2284-6. Gebruik van overige rijsystemen
Voorbeeld 1
1Detectiebereik van de radarsenso-
ren
2Gebied buiten het detectiebereik
van de radarsensoren
Geparkeerde auto
Voertuig dat mogelijk niet wordt
gesignaleerd
Voorbeeld 2
1Detectiebereik van de radarsenso-
ren
Voertuig dat mogelijk wordt gesig-
naleerd
Het systeem kan signaleren dat het voertuig
voor uw auto langs rijdt. Kijk altijd goed
om u heen tijdens het achteruitrijden.
■Voorwaarden voor werking
De BSD/RCTA werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt vol-
daan.
Het contact staat AAN.
Het waarschuwingslampje
BSD/RCTA en het controlelampje
BSD/RCTA OFF zijn uit.
De auto rijdt met een snelheid van
ten minste 12 km/h (behalve bij het
achteruitrijden).
De selectiehendel staat in stand R
(alleen RCTA).
De BSD/RCTA werkt in de volgende
situaties niet.
Het controlelampje BSD/RCTA OFF
brandt.
De rijsnelheid is lager dan 10 km/h,
zonder dat het controlelampje
BSD/RCTA OFF per se hoeft te
branden (behalve bij het achteruitrij-
den).
●In de volgende gevallen wordt de
BSD/RCTA uitgeschakeld en gaat het
waarschuwingslampje BSD/RCTA bran-
den.
• Er is een storing opgetreden in het sys-
teem, inclusief het naderingslampje
BSD/RCTA.
●Als het waarschuwingslampje BSD/RCTA
brandt, wees dan extra voorzichtig.
(→Blz. 232)
WAARSCHUWING
Een naderend voertuig wordt mogelijk
niet gesignaleerd als het detectiebereik
wordt beperkt door de geparkeerde auto
. Kijk altijd goed om u heen tijdens het
achteruitrijden.
A
C
Werking systeem
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 228 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
229
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
●In de volgende gevallen wordt de werking
van de BSD/RCTA tijdelijk onderbroken (of
wordt de functie uitgeschakeld) en gaat het
controlelampje BSD/RCTA OFF branden.
• Als een radarsensor niet meer voldoende
goed is uitgelijnd (als de stand van de
radarsensor om welke reden dan ook is
gewijzigd, moet de sensor worden afge-
steld. Laat de sensor afstellen door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.)
• Als zich een grote hoeveelheid sneeuw of
ijs heeft gehecht tegen het oppervlak van
de achterbumper rondom de radarsenso-
ren
• Als de auto langere tijd rijdt op een
besneeuwde weg of in een omgeving
(zoals een woestijn) zonder objecten in de
omgeving
• Als de temperatuur rondom de radarsen-
soren te sterk stijgt door langdurig hel-
lingop rijden in de zomer, enz.
• Als de temperatuur rondom de radarsen-
soren extreem laag wordt
• Als de spanning van de accu van de auto
afneemt
• Als de spanning van de auto hoger is dan
de door de accu van de auto geleverde
spanning
●Als er niet meer sprake is van de boven-
staande situaties, wordt de BSD/RCTA
weer ingeschakeld en gaat het controle-
lampje BSD/RCTA OFF uit. Maar als het
controlelampje BSD/RCTA OFF langere
tijd brandt, laat het systeem dan zo snel
mogelijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
●De detectieprestaties van de radarsenso-
ren zijn beperkt. Mogelijk werkt de
BSD/RCTA-detectie of het systeem onder
de volgende omstandigheden niet correct.
• Als het gedeelte van de achterbumper
rondom de radarsensoren is vervormd
• Als zich ijs, sneeuw of modder hecht aan
het oppervlak van de achterbumper
rondom de radarsensoren
• Als er stickers of iets dergelijks zijn aange-
bracht op het oppervlak van de achterbum-
per rondom de radarsensoren of op de
radarsensoren zelf
• Bij ongunstige weersomstandigheden,
zoals regen, sneeuw en mist
• Bij het rijden op natte of besneeuwde
wegen, of bij het rijden door waterplassen
●De radarsensoren signaleren mogelijk niet
of kunnen moeite hebben met het signale-
ren van de volgende voertuigen en voor-
werpen.
