79
1 1-4. Antidiefstalsysteem
Veiligheid en beveiliging
1-4.Antidiefstalsysteem
Het controlelampje knippert nadat het
contact UIT is gezet om aan te geven
dat het systeem in werking is.
Het controlelampje houdt op met knip-
peren als het contact in stand ACC of
AAN is gezet om aan te geven dat het
systeem is uitgeschakeld.
■Onderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een onderhoudsvrije
startblokkering.
■Omstandigheden waardoor het systeem
mogelijk niet goed werkt
●Als de greep van de sleutel tegen een
metalen voorwerp wordt gehouden
●Als de sleutel dicht bij of tegen een sleutel
met ingebouwde transponderchip van een
andere auto wordt gehouden
Startblokkering
De sleutels van de auto zijn uitge-
rust met ingebouwde transponder-
chips die voorkomen dat de motor
gestart kan worden met een sleu-
tel die niet in een eerder stadium
geregistreerd is in de boordcom-
puter van de auto.
Laat de sleutels nooit in de auto
achter als u de auto verlaat.
Dit systeem is ontworpen om
autodiefstal te voorkomen, maar
absolute beveiliging tegen elke
vorm van diefstal kan niet worden
gegarandeerd.
Bedienen van het systeem
OPMERKING
■Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Verander of verwijder het systeem niet. Na
veranderen of verwijderen kan de juiste
werking van het systeem niet worden
gegarandeerd.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 79 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
842-1. Instrumentenpaneel
2-1.Instrumentenpaneel
Om de functie van alle lampjes uit te leggen, zijn in de volgende afbeelding alle
waarschuwingslampjes en controlelampjes brandend afgebeeld.
Waarschuwingslampjes informeren de
bestuurder over storingen in de aange-
geven systemen van de auto.
Waarschuwingslampjes en controlelampjes
De waarschuwingslampjes en controlelampjes op het instrumentenpaneel
en in de dakconsole informeren de bestuurder over de status van de diverse
systemen in de auto.
Waarschuwingslampjes en controlelampjes die op het instrumen-
tenpaneel worden weergegeven
Waarschuwingslampjes
(rood)Waarschuwingslampje remsys-
teem*1 (→Blz. 335)
(geel)Waarschuwingslampje vacuüm-
systeem
*1 (→Blz. 335)
(rood)Waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur
*1
(→Blz. 336)
Laadstroomcontrolelampje
*1
(→Blz. 336)
Waarschuwingslampje lage olie-
druk*1 (→Blz. 336)
Motorcontrolelampje
*1
(→Blz. 336)
Waarschuwingslampje SRS
*1
(→Blz. 53, Blz. 337)
Waarschuwingslampje ABS
*1
(→Blz. 337)
Waarschuwingslampje elektri-
sche stuurbekrachtiging
*1
(→Blz. 337)
Controlelampje Traction Con-
trol
*1 (→Blz. 338)
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 84 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
85
2 2-1. Instrumentenpaneel
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
*1: Deze lampjes gaan branden wanneer het
contact AAN wordt gezet om aan te
geven dat er een systeemcontrole wordt
uitgevoerd. Ze doven nadat de motor is
aangeslagen of nadat er enkele secon-
den verstreken zijn. Er kan een storing in
een systeem aanwezig zijn als een
lampje niet gaat branden of uitgaat. Laat
de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
*2: Het controlelampje voor de voorpassa-
giersgordel bevindt zich in de dakcon-
sole.
