Detectiegebieden RCTA
Hieronder staan de gebieden aangegeven waarin voertuigen kunnen worden gesignaleerd.
De zoemer kan de bestuurder waarschuwen voor snellere auto's die van verder weg
naderen.
Bijvoorbeeld:
Snelheid nade-
rende autoA
Afstand waarschu-
wing (bij benade-
ring)
56 km/h (snel) 40 m
8 km/h (langzaam) 5,5 m
De RCTA werkt wanneer:
De RCTA werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Het contact staat AAN.
• De RCTA is ingeschakeld.
• De selectiehendel staat in stand R.
• De rijsnelheid is lager dan ongeveer
15 km/h.
• De rijsnelheid van de naderende auto
ligt tussen ongeveer 8 km/h en
56 km/h.
Instellen van het zoemervolume
Het zoemervolume kan worden
aangepast op het
multi-informatiedisplay.
Wijzig de instellingen met behulp van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel. (→Blz. 82)
1. Selecteer
van het
multi-informatiedisplay.2. Druk op
ofom RCTA te
selecteren en houd vervolgens op
ingedrukt.
3. Selecteer het volume en druk
vervolgens op
.
Elke keer dat de toets wordt
ingedrukt, wijzigt het volume tussen
1,2en3.
Tijdelijk dempen van het geluid van een
zoemer
Als er een object wordt gesignaleerd,
wordt de toets voor tijdelijk dempen
weergegeven op het scherm van het
audiosysteem. Selecteer
om de
zoemer van de Toyota Parking
Assist-sensor, de RCTA en de RCD (indien
aanwezig) te dempen.
In de volgende gevallen wordt het
dempen automatisch geannuleerd:
• Als de stand van de selectiehendel
wordt gewijzigd.
• Als de rijsnelheid hoger wordt dan een
bepaalde snelheid.
• Als er een storing in een sensor
aanwezig is of het systeem tijdelijk
niet kan worden gebruikt.
• Als de actieve functie handmatig
wordt uitgeschakeld.
• Als het contact UIT wordt gezet.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
225
4
Rijden
Situaties waarin het systeem geen
auto signaleert
De RCTA is niet ontworpen om de
volgende typen voertuigen en/of
objecten te signaleren:
• Auto's die direct van achteren naderen
• Voertuigen die achteruit inparkeren ineen parkeerruimte naast uw auto
• Voertuigen die niet kunnen worden gesignaleerd door de sensoren als
gevolg van obstakels
• Vangrails, muren, bebording, geparkeerde auto's en vergelijkbare
stilstaande objecten
*
• Kleine motorfietsen, fietsen,voetgangers, enz.*
• Voertuigen die van de auto afbewegen*
• Voertuigen die naderen vanuitparkeerruimtes naast uw auto*
• De afstand tussen de sensor en denaderende auto wordt te klein
*Afhankelijk van de omstandigheden
wordt er mogelijk een auto en/of object
gesignaleerd.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
Onder de volgende omstandigheden
signaleert de RCTA auto's mogelijk niet
correct:
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd doordat de sensor of de omgeving
ervan is blootgesteld aan hevige
schokken • Wanneer de sensor of de omgeving
ervan op bovenstaande positie op de
achterbumper is bedekt door modder,
sneeuw of ijs of wanneer er een
sticker op is geplakt
• Bij het rijden op een nat wegdek als gevolg van slecht weer, zoals zware
regenval, sneeuw, of mist
•
Wanneer meerdere auto's naderen met
slechts weinig ruimte tussen elke auto
• Wanneer een auto met hoge snelheid nadert
• Als er uitrusting die een sensor kan hinderen, zoals een sleepoog,
bumperbeschermer (een extra
beschermstrip, enz.), fietsendrager of
sneeuwploeg, is geplaatst
• Bij het achteruitrijden op een helling met een grote verandering in het
hellingspercentage
• Bij het onder een scherpe hoek achte- ruit uitrijden van een parkeerplaats
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
226
• Direct nadat de RCTA is ingeschakeld
• Direct nadat het hybridesysteem is
gestart terwijl de RCTA is
ingeschakeld
• Als de sensoren een voertuig niet
kunnen signaleren als gevolg van
obstakels
• Bij het rijden met een aanhangwagen
• Bij een duidelijk verschil in hoogte
tussen uw auto en de auto die binnen
het detectiegebied komt
• Wanneer een sensor of de omgeving
van een sensor zeer heet of koud is
• Als de wielophanging is gewijzigd of
als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto
• Wanneer u achteruitrijdend een bocht
maakt
• Wanneer een voertuig een bocht
maakt in het detectiegebiedSituaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
Onder de volgende omstandigheden is
de kans dat de RCTA onnodig een
voertuig en/of object signaleert groter:
• Wanneer de parkeerplaats uitkijkt op
een straat en er auto's over die straat
rijden
• Wanneer de afstand tussen uw auto
en metalen objecten, zoals een
vangrail, wand, verkeersbord of
geparkeerde auto, die mogelijk
elektrische golven richting de
achterzijde van de auto reflecteren,
kort is
• Als er uitrusting die een sensor kan
hinderen, zoals een sleepoog,
bumperbeschermer (een extra
beschermstrip, enz.), fietsendrager of
sneeuwploeg, is geplaatst
• Wanneer een voertuig uw auto van
opzij passeert
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
227
4
Rijden
• Wanneer een gesignaleerde
naderende auto een bocht maakt
• Als er zich ronddraaiende objecten,
zoals een ventilator van een
airco-unit, in de buurt van de auto
bevinden
• Als er water op de achterbumper spat
of gespoten wordt, bijvoorbeeld van
een sproeier
• In geval van bewegende objecten
(vlaggen, uitlaatgassen, grote
regendruppels of sneeuwvlokken,
plassen op het wegdek, enz.)
• Wanneer de afstand tussen uw auto
en een vangrail, muur, enz. die het
detectiegebied binnenkomt kort is
• Roosters en goten
• Wanneer een sensor of de omgeving
van een sensor zeer heet of koud is
• Als de wielophanging is gewijzigd of
als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto
4.5.14 RCD-functie (Rear Camera
Detection)*
*Indien aanwezig
Wanneer de auto achteruitrijdt, kan de
Rear Camera Detection-functie
voetgangers signaleren in het
detectiegebied achter de auto. Als een
voetganger wordt gesignaleerd, klinkt er
een zoemer en wordt er een icoon
weergegeven op het scherm van het
audiosysteem om de bestuurder over de
voetganger te informeren.
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
De herkennings- en
regelmogelijkheden voor dit systeem
zijn beperkt.
De bestuurder moet voorzichtig rijden
door altijd zijn verantwoordelijkheid te
nemen zonder te veel op het systeem te
vertrouwen en inzicht te hebben in de
situaties om hem heen.
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Neem het volgende in acht, want
anders kunnen er gevaarlijke situaties
ontstaan die tot een ongeval kunnen
leiden.
• Reinig de camera altijd zonder hem
te beschadigen.
• Plaats geen op de markt verkrijgbare
elektronische onderdelen (zoals een
verlichte kentekenplaat en
mistlampen) in de buurt van de
camera.
• Stel de omgeving van de camera niet
bloot aan sterke schokken. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de
omgeving is blootgesteld aan sterke
schokken.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
228
BWanneer een voetganger wordt
gesignaleerd in gebiedBZoemer (als de auto stilstaat): Klinkt
driemaal
Zoemer (als de auto achteruitrijdt, als
een voetganger de achterzijde van de
auto nadert): Klinkt herhaaldelijk
Voetgangerdetectie-icoon: Knippert
CAls het systeem oordeelt dat de kans
bestaat dat uw auto een voetganger
in gebied
Craakt
Zoemer: Klinkt herhaaldelijk
Voetgangerdetectie-icoon: Knippert
De Rear Camera Detection-functie
werkt wanneer
• Het contact staat AAN.
• De RCD-functie is ingeschakeld.
• De selectiehendel staat in stand R.
• Advanced Park is uitgeschakeld
Instellen van het zoemervolume
Het zoemervolume kan worden
aangepast op het
multi-informatiedisplay.
Het volume van de zoemers voor de
Toyota Parking Assist-sensor, RCTA en
RCD worden gelijktijdig aangepast.
(→Blz. 220)
Tijdelijk dempen van het geluid van
een zoemer
Op het scherm van het audiosysteem
wordt een toets MUTE weergegeven
wanneer een object wordt gesignaleerd.
Selecteer
om het geluid van de
zoemer te dempen.
Het geluid van de zoemers voor de
Toyota Parking Assist-sensor, de RCTA
en de RCD-functie wordt gelijktijdig
gedempt.
In de volgende gevallen wordt het
dempen automatisch geannuleerd:
• Als de stand van de selectiehendel
wordt gewijzigd.
• Als de rijsnelheid hoger wordt dan een
bepaalde snelheid.• Als er een storing in een sensor
aanwezig is of het systeem tijdelijk
niet kan worden gebruikt.
• Als de actieve functie handmatig
wordt uitgeschakeld.
• Als het contact UIT wordt gezet.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
• Sommige voetgangers, zoals
onderstaande, worden mogelijk niet
gesignaleerd door de Rear Camera
Detection-functie, waardoor de
functie niet goed werkt:
– Voetgangers die voorover buigen of
hurken
– Voetgangers die liggen
– Voetgangers die rennen
– Voetgangers die plotseling binnen
het detectiegebied komen
– Personen op een fiets, skateboard
of een ander klein vervoermiddel
– Voetgangers die ruimvallende
kleding, zoals een regenjas of een
lange rok, dragen waardoor hun
silhouet vaag wordt
– Voetgangers van wie het lichaam
gedeeltelijk verborgen is achter een
object, zoals een winkelwagen of
paraplu
– Voetgangers die niet te zien zijn
door donkerte, bijvoorbeeld 's
nachts
• In bepaalde situaties, zoals
onderstaande, worden voetgangers
mogelijk niet gesignaleerd door de
Rear Camera Detection-functie,
waardoor de functie niet goed werkt:
– Bij achteruitrijden in slecht weer
(regen, sneeuw, mist, enz.)
– Wanneer de camera achter is bedekt
(er zit vuil, sneeuw, ijs, enz. op) of als
er krassen op zitten
–
Wanneer een zeer fel licht,
bijvoorbeeld de zon of de koplampen
van een ander voertuig, rechtstreeks
in de camera achter schijnt
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
230
• Omstandigheden waaronder de
werking van de Rear Camera
Detection-functie mogelijk niet opvalt
– Als de zoemer moeilijk te horen is
wanneer er veel omgevingsgeluid is,
het volume van het audiosysteem
hoog staat, de airconditioning is
ingeschakeld, enz.
– Als de temperatuur in het interieur
extreem hoog of laag is, werkt het
scherm van het audiosysteem
mogelijk niet goed.
4.5.15 PKSB (Parking Support
Brake)*
*Indien aanwezig
Het PKSB-systeem (Parking Support
Brake) bestaat uit de volgende functies
die werken bij rijden met een lage
snelheid of achteruitrijden, bijvoorbeeld
bij het parkeren. Wanneer het systeem
oordeelt dat de kans op een aanrijding
met een object of een voetganger groot
is, wordt er een waarschuwing
geactiveerd om de bestuurder aan te
sporen om uit te wijken. Wanneer het
systeem oordeelt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd object of
een voetganger zeer groot is, worden de
remmen automatisch bekrachtigd om te
helpen een aanrijding te voorkomen of
om de impact van een aanrijding te
helpen verminderen.
PKSB-systeem (Parking Support Brake)
Het systeem kan de volgende objecten
signaleren. (De signaleerbare objecten
verschillen afhankelijk van de functie.)
• Stilstaande objecten voor en achter de
auto (→blz. 237)
• Bewegende voertuigen achter de auto
(→blz. 240)
• Voetgangers achter de auto
(→blz. 241)
• Stilstaande objecten rond de auto
(auto's met Advanced Park)
(→blz. 243)
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
Vertrouw niet blindelings op het
systeem, omdat dit kan leiden tot een
ongeval. Controleer altijd de omgeving
van uw auto tijdens het rijden.
Afhankelijk van de auto en de conditie
van de weg, de weersomstandigheden,
enz. werkt het systeem mogelijk niet.
De signaleringsmogelijkheden van
sensoren, radars en camera zijn
beperkt. Controleer altijd de omgeving
van uw auto tijdens het rijden.
• De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor een veilig
rijgedrag. Rijd altijd voorzichtig en
houd rekening met de omgeving. Het
PKSB-systeem (Parking Support
Brake) is ontworpen om te helpen de
ernst van een aanrijding te
verminderen. Onder sommige
omstandigheden is het echter
mogelijk dat het systeem niet werkt.
• Het PKSB-systeem (Parking Support
Brake) is niet ontworpen om de auto
volledig tot stilstand te brengen.
Bovendien is het, zelfs wanneer het
systeem de auto tot stilstand heeft
gebracht, noodzakelijk om
onmiddellijk het rempedaal in te
trappen, omdat de remregeling na
ongeveer 2 seconden wordt
uitgeschakeld.
• Het is extreem gevaarlijk om de
werking van het systeem te
controleren door opzettelijk met de
auto in de richting van een muur, enz.
te rijden. Doe dit nooit.
Wanneer moet het PKSB-systeem
(Parking Support Brake)
uitgeschakeld worden
Schakel in de onderstaande situaties
het PKSB-systeem (Parking Support
Brake) uit, omdat het systeem anders
mogelijk zelfs werkt als er geen kans op
een aanrijding is.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
232
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Bij een controle van de auto op een
rollenbank o.i.d.
• Wanneer de auto op een schip,
vrachtwagen of ander
transportmiddel wordt geladen
• Als de wielophanging is gewijzigd of
als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto
• Als er uitrusting die een sensor kan
hinderen, zoals een sleepoog,
bumperbeschermer (een extra
beschermstrip, enz.), fietsendrager
of sneeuwploeg, is geplaatst
• Als gebruik wordt gemaakt van een
wasstraat
• Als de auto niet stabiel functioneert,
zoals na een ongeval of tijdens een
storing
• Als sportief met de auto wordt
gereden of als op onverharde wegen
wordt gereden
• Als de banden niet de juiste
bandenspanning hebben
• Als de banden zeer versleten zijn
• Wanneer er sneeuwkettingen
worden gebruikt, een compact
reservewiel is gemonteerd of een
bandenreparatieset is gebruikt
• Bij het rijden met een aanhangwagen
of tijdens het slepen in een
noodgeval
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de wielophanging
Wijzig de wielophanging van de auto
niet. Als de hoogte of de hellingshoek
van de auto wordt gewijzigd, kunnen de
sensoren signaleerbare objecten
mogelijk niet signaleren en werkt het
systeem mogelijk niet goed, hetgeen
kan leiden tot een ongeval.Inschakelen/uitschakelen van de PKSB
(Parking Support Brake)
De PKSB (Parking Support Brake) kan
worden ingeschakeld/uitgeschakeld via
het multi-informatiedisplay.
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de PKSB
(Parking Support Brake) in of uit te
schakelen. (→Blz. 82)
1. Selecteer
van het multi-
informatiedisplay en druk vervolgens
op
.
2. Druk op
ofom PKSB te
selecteren en druk vervolgens op.
Wanneer de PKSB (Parking Support
Brake) wordt uitgeschakeld, gaat het
controlelampje Driving Assist-informatie
(→blz. 72) branden.
Als OFF (uitgeschakeld) wordt
geselecteerd, wordt de PKSB (Parking
Support Brake) uitgeschakeld en niet
meer ingeschakeld totdat de instelling
wordt gewijzigd in ON via het
multi-informatiedisplay. (De functie
wordt niet weer ingeschakeld door de
startknop te bedienen.)
Weergaven en zoemers voor
begrenzingsregeling hybridesysteem
en remregeling
Als de begrenzingsregeling van het
hybridesysteem of de remregeling in
werking is, klinkt een zoemer en wordt
een melding weergegeven op het scherm
van het audiosysteem (auto's met
Advanced Park) en het multi-
informatiedisplay om de bestuurder te
waarschuwen.
Afhankelijk van de situatie werkt de
begrenzingsregeling van het
hybridesysteem om hetzij de acceleratie
te begrenzen hetzij het vermogen zo veel
mogelijk te beperken.
• De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking
(begrenzing acceleratie)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
233
4
Rijden
AVermogen hybridesysteem
BRemkracht
CTijd
DBegrenzingsregeling hybridesysteem
wordt geactiveerd (het systeem
bepaalt dat de kans op een aanrijding
met een gesignaleerd object groot is)
ERemregeling wordt geactiveerd (het
systeem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd
object zeer groot is)
Als de PKSB (Parking Support Brake) in
werking is getreden
Als de auto is stilgezet door de werking
van de PKSB (Parking Support Brake),
wordt de PKSB (Parking Support Brake)
uitgeschakeld en gaat het
informatielampje ondersteunende
systemen branden. Als de PKSB (Parking
Support Brake) onnodig in werking
treedt, kan de remregeling worden
geannuleerd door het rempedaal in te
trappen of door ongeveer 2 seconden te
wachten totdat deze automatisch wordt
geannuleerd. Vervolgens kunt u verder
rijden door het gaspedaal in te trappen.
Het PKSB-systeem (Parking Support
Brake) opnieuw inschakelen
Wanneer de PKSB (Parking Support
Brake) is uitgeschakeld door de werking
ervan, kunt u zelf het systeem weer
inschakelen (→blz. 233) of het contact
UIT en vervolgens weer AAN zetten.Bovendien wordt het systeem automatisch
weer ingeschakeld en gaat het
informatielampje ondersteunende
systemen uit, als aan een van onderstaande
voorwaarden wordt voldaan:
• Stand P is geselecteerd
• Het obstakel bevindt zich niet langer
in de rijrichting van de auto.
• De rijrichting van de auto wijzigt
*
*
Behalve wanneer “voetgangers achter
de auto” in werking was.
Als “Parking Assist Unavailable Sensor
Blocked” (Parking Assist niet
beschikbaar, sensor geblokkeerd) wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay en het controlelampje
Driving Assist-informatie brandt
Mogelijk is een van de sensoren bedekt
met bijvoorbeeld condens, ijs, sneeuw of
vuil. Verwijder dan de condens, het ijs,
de sneeuw, het vuil e.d. van de sensor
om te zorgen dat het systeem weer
normaal werkt. Ook wordt er bij lage
temperaturen mogelijk een
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
236
• Afbeelding 3. Wanneer de remregeling in werking is