• Kleine motorfietsen, fietsen, voetgangers,
stilstaande objecten op de weg of in de
berm, enz.
• Voertuigen met een carrosserievorm die
mogelijk geen radargolven weerkaatst
(lage voertuigen zoals een aanhangwa-
gen zonder lading of een sportauto)
• Voertuigen die uw auto niet naderen maar
zich wel in het detectiegebied bevinden (op
een aangrenzende rijstrook achter de auto
of naast de auto tijdens het achteruitrijden)
(Het systeem bepaalt de aanwezigheid van
naderende voertuigen op basis van de
door de radarsensoren gesignaleerde
gegevens.)
• Voertuigen waarvan de rijsnelheid sterk
verschilt met die van uw auto
• Voertuigen die langere tijd met dezelfde
snelheid als uw auto rijden op een aan-
grenzende rijstrook
• Tegenliggers
• Voertuigen op de rijstrook naast de aan-
grenzende rijstrook
• Voertuigen die u inhaalt en die met een
veel lagere snelheid rijden
●Op een weg met bijzonder smalle rijstro-
ken kan het systeem voertuigen signaleren
op een rijstrook naast de aangrenzende rij-
strook.
Als de BSD/RCTA actief is, wordt de
bestuurder indien nodig gewaar-
schuwd door:
Het naderingslampje BSD/RCTA (als
er voertuigen aanwezig zijn op aan-
grenzende rijstroken).
Het naderingslampje BSD/RCTA en
de waarschuwingszoemer (als een
voertuig van links of rechts nadert tij-
dens het achteruitrijden)
Naderingslampje/
waarschuwingszoemer
BSD/RCTA
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 229 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
2324-6. Gebruik van overige rijsystemen
“BSD/RCTA Disabled” (BSD/RCTA
uitgeschakeld)
Controlelampje BSD/RCTA OFF
■Systeem stopt tijdelijk vanwege
een verminderde gevoeligheid
van de radar
Dit lampje brandt en deze melding
wordt weergegeven als de detectie-
prestaties van de radarsensoren
beperkt zijn. Zodra deze situatie zich
niet meer voordoet, gaat het systeem
weer normaal werken, gaat het lampje
uit en verdwijnt de melding.
Als het lampje langere tijd blijft branden
en de melding langere tijd weergege-
ven wordt, laat het systeem dan nakij-
ken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.“BSD/RCTA Disabled Sensor Bloc-
ked” (BSD/RCTA uitgeschakeld,
sensor geblokkeerd)
Controlelampje BSD/RCTA OFF
■Systeemstoring
Dit lampje brandt en deze melding
wordt weergegeven als er een storing
optreedt in het systeem. Neem contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige om het systeem te
laten controleren.
“BSD/RCTA Disabled Check
Owner's Manual” (BSD/RCTA uitge-
schakeld, zie handleiding)
Waarschuwingslampje BSD/RCTA
A
Waarschuwingslampje
BSD/RCTA
A
A
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 232 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
233
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
Bedien het multi-informatiedisplay
(→Blz. 377) of het scherm van het mul-
timediasysteem om de BSD/RCTA in
en uit te schakelen (zie de handleiding
voor het multimediasysteem).
Wanneer het BSD/RCTA-systeem is
uitgeschakeld, brandt het controle-
lampje BSD/RCTA OFF op het
multi-informatiedisplay.
●Schakel in de volgende gevallen de
BSD/RCTA uit. Het systeem werkt mogelijk
niet goed door geblokkeerde radargolven.
• Bij het slepen van de auto
• Wanneer een fietsendrager of een ander
voorwerp op de achterzijde van de auto is
gemonteerd
• Wanneer de auto op een vermogensbank,
een rollenbank of iets dergelijks wordt
getest
• Wanneer u de wielen van de auto laat
draaien door gas te geven terwijl de auto
met de wielen van de grond is
●Als het contact UIT wordt gezet, wordt de
laatst bekende status van het systeem in
het geheugen opgeslagen. Als bijvoor-
beeld het contact UIT wordt gezet terwijl de
BSD/RCTA is uitgeschakeld, blijft de
BSD/RCTA uitgeschakeld als het contact
de volgende keer AAN wordt gezet.