*3: Dit lampje brandt in de dakconsole. Waarschuwingslampje tempera-
tuur automatische-transmissie-
vloeistof (indien aanwezig)
(→Blz. 338)
Waarschuwingslampje open por-
tier/achterklep (→Blz. 338)
Waarschuwingslampje laag
brandstofniveau
*1 (→Blz. 339)
Controlelampje bestuurders- en
voorpassagiersgordel
*1, 2
(→Blz. 339)
Controlelampjes achterpassa-
giersgordels
*1, 3 (→Blz. 339)
(geel)Controlelampje conventionele
cruise control (indien aanwezig)
(→Blz. 340)
Waarschuwingslampje
BSD/RCTA (indien aanwezig)
(→Blz. 340)
Waarschuwingslampje SRH
(indien aanwezig) (→Blz. 340)
Waarschuwingslampje RAB
(indien aanwezig) (→Blz. 340)
Waarschuwingslampje led-kop-
lamp (→Blz. 340)
Waarschuwingslampje automati-
sche verticale koplampverstelling
(→Blz. 341)
Centraal waarschuwings-
lampje
*1 (→Blz. 341)
Waarschuwingslampje EyeSight
(indien aanwezig) (→Blz. 341)
Waarschuwingslampje lage ban-
denspanning
*1 (→Blz. 342)
Waarschuwingslampje benzine-
roetfiltersysteem (→Blz. 342)
WAARSCHUWING
■Als een waarschuwingslampje van
een veiligheidssysteem niet gaat
branden
Als een lampje van een veiligheidssys-
teem zoals het ABS of het waarschu-
wingslampje SRS niet gaat branden als u
de motor start, kan dat betekenen dat
deze systemen niet beschikbaar zijn om u
te helpen beschermen bij een ongeval,
wat tot dodelijk of ernstig letsel kan leiden.
Laat de auto in dat geval nakijken door uw
Toyota-dealer.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 85 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
165
4 4-5. EyeSight
Rijden
4-5.EyeSight
*1: Indien aanwezig
*2: EyeSight is een geregistreerd handels-
merk van SUBARU CORPORATION.
Als het Pre-Crash Brake-systeem in werking
treedt, worden door EyeSight de volgende
gegevens geregistreerd en opgeslagen. Er
worden geen gesprekken of andere audioge-
gevens opgeslagen.
●Beeldgegevens van de stereocamera
●Afstand tot de voorligger
●Rijsnelheid
●Draaihoek van het stuurwiel
●Zijdelingse beweging in verhouding tot de
rijrichting
●Bedieningsstatus van het gaspedaal
●Bedieningsstatus van het rempedaal
●Stand selectiehendel
●Kilometerstand
●Gegevens met betrekking tot het ABS, de
VSC en de TRC
Toyota en derden waarmee Toyota een con-
tract heeft, kunnen de opgeslagen gegevens
opvragen en gebruiken voor R&D op automo-
tivegebied. Toyota en derden waarmee
Toyota een contract heeft, zullen de opge-
vraagde gegevens uitsluitend onder de vol-
gende voorwaarden publiceren of verstrek-
ken aan andere partijen.
• De eigenaar van de auto heeft zijn of haar
toestemming gegeven.• De publicatie/verstrekking is opgedragen
door een gerechtelijk bevel of een wettelijk
voorschrift.
• Gegevens die zodanig zijn aangepast dat
de gebruiker en de auto niet identificeer-
baar zijn, worden verstrekt aan een onder-
zoeksinstituut voor statistische verwerking
of gelijksoortige doeleinden.
EyeSight*1, 2
EyeSight is een ondersteunend
systeem dat met behulp van ver-
schillende functies de bestuurder
helpt beslissingen te nemen om
veiliger en comfortabeler te rijden,
om zo vermoeidheid van de
bestuurder te helpen voorkomen.
Aan de hand van beelden van de
stereocamera signaleert EyeSight
voertuigen, obstakels, rijstroken
en andere objecten vóór de auto.
WAARSCHUWING
Veilig rijden blijft altijd de verantwoordelijk-
heid van de bestuurder. Houd u altijd aan
alle verkeersregels en aanwijzingen, ook
al is uw auto uitgerust met EyeSight. Blijf
altijd zorgen voor een veilige afstand tus-
sen uw auto en uw voorligger en blijf goed
letten op het verkeer om u heen en op de
rijomstandigheden.
Vertrouw niet uitsluitend op de werking
van EyeSight.
EyeSight is bedoeld om de bestuurder te
helpen beslissingen te nemen om de kans
op een ongeval of schade te verkleinen en
om meer ontspannen te rijden.
