbinding 293, 313Antiblokkeersysteem (ABS) 11 0Antidiefstalsysteem/Startblokkering 36Antispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling 11 0, 11 2–11 3Apple®-speler 279, 292, 318Apple CarPlay verbinding 293, 313Apps 313Armleuning 58Armleuning vóór 68Audiokabel 318Automatische airconditioning (met display) 91
Automatische airconditioning met gescheiden regeling 87Automatische ruitenwissers 105Automatische transmissie ~ Versnellingsbak, automatische 150–157, 161, 232, 256Automatisch inschakelen verlichting 98–99Automatisch noodremsysteem 182–184AUX-aansluiting 279, 292, 318
B
Bagageafdekking 75Bagageafdekscherm 75–76Bagagenet voor hoge belading 73Banden 233, 273Banden oppompen 233, 273Bandenreparatieset 240Bandenspanning 233, 244, 247, 273Bandenspanningscontrole (met set) 242–243Bandenspanning te laag (detectie) 162Batterij afstandsbediening ~ Afstandsbediening, batterij 44, 93Batterij afstandsbediening vervangen ~ Afstandsbediening, batterij vervangen 44Bediening autoradio aan stuurkolom ~ Autoradio, bedieningen aan stuurkolom 275, 286, 301Bekerhouder 68Beladen 77, 225Benzinemotor 228, 268Bijvullen AdBlue® 231, 235Binnenspiegel 61
Bluetooth (handsfree set) 280–281, 294–295, 319–320Bluetooth (telefoon) 280–281, 294–295, 319–320Bluetooth- verbinding 280–281, 294–295, 314, 319–320Boordcomputer 28–29Boordgereedschap 240–241Brandstof 8, 206Brandstofadditief 230, 232Brandstofniveaumeter 206–208