De radarsensoren, één aan elke zijde
van de auto, zijn in de achterbumper
gemonteerd.
Radarsensoren
Als de radarsensoren gerepareerd of vervan-
gen moeten worden of als het gedeelte van
de bumper rondom de radarsensoren gere-
pareerd, gespoten of vervangen moet wor-
den, neem dan contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
In-/uitschakelen van de
BSD/RCTAOmgaan met de radarsensoren
A
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 233 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
2344-6. Gebruik van overige rijsystemen
*: Indien aanwezig
Als de remmen automatisch worden geacti-
veerd, worden door het Reverse Automatic
Braking-systeem (RAB) de volgende gege-
vens geregistreerd en opgeslagen. Er wor-
den geen gesprekken, persoonsgegevens of
andere audiogegevens opgeslagen.
●Afstand tot het object
●Rijsnelheid
●Bedieningsstatus van het gaspedaal
●Bedieningsstatus van het rempedaal
●Stand selectiehendel
●Buitentemperatuur
●De instelling van de gevoeligheid van de
sonarsensoren
Toyota en derden waarmee Toyota een con-
tract heeft, kunnen de opgeslagen gegevens
opvragen en gebruiken voor R&D op automo-
tivegebied. Toyota en derden waarmee
Toyota een contract heeft, zullen de opge-
vraagde gegevens uitsluitend onder de vol-
gende voorwaarden publiceren of verstrek-
ken aan andere partijen.
●De eigenaar van de auto heeft zijn of haar
toestemming gegeven.
●De publicatie/verstrekking is opgedragen
door een gerechtelijk bevel of een wettelijk
voorschrift.
OPMERKING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht voor een juiste werking van de
BSD/RCTA.
●Houd het oppervlak van de bumper
rondom de radarsensoren altijd schoon.
●Bevestig geen stickers of andere zaken
op het oppervlak van de bumper in de
buurt van de radarsensoren. Neem voor
meer informatie contact op met een
erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
●Wijzig het gedeelte van de bumper in de
buurt van de radarsensoren niet.
●Spuit het gedeelte van de bumper in de
buurt van de radarsensoren niet.
●Stel het gedeelte van de bumper in de
buurt van de radarsensoren niet bloot
aan sterke schokken. Als een sensor
niet meer goed uitgelijnd is, kan zich
een systeemstoring voordoen waarbij
het risico bestaat dat bijvoorbeeld voer-
tuigen die het detectiegebied binnenko-
men niet meer worden gesignaleerd.
Wanneer de bumper is blootgesteld aan
een sterke schok, neem dan voor een
controle contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
●Haal de radarsensoren niet uit elkaar.
Reverse Automatic
Braking-systeem (RAB)*
Reverse Automatic Braking (RAB)
is een hulpsysteem om aanrijdin-
gen tijdens het achteruitrijden te
voorkomen of de schade ervan te
beperken. Als tijdens het achter-
uitrijden een muur of obstakel ach-
ter de auto wordt gesignaleerd,
waarschuwt het systeem de
bestuurder met een waarschu-
wingsgeluid en kan het de rem-
men van de auto automatisch acti-
veren.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 234 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
235
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
●Gegevens die zodanig zijn aangepast dat
de gebruiker en de auto niet identificeer-
baar zijn, worden verstrekt aan een onder-
zoeksinstituut voor statistische verwerking
of gelijksoortige doeleinden.
Het Reverse Automatic Braking-sys-
teem (RAB) voert de volgende 2 func-
ties uit met behulp van 4 sonarsenso-
ren.
Sonaralarm
Het Reverse Automatic Braking-systeem
(RAB) signaleert objecten achter de auto en
waarschuwt de bestuurder met een waar-
schuwingsmelding op het scherm van het
multimediasysteem en piepsignalen.
Automatisch remmen
Het systeem signaleert objecten achter de
auto en als het risico van een aanrijding
groot is, remt het systeem de auto af en
bedient het de remmen om zo de schade te
beperken.
Bij het achteruitrijden
Wanneer krachtig automatisch wordt
geremd of de koppelregeling wordt
toegepast om een aanrijding te voor-
komen (in dit geval klinken er korte
piepsignalen of klinkt er een perma-
nent waarschuwingsgeluid)
“Object Close Behind” (object dicht
bij achterkant auto)
WAARSCHUWING
●Ondanks de aanwezigheid van Reverse
Automatic Braking (RAB) moet de
bestuurder de omgeving blijven contro-
leren op de aanwezigheid van voertui-
gen of objecten om een aanrijding te
voorkomen.
●Veilig rijden blijft altijd de verantwoorde-
lijkheid van de bestuurder. Trap het rem-
pedaal in en controleer visueel de
omgeving voordat u achteruitrijdt.
●Door de werkingslimieten van het sys-
teem kan de auto in sommige gevallen
een aanrijding niet voorkomen. Het
waarschuwingsgeluid of het automa-
tisch remmen kan vertraagd of helemaal
niet worden geactiveerd, zelfs als er een
obstakel aanwezig is.
●Controleer of het automatisch remmen
UIT is gezet als de auto wordt getest op
een rollenbank of vermogensbank.
Gebeurt dit niet, dan kan de auto zich in
beweging zetten, waardoor een ongeval
kan ontstaan.
●Controleer of het automatisch remmen
UIT is gezet als de auto wordt gesleept.
Gebeurt dit niet, dan kan de auto zich in
beweging zetten, waardoor een ongeval
kan ontstaan.
●Het systeem is niet ontworpen om men-
sen (of kinderen), dieren of andere
bewegende objecten te signaleren.
●Afhankelijk van de voertuigconditie of
de omgeving kan het vermogen van de
sonarsensor om objecten te signaleren
aan veranderingen onderhevig zijn.
Overzicht Reverse Automatic
Braking-systeem (RAB)
A
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 235 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
237
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
• Er is een sticker, verf of een chemisch mid-
del aangebracht op de sonarsensoren of
op de achterbumper bij de sonarsensoren.
• De achterbumper is gewijzigd.
• De achterbumper is verwijderd en weer
geplaatst.
• De bodemvrijheid is veranderd door een
zware belading van de auto of een wijzi-
ging aan de wielophanging.
• De sonarsensoren of het gedeelte van de
achterbumper bij de sonarsensoren zijn
beschadigd.
• De achterbumper is blootgesteld aan een
krachtige schok of is vervormd.
●Op een steile helling werkt de functie auto-
matisch remmen van het systeem minder
doeltreffend.
●Het systeem is ontwikkeld om aanrijdingen
te voorkomen door automatisch hard te
remmen als de auto achteruitrijdt met een
snelheid van maximaal ongeveer 5 km/h.
Het systeem garandeert echter niet dat de
auto in elke situatie in staat is om een aan-
rijding te voorkomen.
●Als de auto extreem langzaam achteruit-
rijdt, kan het zijn dat de handelingen van
de bestuurder voorrang hebben boven de
werking van het systeem. In dit geval werkt
de functie automatisch remmen niet.
●De volgende objecten kunnen mogelijk niet
door het systeem worden gesignaleerd
met als gevolg dat de remmen niet auto-
matisch worden geactiveerd.
• Scherp gevormde of smalle objecten zoals
palen, hekken en kabels die de door de
sonarsensor uitgezonden geluidsgolven
mogelijk niet weerkaatsen.
• Objecten die zich te dicht bij de achter-
bumper bevinden als de selectiehendel in
stand R wordt gezet.
• Objecten met een oppervlak dat de door
de sonarsensor uitgezonden geluidsgolven
mogelijk niet weerkaatst, zoals een hek
van draadgaas.
●Het systeem is zo ontworpen dat het de
volgende objecten niet kan signaleren. De
auto zal er dus ook niet voor afremmen.
• Voetgangers.
• Bewegende objecten, waaronder rijdende
voertuigen.
• Objecten die geluidsgolven absorberen,
zoals kledingstukken of sneeuw.
• Objecten waarvan het oppervlak een dia-
gonale hoek maakt.
• Objecten die zich dicht bij de grond bevin-
den, zoals parkeerblokken.• Objecten die zich ver boven de grond
bevinden, zoals hangende objecten.
• Objecten die in horizontale richting buiten
het bereik liggen gezien vanuit het midden
van de auto.
• Platte, op de grond liggende objecten.
• Objecten die niet loodrecht op de grond
staan.
• Objecten die zich niet rechtstreeks in de rij-
richting van de auto bevinden.