Vestig wanneer u door EyeSight wordt
gewaarschuwd extra aandacht op wat zich
vóór en in de directe omgeving van uw
auto bevindt en voer de benodigde hande-
lingen uit. Dit systeem is niet ontworpen
voor ondersteuning bij het rijden bij slecht
zicht en onder extreme weersomstandig-
heden of om ongevallen te voorkomen als
de bestuurder zich niet volledig op het rij-
den en de weg concentreert. Het systeem
kan ook niet onder alle rijomstandigheden
een aanrijding helpen te voorkomen.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 165 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
237
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
• Er is een sticker, verf of een chemisch mid-
del aangebracht op de sonarsensoren of
op de achterbumper bij de sonarsensoren.
• De achterbumper is gewijzigd.
• De achterbumper is verwijderd en weer
geplaatst.
• De bodemvrijheid is veranderd door een
zware belading van de auto of een wijzi-
ging aan de wielophanging.
• De sonarsensoren of het gedeelte van de
achterbumper bij de sonarsensoren zijn
beschadigd.
• De achterbumper is blootgesteld aan een
krachtige schok of is vervormd.
●Op een steile helling werkt de functie auto-
matisch remmen van het systeem minder
doeltreffend.
●Het systeem is ontwikkeld om aanrijdingen
te voorkomen door automatisch hard te
remmen als de auto achteruitrijdt met een
snelheid van maximaal ongeveer 5 km/h.
Het systeem garandeert echter niet dat de
auto in elke situatie in staat is om een aan-
rijding te voorkomen.
●Als de auto extreem langzaam achteruit-
rijdt, kan het zijn dat de handelingen van
de bestuurder voorrang hebben boven de
werking van het systeem. In dit geval werkt
de functie automatisch remmen niet.
●De volgende objecten kunnen mogelijk niet
door het systeem worden gesignaleerd
met als gevolg dat de remmen niet auto-
matisch worden geactiveerd.
• Scherp gevormde of smalle objecten zoals
palen, hekken en kabels die de door de
sonarsensor uitgezonden geluidsgolven
mogelijk niet weerkaatsen.
• Objecten die zich te dicht bij de achter-
bumper bevinden als de selectiehendel in
stand R wordt gezet.
• Objecten met een oppervlak dat de door
de sonarsensor uitgezonden geluidsgolven
mogelijk niet weerkaatst, zoals een hek
van draadgaas.
●Het systeem is zo ontworpen dat het de
volgende objecten niet kan signaleren. De
auto zal er dus ook niet voor afremmen.
• Voetgangers.
• Bewegende objecten, waaronder rijdende
voertuigen.
• Objecten die geluidsgolven absorberen,
zoals kledingstukken of sneeuw.
• Objecten waarvan het oppervlak een dia-
gonale hoek maakt.
• Objecten die zich dicht bij de grond bevin-
den, zoals parkeerblokken.• Objecten die zich ver boven de grond
bevinden, zoals hangende objecten.
• Objecten die in horizontale richting buiten
het bereik liggen gezien vanuit het midden
van de auto.
• Platte, op de grond liggende objecten.
• Objecten die niet loodrecht op de grond
staan.
• Objecten die zich niet rechtstreeks in de rij-
richting van de auto bevinden.
• Ongelijkmatige of golvende objecten.
●Bij het achteruitrijden werken de functies
mogelijk niet correct of kan er een sys-
teemstoring optreden als de volgende situ-
atie zich voordoet.
Hoogfrequent geluid van andere geluidsbron-
nen in de omgeving:
• Geluid van een claxon van een ander voer-
tuig.
• Motorgeluid van andere voertuigen.
• Geluid van luchtremmen.
• Voertuigdetectiesysteem of sonar van een
ander voertuig.
• In de buurt wordt een geluidsgolf met een
frequentie die vergelijkbaar is met die van
het systeem van de auto uitgezonden.
• Een voertuig met hetzelfde systeem rijdt
achteruit naar uw achteruitrijdende auto
toe.
●Weersomstandigheden:
• Extreem hoge of lage temperaturen waar-
bij het gedeelte rondom de sonarsensor te
warm of te koud wordt en de sensor niet
meer kan werken.
• De sonarsensoren of het gedeelte van de
achterbumper bij de sonarsensoren wordt
blootgesteld aan zware regenval of een
grote hoeveelheid water.
• Mist, sneeuw, zandstormen, enz.
• De lucht stroomt met hoge snelheid langs
de auto, zoals bij harde wind.
●Onderdelen die zijn aangebracht op het
gedeelte van de achterbumper bij de
sonarsensor:
• Er zijn op de markt beschikbare elektroni-
sche onderdelen (mistachterlicht, spatbor-
dantenne, radio-antenne) of bevestigings-
accessoires (trekhaak, fietsendrager, bum-
perbeschermplaat) aangebracht.
• Er zijn onderdelen die een hoogfrequent
geluid uitzenden, zoals een claxon of een
luidspreker, aangebracht.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 237 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
253
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
Als het contact AAN wordt gezet, gaat
het controlelampje Hill Start Assist Con-
trol AAN branden.
Als de Hill Start Assist Control wordt
geactiveerd, gaat het controlelampje
knipperen.1Zet uw auto stil op een vlakke, vei-
lige plaats.
Zorg dat de parkeerrem geactiveerd is.
2Zet de motor af door het contact UIT
te zetten.
3Start de motor en controleer of het
waarschuwingslampje ABS en het
controlelampje Traction Control uit
zijn.
4Houd de schakelaar ongeveer
30 seconden ingedrukt.
Controleer of de controlelampjes TRC OFF
en VSC OFF gaan branden en vervolgens
doven.
5Laat binnen 5 seconden na het
doven van de controlelampjes de
schakelaar los. Druk vervol-
gens binnen 2 seconden na het los-
laten van de schakelaar nogmaals
op de schakelaar .
Het controlelampje Hill Start Assist Control
AAN dooft en gaat vervolgens branden.
6Zet het contact UIT.
Hill Star t Assist Control
De Hill Start Assist Control houdt
de remkracht enige tijd in stand
om het vooruit helling op wegrij-
den of het achteruit helling af weg-
rijden te vergemakkelijken.
Controlelampje Hill Start Assist
Control AAN
Uitschakelen van de Hill Start
Assist Control
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 253 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
2564-6. Gebruik van overige rijsystemen
■ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te
voorkomen bij plotseling remmen of
remmen op een glad wegdek
■Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat
het rempedaal is ingetrapt als het sys-
teem oordeelt dat er sprake is van een
noodstop
■VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder con-
trole te houden bij uitwijkmanoeuvres
en het nemen van bochten op een glad
wegdek.
■TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht
behouden blijft en voorkomt dat de aan-
drijvende wielen gaan doorslippen bij
het wegrijden met de auto of bij het
accelereren op gladde wegen
Het TRC-systeem is ook uitgerust met
een remfunctie voor het differentieel
met beperkte slip.
■Hill Start Assist Control
→Blz. 253
■EPS (elektrische stuurbekrachti-
ging)
Maakt gebruik van een elektromotor om
de benodigde kracht voor het rond-
draaien van het stuurwiel te verminde-
ren
■Noodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt
ingetrapt, gaan de alarmknipperlichten
automatisch knipperen om het achter-
opkomende verkeer te waarschuwen.
■Als het TRC-/VSC-systeem in werking is
Het controlelampje Traction Control knippert
wanneer het TRC-systeem (met remfunctie
voor het differentieel met beperkte
slip)/VSC-systeem in werking is.
■Uitschakelen van het TRC-systeem
Als u met uw auto vast komt te zitten in mod-
der of sneeuw, kan het TRC-systeem het
aandrijfvermogen van de motor naar de wie-
len beperken. Wanneer u het systeem uit-
schakelt door op de schakelaar te druk-
ken, kunt u de auto waarschijnlijk makkelijker
los krijgen door te ‘schommelen’.
In dit geval blijft de remfunctie voor het diffe-
rentieel met beperkte slip ingeschakeld.
Schakel het TRC-systeem uit door de scha-
kelaar snel in te drukken en weer los te
laten.
Het controlelampje TRC OFF gaat branden.
Ondersteunende systemen
Om de veiligheid en de prestaties
tijdens het rijden te verbeteren is
uw auto uitgerust met de volgende
systemen die automatisch in wer-
king treden als de omstandighe-
den daar om vragen. Houd er ech-
ter rekening mee dat dit aanvul-
lende systemen zijn en vertrouw
niet in al te sterke mate op deze
systemen als u de auto bedient.
Overzicht van de
ondersteunende systemen
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 256 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
2584-6. Gebruik van overige rijsystemen
*1: Auto's met automatische transmissie
*2: Auto's met handgeschakelde transmissie
■Bijgeluiden en trillingen veroorzaakt
door het ABS, de Brake Assist, de TRC
en de VSC
●Het is mogelijk dat u tijdens het starten van
de motor of bij het wegrijden een geluid in
de motorruimte hoort wanneer het rempe-
daal herhaaldelijk wordt ingetrapt. Dit duidt
niet op een storing in een van deze syste-
men.
●De volgende verschijnselen kunnen zich
voordoen als bovenstaande systemen in
werking zijn. Geen van deze verschijnse-
len duidt op een storing.
• Er kunnen trillingen gevoeld worden in de
carrosserie en de stuurinrichting.
• Nadat de auto tot stilstand is gekomen,
kan het geluid van een elektromotor hoor-
baar zijn.
• Er kan een lichte trilling in het rempedaal
voelbaar zijn als het antiblokkeersysteem
geactiveerd is.
• Het rempedaal kan iets verder naar bene-
den bewegen als het antiblokkeersysteem
geactiveerd is.
■Geluid EPS
Wanneer het stuurwiel bediend wordt, kan
het geluid van een elektromotor (zoemend
geluid) hoorbaar zijn. Dit is normaal en duidt
niet op een storing.
■Automatisch opnieuw inschakelen van
de TRC- en VSC-systemen
Als de TRC- en VSC-systemen zijn uitge-
schakeld, worden deze automatisch opnieuw
ingeschakeld in de volgende situaties:
●Als het contact UIT wordt gezet.
●Als alleen het TRC-systeem wordt uitge-
schakeld, wordt de TRC weer ingescha-
keld zodra de rijsnelheid hoger is dan
ongeveer 50 km/h.
Als zowel het TRC- als het VSC-systeem
is uitgeschakeld, worden deze niet auto-
matisch weer ingeschakeld als de rijsnel-
heid toeneemt.
■Gereduceerde bekrachtiging door het
EPS-systeem
De mate van bekrachtiging door het
EPS-systeem wordt gereduceerd om het sys-
teem tegen oververhitting te beschermen als
er gedurende langere tijd veel stuurbewegin-
gen worden uitgevoerd. Hierdoor kan de
besturing zwaar aanvoelen. Draai, als dat het
geval is, niet overmatig aan het stuur of
breng de auto tot stilstand en schakel de
motor uit. Het EPS-systeem moet na een
poosje weer normaal werken.
■Automatisch uitschakelen van de
TRACK-modus
Wanneer na het rijden in de TRACK-modus
het contact UIT wordt gezet, wordt deze
modus automatisch uitgeschakeld.
■Voorwaarden voor werking noodstop-
signaal
Als aan de volgende drie voorwaarden wordt
voldaan, werkt het noodstopsignaal:
●De alarmknipperlichten zijn uit.
●De werkelijke rijsnelheid is hoger dan 60
km/h.
●Het rempedaal wordt op zo'n manier inge-
trapt dat het systeem op basis van de
deceleratie van de auto oordeelt dat het
om een noodstop gaat.
■Automatisch uitschakelen van nood-
stopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de volgende
situaties uitgeschakeld:
●De alarmknipperlichten worden ingescha-
keld.
●Het rempedaal wordt losgelaten.
●Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het niet om
een noodstop gaat.
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (→Blz. 377)
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 258 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM