
781-4. Antidiefstalsysteem
1-4.Antidiefstalsysteem
Auto's zonder Smart entry-systeem 
en startknop
Het controlelampje gaat knipperen als 
de sleutel uit het contactslot is verwij-
derd, om aan te geven dat het systeem 
is ingeschakeld.
Het controlelampje stopt met knipperen 
als de geregistreerde sleutel in het con-
tactslot is gestoken om aan te geven 
dat het systeem is uitgeschakeld.
Auto's met Smart entry-systeem en 
startknop
Het controlelampje knippert nadat het 
contact UIT is gezet om aan te geven 
dat het systeem in werking is.
Het controlelampje houdt op met knip-
peren als het contact in stand ACC of 
AAN is gezet om aan te geven dat het 
systeem is uitgeschakeld.
■Onderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een onderhoudsvrije 
startblokkering.
■Omstandigheden waardoor het systeem 
mogelijk niet goed werkt
●Als de greep van de sleutel tegen een 
metalen voorwerp wordt gehouden
●Als de sleutel dicht bij of tegen een sleutel 
met ingebouwde transponderchip van een 
andere auto wordt gehouden
Startblokkering
De sleutels van de auto zijn uitge-
rust met ingebouwde transponder-
chips die voorkomen dat de motor 
gestart kan worden met een sleu-
tel die niet in een eerder stadium 
geregistreerd is in de boordcom-
puter van de auto.
Laat de sleutels nooit in de auto 
achter als u de auto verlaat.
Dit systeem is ontworpen om 
autodiefstal te voorkomen, maar 
absolute beveiliging tegen elke 
vorm van diefstal kan niet worden 
gegarandeerd.
Bedienen van het systeem
OPMERKING
■Ervoor zorgen dat het systeem goed 
werkt
Verander of verwijder het systeem niet. Na 
veranderen of verwijderen kan de juiste 
werking van het systeem niet worden 
gegarandeerd.
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book  Page 78  Wednesday, October 20, 2021  10:58 AM 

862-1. Instrumentenpaneel
*1: Als het contact AAN is gezet, gaan deze 
lampjes branden om aan te geven dat er 
een systeemcontrole wordt uitgevoerd. 
Ze doven nadat de motor is aangeslagen 
of nadat er enkele seconden verstreken 
zijn. Er kan een storing in een systeem 
aanwezig zijn als een lampje niet gaat 
branden of niet uitgaat. Laat de auto 
nakijken door een erkende Toyota-dealer 
of hersteller/reparateur of een andere 
naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
*2: Dit lampje brandt op het multi-informatie-
display. Waarschuwingslampje SRS
*1 
(Blz. 512)
Waarschuwingslampje ABS
*1 
(Blz. 513)
Waarschuwingslampje Brake 
Override-systeem/waarschu-
wingslampje wegrijregeling
*2 
(Blz. 513)
(Rood)Waarschuwingslampje 
elektrische stuurbekrachtiging
*1 
(Blz. 513)
(Geel)Waarschuwingslampje 
elektrische stuurbekrachtiging
*1 
(Blz. 513)
Waarschuwingslampje laag 
brandstofniveau (Blz. 514)
Controlelampje bestuurders- 
en voorpassagiersgordel 
(Blz. 514)
Controlelampjes achter-
passagiersgordels 
(Blz. 514)
Waarschuwingslampje lage 
bandenspanning
*1 (indien 
aanwezig) (Blz. 515)
(Oranje)Controlelampje LTA (indien 
aanwezig) (Blz. 515)
Controlelampje LDA (indien 
aanwezig) (Blz. 515)
(Knippert)Controlelampje uitgeschakeld 
Stop & Start-systeem
*1 (indien 
aanwezig) (Blz. 515)
(Knippert)Controlelampje Toyota Parking 
Assist-sensor OFF
*1 (indien 
aanwezig) (Blz. 516)
(Knippert)Controlelampje RCTA OFF
*1 
(indien aanwezig) (Blz. 517)
(Knippert)Controlelampje PKSB OFF
*1 
(indien aanwezig) (Blz. 516)
(Knippert of 
brandt)Waarschuwingslampje PCS
*1 
(indien aanwezig) (Blz. 517)
Controlelampje Traction Control*1 
(
Blz. 517)
(Knippert)Waarschuwingslampje 
parkeerrem (Blz. 517)
(Knippert)Controlelampje Brake Hold-sys-
teem in werking
*1 (Blz. 518)
(Oranje)Controlelampje iMT
*1 (indien 
aanwezig) (Blz. 518)
WAARSCHUWING
■Als een waarschuwingslampje van 
een veiligheidssysteem niet gaat 
branden
Als een lampje van een veiligheidssys-
teem zoals het ABS of het waarschu-
wingslampje SRS niet gaan branden als u 
de motor start, kan dat betekenen dat 
deze systemen niet beschikbaar zijn om u 
te beschermen bij een ongeval, wat tot 
dodelijk of ernstig letsel kan leiden. Laat, 
als dit gebeurt, de auto onmiddellijk nakij-
ken door een erkende Toyota-dealer of 
hersteller/reparateur of een andere naar 
behoren gekwalificeerde en uitgeruste 
deskundige.
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book  Page 86  Wednesday, October 20, 2021  10:58 AM 

237
4 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Wordt weergegeven wanneer het multi-infor-
matiedisplay wordt overgeschakeld op het 
informatiescherm voor ondersteunende sys-
temen.
Geeft aan dat de stuurassistentie van de Lane 
Centering-functie in werking is door de positie 
van de voorligger in de gaten te houden.
Wanneer het display voor rijden met de volg-
regeling wordt weergegeven en de voorlig-
ger in beweging is, beweegt uw auto zich 
mogelijk op dezelfde wijze. Houd uw omge-
ving altijd goed in de gaten te houden en 
bedien indien nodig het stuurwiel om de rij-
richting van de auto te corrigeren en de vei-
ligheid te garanderen.
■Voorwaarden voor werking van de func-
ties
●Lane Departure Alert-functie
Deze functie werkt wanneer aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan.
• LTA is ingeschakeld.
• De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of 
hoger.
*1
• Het systeem herkent witte (gele) rijstrook-
markeringen of een rijbaan*2. (Wanneer 
slechts aan één zijde een witte [gele] mar-
kering of een rijbaan
*2 wordt herkend, 
werkt het systeem uitsluitend voor de her-
kende zijde.)
• De breedte van de rijstrook is ten minste 
ongeveer 3 m.
• De richtingaanwijzerschakelaar wordt niet 
bediend.
(Auto's met BSM: Behalve wanneer een 
ander voertuig zich op de rijstrook bevindt 
aan de zijde van de bediende richtingaanwij-
zer)
• Er wordt niet gereden in een scherpe 
bocht.
• Er worden geen systeemstoringen gesig-
naleerd. (Blz. 239)
*1: De functie werkt zelfs als de rijsnelheid 
lager is dan ongeveer 50 km/h terwijl de 
Lane Centering-functie in werking is.
*2: De grens tussen asfalt en de kant van de 
weg, zoals gras, grond of een stoeprand
●Stuurassistentiefunctie
Deze functie werkt wanneer niet alleen aan alle werkingsvoorwaarden voor de Lane 
Departure Alert-functie wordt voldaan, maar 
ook aan alle onderstaande voorwaarden.
• De instelling voor “Steering Assist” 
(stuurassistentie) in   van het multi-
informatiedisplay is ON (aan). (Blz. 577)
• Er wordt niet in een vastgestelde mate of 
sneller geaccelereerd of gedecelereerd.
• Het stuurwiel wordt niet bediend met een 
stuurkracht die geschikt is voor het veran-
deren van rijstrook.
• Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS 
werken niet.
• De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
• De waarschuwing handen van het stuur-
wiel wordt niet weergegeven. (Blz. 238)
●Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Deze functie werkt wanneer aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan.
• De instelling voor “Sway Warning” (waar-
schuwing voor slingeren) in   van het 
multi-informatiedisplay is ON (aan). 
(Blz. 577)
• De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of 
hoger.
• De breedte van de rijstrook is ten minste 
ongeveer 3 m.
• Er worden geen systeemstoringen gesig-
naleerd. (Blz. 239)
●Lane Centering-functie
Deze functie werkt wanneer aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan.
• LTA is ingeschakeld.
• De instelling voor “Steering Assist” 
(stuurassistentie) en “Lane Centre” (mid-
den rijstrook) in   van het multi-informa-
tiedisplay is ON (aan). (Blz. 577)
• Deze functie herkent witte (gele) rijstrook-
markeringen of de positie van een voorlig-
ger (behalve bij kleine voorliggers, zoals 
een motorfiets).
• De Dynamic Radar Cruise Control met vol-
ledig snelheidsbereik werkt in de afstands-
regelmodus.
• De breedte van de rijstrook is ongeveer 
3 - 4 m.
• De richtingaanwijzerschakelaar wordt niet 
bediend.
• Er wordt niet gereden in een scherpe 
bocht.
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book  Page 237  Wednesday, October 20, 2021  10:58 AM 

2384-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
• Er worden geen systeemstoringen gesig-
naleerd. (Blz. 239)
• Er wordt niet in een vastgestelde mate of 
sneller geaccelereerd of gedecelereerd.
• Het stuurwiel wordt niet bediend met een 
stuurkracht die geschikt is voor het veran-
deren van rijstrook.
• Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS 
werken niet.
• De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
• De waarschuwing handen van het stuur-
wiel wordt niet weergegeven. (Blz. 238)
• De auto rijdt in het midden van een rij-
strook.
• Stuurassistentiefunctie is niet in werking.
■Tijdelijk uitschakelen van functies
●Als niet langer aan de werkingsvoorwaar-
den wordt voldaan, wordt een functie 
mogelijk tijdelijk uitgeschakeld. Als  echter 
weer aan de werkingsvoorwaarden wordt 
voldaan, wordt de werking van de functie 
automatisch hervat. (Blz. 237)
●Als niet langer aan de werkingsvoorwaar-
den (Blz. 237) wordt voldaan terwijl de 
Lane Centering-functie in werking is, klinkt 
er mogelijk een zoemer om aan te geven 
dat de functie tijdelijk is uitgeschakeld.
■Stuurassistentiefunctie/Lane Centering-
functie
●Afhankelijk van de rijsnelheid, de situatie 
rondom het verlaten van de rijstrook, de 
wegomstandigheden, enz. merkt de 
bestuurder mogelijk niet dat de functie in 
werking is of werkt de functie mogelijk 
helemaal niet.
●De bediening van het stuurwiel door de 
bestuurder krijgt prioriteit t.o.v. de stuurre-
geling van de functie.
●Probeer niet zelf de werking van de 
stuurassistentiefunctie te testen.
■Lane Departure Alert-functie
●De waarschuwingszoemer is mogelijk 
slecht te horen door geluiden van buiten, 
afspelen van muziek, enz.
●Als de rand van de rijbaan* niet duidelijk of 
niet recht is, werkt de Lane Departure 
Alert-functie mogelijk niet.
●Auto's met BSM: Het systeem kan mogelijk 
niet vaststellen of er een gevaar bestaat 
voor een aanrijding met een voertuig op 
een aangrenzende rijstrook.
●Probeer niet zelf de werking van de Lane 
Departure Alert-functie te testen.
*: De grens tussen asfalt en de kant van de 
weg, zoals gras, grond of een stoeprand
■Waarschuwing handen van het stuur-
wiel
In de volgende situaties wordt op het multi-
informatiedisplay een waarschuwingsmelding 
weergegeven om de bestuurder aan te sporen 
het stuurwiel vast te houden. Tevens wordt het 
in de afbeelding weergegeven symbool op het 
multi-informatiedisplay weergegeven. De 
waarschuwing stopt wanneer het systeem sig-
naleert dat de bestuurder het stuurwiel vast-
houdt. Houd uw handen altijd aan het stuur-
wiel wanneer u dit systeem gebruikt, ongeacht 
eventuele waarschuwingen.
●Wanneer het systeem signaleert dat de 
bestuurder rijdt zonder het stuurwiel vast te 
houden terwijl het systeem in werking is
Als de bestuurder zijn handen van het stuur-
wiel blijft houden, klinkt de zoemer, wordt de 
bestuurder gewaarschuwd en wordt de func-
tie tijdelijk uitgeschakeld. Deze waarschu-
wing werkt op dezelfde wijze als de bestuur-
der het stuurwiel licht blijft vasthouden.
●Wanneer bij een bocht het systeem vast-
stelt dat de auto niet de bocht in wordt 
gestuurd maar in plaats daarvan de rij-
strook dreigt te verlaten
Afhankelijk van de voertuigconditie en de 
conditie van de weg, wordt er mogelijk geen 
waarschuwing gegeven. Bovendien wordt, 
als het systeem signaleert dat de auto in een 
bocht rijdt, de bestuurder eerder gewaar-
schuwd dan bij het rijden op een rechte weg.
●Wanneer het systeem signaleert dat de 
bestuurder rijdt zonder het stuurwiel vast te 
houden terwijl de stuurassistentie in wer-
king is.
Als de bestuurder zijn handen van het stuur-
wiel blijft houden en de stuurwielassistentie in 
werking is, klinkt de zoemer en wordt de 
bestuurder gewaarschuwd. Elke keer dat de 
zoemer klinkt, houdt het geluid hiervan langer 
aan.
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book  Page 238  Wednesday, October 20, 2021  10:58 AM 

245
4 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Binnenzijde van de weergegeven lij-
nen is wit
Dit geeft aan dat het systeem witte 
(gele) lijnen of een rijbaan
* herkent. Als 
de auto de rijstrook verlaat, knippert de 
witte lijn die wordt weergegeven aan de 
zijde waar de auto de strook verlaat 
oranje.
Binnenzijde van de weergegeven lij-
nen is zwart
Dit geeft aan dat het systeem witte 
(gele) lijnen of een rijbaan
* niet kan her-
kennen of tijdelijk is uitgeschakeld.
*: De grens tussen asfalt en de kant van de 
weg, zoals gras, grond of een stoeprand
■Voorwaarden voor werking van de func-
ties
●Lane Departure Alert-functie
Deze functie werkt wanneer aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan.
• De LDA is ingeschakeld.
• De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of hoger.
• Het systeem herkent witte (gele) rijstrook-
markeringen of een rijbaan*. (Wanneer 
een witte [gele] markering of rijbaan
* 
slechts aan één zijde wordt herkend, werkt 
het systeem uitsluitend voor de herkende 
zijde.)
• De breedte van de rijstrook is ten minste 
ongeveer 3 m.
• De richtingaanwijzerschakelaar wordt niet 
bediend.
(Auto's met BSM: Behalve wanneer een 
ander voertuig zich op de rijstrook bevindt aan 
de zijde van de bediende richtingaanwijzer)
• Er wordt niet gereden in een scherpe 
bocht.
• Er worden geen systeemstoringen gesig-
naleerd. (Blz. 247)
*: De grens tussen asfalt en de kant van de 
weg, zoals gras, grond of een stoeprand
●Stuurassistentiefunctie
Deze functie werkt wanneer niet alleen aan 
alle werkingsvoorwaarden voor de Lane 
Departure Alert-functie wordt voldaan, maar 
ook aan alle onderstaande voorwaarden.
• De instelling voor “Steering Assist” 
(stuurassistentie) in   van het multi-
informatiedisplay is ON (aan). (Blz. 577)
• Er wordt niet in een vastgestelde mate of 
sneller geaccelereerd of gedecelereerd.
• Het stuurwiel wordt niet bediend met een 
stuurkracht die geschikt is voor het veran-
deren van rijstrook.
• Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS 
werken niet.
• De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
• De waarschuwing handen van het stuur-
wiel wordt niet weergegeven. (Blz. 246)
●Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Deze functie werkt wanneer aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan.
• De instelling voor “Sway Warning” (waar-
schuwing voor slingeren) in   van het 
multi-informatiedisplay is ON (aan). 
(Blz. 577)
• De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of 
hoger.
• De breedte van de rijstrook is ten minste 
ongeveer 3 m.
• Er worden geen systeemstoringen gesig-
naleerd. (Blz. 247)
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book  Page 245  Wednesday, October 20, 2021  10:58 AM 

3044-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Signalering obstakels aan zijkanten 
(indien aanwezig)
●Obstakels aan de zijkanten worden tijdens 
het rijden gesignaleerd door de zijkanten te 
scannen met de zijsensoren. Herkende 
obstakels worden gedurende maximaal 
ongeveer 2 minuten in het geheugen opge-
slagen.
●Obstakels worden mogelijk niet aan de zij-
kanten gesignaleerd tot de scan is vol-
tooid. Nadat het contact AAN is gezet, 
wordt het scannen voltooid nadat er korte 
tijd met de auto is gereden.
●Wanneer een obstakel, zoals een ander 
voertuig, een voetganger of een dier, door 
de zijsensoren is gesignaleerd, blijft het 
systeem het obstakel mogelijk signaleren, 
zelfs nadat het obstakel zich niet meer bin-
nen het detectiegebied van de zijsensor 
bevindt.
■Als “Parking Assist Unavailable Please 
Clean Parking Assist Sensor” (Parking 
Assist niet beschikbaar, reinig Parking 
Assist-sensor) wordt weergegeven op 
het multi-informatiedisplay
Mogelijk is een van de sensoren bedekt met 
bijvoorbeeld ijs, sneeuw of vuil. Verwijder dit 
van de sensor om te zorgen dat het systeem 
weer normaal werkt.
Ook wordt er bij lage temperaturen mogelijk 
een waarschuwingsmelding weergegeven 
doordat zich ijs vormt op een sensor en een 
sensor daardoor mogelijk geen obstakels sig-
naleert. Zodra het ijs smelt, zal het systeem 
weer normaal werken.
■Als “Parking Assist Unavailable” (Par-
king Assist niet beschikbaar) wordt 
weergegeven op het multi-informatie-
display
●Er kan continu water over de sensor stro-
men, zoals bij zware regenval. Als het sys-
teem signaleert dat de toestand weer nor-
maal is, zal het systeem weer normaal 
werken.
●Mogelijk is het systeem na het losnemen 
en weer aansluiten van een accuklem niet 
geïnitialiseerd. Initialiseer het systeem. 
(Blz. 304)
Als deze melding na de initialisatie nog 
steeds wordt weergegeven, laat de auto 
dan controleren door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een 
andere naar behoren gekwalificeerde en 
uitgeruste deskundige.
■Als een accuklem is losgenomen en 
weer is aangesloten
Het systeem moet worden geïnitialiseerd. 
Rijd om het systeem te initialiseren gedu-
rende ten minste 5 seconden recht vooruit 
met een snelheid van ongeveer 35 km/h of 
hoger.
■Detectie-informatie sensoren
Tijdens het gebruik kunnen zich de volgende 
situaties voordoen:
●De sensoren signaleren mogelijk alleen 
objecten die zich dicht bij de voor- of ach-
terbumper bevinden.
●Afhankelijk van de vorm van het object en 
andere factoren kan de detectieafstand 
korter worden of kan detectie niet mogelijk 
zijn.
●Obstakels worden mogelijk niet gesigna-
leerd als ze zich te dicht bij de sensor 
bevinden.
●Tussen het signaleren van een object en 
de weergave zit een kleine vertraging. Ook 
als er met lage snelheid wordt gereden, 
bestaat de mogelijkheid dat het object bin-
nen het detectiegebied van de sensoren 
komt voordat het display wordt weergege-
ven en het waarschuwingssignaal hoor-
baar is.
●Het kan moeilijk zijn om de zoemer te 
horen als het audiosysteem hard staat of 
als de luchtcirculatie van de airconditioning 
veel geluid produceert.
●De zoemer is mogelijk moeilijk te horen 
doordat zoemers van andere systemen 
klinken.
■Objecten die mogelijk niet goed worden 
gesignaleerd door het systeem
Door de vorm van het object kan de sensor 
het mogelijk niet signaleren. Let goed op bij 
de volgende objecten:
●Kabels, hekken, touwen, enz.
●Katoen, sneeuw en andere materialen die 
geluidsgolven absorberen
●Zeer hoekige objecten
●Lage objecten
●Hoge obstakels waarbij het bovenste deel 
uitsteekt in de richting van uw auto
Mogelijk worden mensen die bepaalde soor-
ten kleding dragen niet gesignaleerd.
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book  Page 304  Wednesday, October 20, 2021  10:58 AM 

3584-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te 
voorkomen bij plotseling remmen of 
remmen op een glad wegdek
■Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat 
het rempedaal is ingetrapt als het sys-
teem oordeelt dat er sprake is van een 
noodstop
■VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder con-
trole te houden bij uitwijkmanoeuvres 
en het nemen van bochten op een glad 
wegdek.
■VSC+ (Vehicle Stability Control+)
Coördineert de werking van ABS-, 
TRC-, VSC- en EPS-systemen.
Zorgt ervoor dat de voertuigstabiliteit 
behouden blijft bij uitwijkmanoeuvres 
op een glad wegdek door de stuurcom-
mando's aan te passen.
■Trailer Sway Control
Helpt de bestuurder om de aanhangwa-
gen weer onder controle te krijgen door 
op afzonderlijke wielen remdruk uit te 
oefenen en het aandrijfkoppel te ver-
minderen wanneer wordt gesignaleerd 
dat de aanhangwagen slingert.
■TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht 
behouden blijft en voorkomt dat de aan-
drijvende wielen gaan doorslippen bij 
het wegrijden met de auto of bij het 
accelereren op gladde wegen
■Active Cornering Assist (ACA)
Helpt te voorkomen dat de auto naar de 
buitenkant van de bocht uitwijkt door 
remregeling uit te oefenen op de wielen 
aan de binnenzijde wanneer tijdens het 
rijden in een bocht wordt geprobeerd te 
accelereren
■Hill Start Assist Control
Helpt te voorkomen dat de auto achter-
uit rolt bij helling op wegrijden
■EPS (elektrische stuurbekrachti-
ging)
Maakt gebruik van een elektromotor om 
de benodigde kracht voor het rond-
draaien van het stuurwiel te verminde-
ren.
■Noodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt 
ingetrapt, gaan de alarmknipperlichten 
automatisch knipperen om het achter-
opkomende verkeer te waarschuwen.
Ondersteunende systemen
Om de veiligheid en de prestaties 
tijdens het rijden te verbeteren is 
uw auto uitgerust met de volgende 
systemen die automatisch in wer-
king treden als de omstandighe-
den daar om vragen. Houd er ech-
ter rekening mee dat dit aanvul-
lende systemen zijn en vertrouw 
niet in al te sterke mate op deze 
systemen als u de auto bedient.
Overzicht van de 
ondersteunende systemen
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book  Page 358  Wednesday, October 20, 2021  10:58 AM 

3604-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Voorwaarden voor werking Hill Start 
Assist Control
Als aan de volgende vier voorwaarden wordt 
voldaan, werkt de Hill Start Assist Control:
●Auto's met Multidrive CVT: De selectiehen-
del staat in een andere stand dan P of N 
(bij het vooruit/achteruit bergop wegrijden).
●Auto's met handgeschakelde transmissie: 
De selectiehendel staat in een andere 
stand dan de achteruit wanneer vooruit 
bergop wordt weggereden of in de achter-
uit wanneer achteruit bergop wordt wegge-
reden.
●De auto staat stil
●Het gaspedaal wordt niet ingetrapt
●De parkeerrem is niet geactiveerd
■Automatisch uitschakelen van Hill Start 
Assist Control
De Hill Start Assist Control wordt in de vol-
gende situaties uitgeschakeld:
●Auto's met Multidrive CVT: De selectiehen-
del wordt in stand P of N gezet.
●Auto's met handgeschakelde transmissie: 
De selectiehendel wordt in de achteruit 
gezet wanneer vooruit bergop wordt weg-
gereden of in een andere stand dan de 
achteruit gezet wanneer achteruit bergop 
wordt weggereden.
●Het gaspedaal wordt ingetrapt
●De parkeerrem wordt geactiveerd
●Er zijn maximaal 2 seconden verstreken 
nadat het rempedaal is losgelaten.
■Bijgeluiden en trillingen die worden ver-
oorzaakt door ABS, Brake Assist, VSC, 
Trailer Sway Control, TRC en Hill Start 
Assist Control
●Het is mogelijk dat u tijdens het starten van 
de motor of bij het wegrijden een geluid in 
de motorruimte hoort wanneer het rempe-
daal herhaaldelijk wordt ingetrapt. Dit duidt 
niet op een storing in een van deze syste-
men.
●De volgende verschijnselen kunnen zich 
voordoen als bovenstaande systemen in 
werking zijn. Geen van deze verschijnse-
len duidt op een storing.
• Er kunnen trillingen gevoeld worden in de 
carrosserie en de stuurinrichting.
• Nadat de auto tot stilstand is gekomen, 
kan het geluid van een elektromotor hoor-
baar zijn.
• Er kan een lichte trilling in het rempedaal 
voelbaar zijn als het antiblokkeersysteem 
geactiveerd is.
• Het rempedaal kan iets verder naar bene-
den bewegen als het antiblokkeersysteem 
geactiveerd is.
■Geluiden en trillingen tijdens de wer-
king van de Active Cornering Assist
Tijdens de werking van de Active Cornering 
Assist kunnen geluiden en trillingen vanuit 
het remsysteem worden waargenomen, maar 
deze duiden niet op een storing.
■Geluid EPS
Wanneer het stuurwiel bediend wordt, kan 
het geluid van een elektromotor (zoemend 
geluid) hoorbaar zijn. Dit is normaal en duidt 
niet op een storing.
■Automatisch opnieuw inschakelen van 
de TRC, de Trailer Sway Control en het 
VSC-systeem
Als de TRC, de Trailer Sway Control en het 
VSC-systeem zijn uitgeschakeld, worden 
deze automatisch opnieuw ingeschakeld in 
de volgende situaties:
●Als het contact UIT wordt gezet
●Als alleen het TRC-systeem wordt uitge-
schakeld, wordt de TRC weer ingescha-
keld zodra de rijsnelheid toeneemt.
Als zowel het TRC- als het VSC-systeem 
is uitgeschakeld, worden deze niet auto-
matisch weer ingeschakeld als de rijsnel-
heid toeneemt.
■Werkingsvoorwaarden van de Active 
Cornering Assist
Het systeem werkt wanneer het volgende 
zich voordoet.
●De TRC/VSC kan in werking treden
●De bestuurder probeert tijdens het rijden in 
een bocht te accelereren
●Het systeem signaleert dat de auto naar de 
buitenkant van de bocht uitwijkt
●Het rempedaal wordt losgelaten
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book  Page 360  Wednesday, October 20, 2021  10:58 AM