• Ongelijkmatige of golvende objecten.
●Bij het achteruitrijden werken de functies
mogelijk niet correct of kan er een sys-
teemstoring optreden als de volgende situ-
atie zich voordoet.
Hoogfrequent geluid van andere geluidsbron-
nen in de omgeving:
• Geluid van een claxon van een ander voer-
tuig.
• Motorgeluid van andere voertuigen.
• Geluid van luchtremmen.
• Voertuigdetectiesysteem of sonar van een
ander voertuig.
• In de buurt wordt een geluidsgolf met een
frequentie die vergelijkbaar is met die van
het systeem van de auto uitgezonden.
• Een voertuig met hetzelfde systeem rijdt
achteruit naar uw achteruitrijdende auto
toe.
●Weersomstandigheden:
• Extreem hoge of lage temperaturen waar-
bij het gedeelte rondom de sonarsensor te
warm of te koud wordt en de sensor niet
meer kan werken.
• De sonarsensoren of het gedeelte van de
achterbumper bij de sonarsensoren wordt
blootgesteld aan zware regenval of een
grote hoeveelheid water.
• Mist, sneeuw, zandstormen, enz.
• De lucht stroomt met hoge snelheid langs
de auto, zoals bij harde wind.
●Onderdelen die zijn aangebracht op het
gedeelte van de achterbumper bij de
sonarsensor:
• Er zijn op de markt beschikbare elektroni-
sche onderdelen (mistachterlicht, spatbor-
dantenne, radio-antenne) of bevestigings-
accessoires (trekhaak, fietsendrager, bum-
perbeschermplaat) aangebracht.
• Er zijn onderdelen die een hoogfrequent
geluid uitzenden, zoals een claxon of een
luidspreker, aangebracht.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 237 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
2384-6. Gebruik van overige rijsystemen
●Voertuigcondities:
• Er heeft zich ijs, sneeuw of modder
gehecht aan de sonarsensoren of het
gedeelte van de achterbumper bij de
sonarsensoren.
• De auto helt sterk naar één kant.
• De bodemvrijheid is sterk veranderd door
een zware belading van de auto, enz.
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd door
een aanrijding of een ongeval.
●Omgeving:
• Achter de achteruitrijdende auto bevindt
zich een doek, vlag, overhangende tak of
spoorboom.
• Tijdens het achteruitrijden op een onder-
grond met gravel of gras.
• Tijdens het achteruitrijden in een gebied
met objecten of muren dicht bij de zijkan-
ten van de auto, zoals nauwe tunnels,
nauwe bruggen, nauwe wegen of nauwe
garages.
• Er bevinden zich karrensporen of kuilen
achter de auto tijdens het achteruitrijden.
• Tijdens het achteruit over een putdeksel
(afvoerrooster) of wildrooster rijden.
• Tijdens het achteruitrijden bevindt zich
achter de auto een steile helling.
• Bij het hellingaf achteruitrijden.
• Bij het achteruitrijden in een garage met
een laag plafond of in een tunnel.
• Tijdens het achteruitrijden rijdt de auto een
stoeprand op of af.• Er bevindt zich een hoop sneeuw achter
de auto tijdens het achteruitrijden.
• Er is een waterplas.
• Er bevindt zich een obstakel naast een
object.
• Tijdens het achteruitrijden langs een muur.
• Tijdens het achteruitrijden op een weg
waarbij het wegdek overgaat van een
schoon wegdek naar een wegdek met
daarop modder of sneeuw.
• Tijdens het achteruitrijden op een weg met
slecht wegdek.
●In de volgende situaties kan een aanrijding
mogelijk niet worden vermeden ondanks
dat het systeem normaal werkt.
• Op glad wegdek.
• De bandenspanning is niet correct.
• De banden zijn versleten.
• Er zijn sneeuwkettingen aangebracht.
• Er zijn banden gemonteerd waarvan de
maat afwijkt van de oorspronkelijke maat.
• Er is een band gemonteerd die met een
bandenreparatieset is gerepareerd.
• De wielophanging is gewijzigd.
• Het rijgedrag van de auto is instabiel
geworden door een ongeval of een storing.
• Het waarschuwingslampje van het remsys-
teem brandt.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 238 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM