Druk terwijl u de elektronische sleutel bij
u draagt op de schakelaar.
Na het bedienen van de schakelaar gaat
de elektrisch bedienbare achterklep pas
na ongeveer 30 seconden dicht wanneer
de elektronische sleutel in het
detectiegebied is. (→Blz. 178)
Na het bedienen van de schakelaar gaat
de elektrisch bedienbare achterklep
dicht wanneer de elektronische sleutel
het detectiegebied verlaat.
Als de elektronische sleutel in het
detectiegebied komt terwijl de
elektrisch bedienbare achterklep bezig
is te sluiten, stopt de beweging van de
elektrisch bedienbare achterklep.
Er klinkt een andere zoemer dan
normaal en de elektrisch bedienbare
achterklep begint automatisch te
sluiten. Wanneer de elektrisch
bedienbare achterklep is gesloten,
worden alle portieren gelijktijdig
vergrendeld. Met feedbacksignalen
wordt aangegeven dat alle portieren zijn
vergrendeld.
Als op de schakelaar wordt gedrukt
terwijl de elektrisch bedienbare
achterklep bezig is te sluiten, stopt de
achterklep met bewegen.
Wanneer de schakelaar nogmaals wordt
ingedrukt terwijl de beweging is gestopt,
beweegt de achterklep in
tegenovergestelde richting.De achterklep sluiten met de
achterklepgreep aan de binnenzijde
Laat de achterklep zakken met behulp
van de achterklepgreep. Vervolgens
klinkt er een zoemer en wordt de
achterklep automatisch gesloten.
Gebruik van de sensor regeling
voetbediening (handsfree elektrisch
bedienbare achterklep) (indien
aanwezig)
Zorg ervoor dat voor het bedienen van de
handsfree elektrisch bedienbare
achterklep het contact UIT staat, de
handsfree-functie van de elektrisch
bedienbare achterklep is ingeschakeld
(→blz. 171) en dat u een elektronische
sleutel bij u draagt.
1. Zorg ervoor dat u zich, met de elektronische sleutel op zak, binnen
het detectiebereik van het Smart
entry-systeem met startknop bevindt,
op ongeveer 50 tot 70 cm van de
achterbumper.
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
168
ASensor regeling voetbediening
BDetectiegebied voor werkinghandsfree elektrisch bedienbare
achterklep
CDetectiegebied voor werking Smart entry-systeem met
startknop (→blz. 178)
2. Bedien de achterklep met een voetbeweging door uw voet tot 10 cm
onder de achterbumper te bewegen
en vervolgens weer terug te trekken.
• Voer deze volledige beweging binnen 1 seconde uit.
• De handsfree functie van de elektrisch bedienbare achterklep zal
niet in werking treden zolang er een
voet wordt gesignaleerd onder de
achterbumper.
• Raak bij het gebruik van de handsfree functie van de elektrisch
bedienbare achterklep de
achterbumper niet aan.
• Als er zich in het passagierscompartiment of de
bagageruimte een andere
elektronische sleutel bevindt, duurt
het mogelijk iets langer dan normaal
voordat de achterklep in werking
treedt.
ASensor regeling voetbediening
BDetectiegebied voor werkinghandsfree elektrisch bedienbare
achterklep 3. Wanneer de sensor regeling
voetbediening een trappende
beweging met de voet signaleert,
klinkt de zoemer en wanneer wordt
gesignaleerd dat de voet wordt
teruggetrokken, wordt de achterklep
automatisch volledig geopend of
gesloten.
De zoemer kan worden uitgeschakeld
via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. (→Blz. 505)
Als er tijdens het bedienen van de
achterklep een voet onder de
achterbumper wordt bewogen, gaat
de achterklep niet verder open.
Als er weer een voet onder de
achterbumper wordt bewogen terwijl
de beweging is gestopt, beweegt de
achterklep in tegenovergestelde
richting.
Bagageruimteverlichting
• De bagageruimteverlichting gaat branden als de achterklep wordt
geopend.
• Als het contact UIT wordt gezet, gaat de verlichting na 20 minuten
automatisch uit.
Sluitsysteem achterklep
Wanneer de achterklep nog enigszins
geopend is, zal het sluitsysteem van de
achterklep deze automatisch volledig
sluiten.
Het sluitsysteem van de achterklep
werkt, ongeacht de status van het
contact.
Werkingsvoorwaarden elektrisch
bedienbare achterklep
De achterklep kan in de volgende
gevallen automatisch worden geopend
en gesloten:
• Wanneer de elektrisch bedienbare achterklep is ingeschakeld.
(→Blz. 177)
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
169
4
Voordat u gaat rijden
• Wanneer het contact AAN staat, kanin aanvulling op het bovenstaande de
achterklep worden bediend wanneer
aan de onderstaande voorwaarden
wordt voldaan:– De parkeerrem is geactiveerd
– Het rempedaal is ingetrapt
– De transmissie staat in stand P.
Werking van de elektrisch bedienbare
achterklep
• Er klinkt een zoemer en de alarmknipperlichten knipperen
tweemaal om aan te geven dat de
achterklep wordt geopend/gesloten.
• Wanneer het systeem van de elektrisch bedienbare achterklep is
uitgeschakeld, kan de achterklep niet
elektrisch worden bediend, maar kan
hij wel met de hand worden geopend
en gesloten.
• Wanneer de elektrisch bedienbare achterklep automatisch wordt
geopend en er iets abnormaals wordt
gesignaleerd als gevolg van menselijk
handelen of een voorwerp, wordt de
beweging gestopt.
Klembeveiliging
De elektrisch bedienbare achterklep is
aan beide zijden voorzien van sensoren.
Als iets de werking van de elektrisch
bedienbare achterklep tijdens het
sluiten hindert, beweegt de achterklep
automatisch in de tegenovergestelde
richting of stopt deze met bewegen. Functie beveiliging tegen dichtvallen
Wanneer er tijdens het automatisch
openen van de elektrisch bedienbare
achterklep overmatige kracht op de klep
wordt uitgeoefend, stopt de beweging
van de elektrisch bedienbare achterklep
om te voorkomen dat deze dichtvalt.
Bekrachtigingsfunctie sluitsysteem
achterklep
Wanneer de achterklep handmatig
omlaag wordt geduwd terwijl deze op
een open positie gestopt is, sluit de
achterklep automatisch volledig.
Uitgestelde vergrendelingsfunctie
achterklep
Met deze functie wordt het vergrendelen
van alle portieren van tevoren uitgesteld
wanneer de elektrisch bedienbare
achterklep is geopend.
Wanneer de volgende procedure is
gevolgd, worden alle portieren maar niet
de elektrisch bedienbare achterklep
vergrendeld. Vervolgens wordt de
elektrisch bedienbare achterklep
vergrendeld als deze wordt gesloten.
1. Sluit alle portieren, behalve de achterklep.
2. Vergrendel tijdens het sluiten van de elektrisch bedienbare achterklep de
portieren met het Smart
entry-systeem met startknop vanaf
de portieren (→blz. 158) of de
afstandsbediening. (→Blz. 158)
Feedbacksignalen geven aan dat alle
portieren zijn gesloten en vergrendeld
(→blz. 160).
• Als de elektronische sleutel in de auto wordt geplaatst nadat het sluiten is
gestart via de uitgestelde
vergrendelingsfunctie van de
portieren, wordt de elektronische
sleutel mogelijk in de auto opgesloten.
• Als de elektrisch bedienbare achterklep niet geheel sluit door de
werking van de klembeveiliging,
terwijl de achterklep automatisch
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
170
OPMERKING(Vervolg)
Voorkomen van storingen aan het
sluitsysteem van de achterklep
Oefen geen grote kracht uit op de
achterklep terwijl het sluitsysteem in
werking is. Het uitoefenen van
overmatige kracht kan storingen aan het
sluitsysteem van de achterklep
veroorzaken.
Voorkomen van beschadiging van de
elektrisch bedienbare achterklep
• Controleer of er geen ijs zit tussen deachterklep en de sponning, waardoor
de achterklep niet bediend kan
worden. Wanneer er zich te veel
gewicht op de achterklep bevindt,
kunnen bij het bedienen van de
elektrisch bedienbare achterklep
storingen optreden.
• Oefen geen grote kracht uit op de achterklep terwijl de elektrisch
bedienbare achterklep in werking is.
• Voorkom dat de sensoren (aan de rechter- en linkerzijde van de
elektrisch bedienbare achterklep)
beschadigd raken door scherpe
voorwerpen. Wanneer de sensor is
losgenomen, kan de elektrisch
bedienbare achterklep niet
automatisch worden gesloten.
Functie sluiten en vergrendelen
Bij het sluiten van de elektrisch
bedienbare achterklep met de functie
sluiten en vergrendelen klinkt er een
andere zoemer dan normaal voordat de
elektrisch bedienbare achterklep begint
te sluiten.
Als u een andere zoemer dan normaal
hoort, weet u zeker dat het sluiten van
de achterklep correct is begonnen.
Wanneer de elektrisch bedienbare
achterklep volledig is gesloten, wordt
bovendien met feedbacksignalen
aangegeven dat alle portieren zijn
vergrendeld.
Controleer voordat u de auto achterlaat
OPMERKING(Vervolg)
of de feedbacksignalen hebben
geklonken en of alle portieren zijn
vergrendeld.
Voorzorgsmaatregel handsfree
elektrisch bedienbare achterklep
(indien aanwezig)
De sensor regeling voetbediening
bevindt zich achter aan de onderzijde
van het midden van de achterbumper.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om
ervoor te zorgen dat de handsfree
elektrisch bedienbare achterklep goed
werkt:
• Houd de onderzijde van het midden van de achterbumper te allen tijde
schoon. Als de onderzijde van het
midden van de achterbumper vuil is
of bedekt is met sneeuw, werkt de
sensor regeling voetbediening
mogelijk niet. Verwijder in dat geval
het vuil of de sneeuw, verplaats de
auto en controleer vervolgens of de
sensor regeling voetbediening werkt.
Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de sensor
niet werkt.
• Breng geen coatings die een vochtaantrekkend effect hebben of
andere coatings aan op de onderzijde
van het midden van de achterbumper.
• Parkeer de auto niet in de buurt van objecten die kunnen bewegen en in
contact kunnen komen met de
onderzijde van het midden van de
achterbumper, zoals gras of bomen.
Als de auto enige tijd geparkeerd is in
de buurt van objecten die kunnen
bewegen en in contact kunnen
komen met de onderzijde van het
midden van de achterbumper, zoals
gras of bomen, werkt de sensor
regeling voetbediening mogelijk niet.
Verplaats in dat geval de auto en
controleer vervolgens of de sensor
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
176
OPMERKING(Vervolg)
regeling voetbediening werkt. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als de sensor niet werkt.
• Stel de achterbumper niet bloot aan sterke schokken.
• Als de achterbumper blootgesteld is aan krachtige schokken, werkt de
handsfree elektrisch bedienbare
achterklep mogelijk niet goed meer.
Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de
handsfree elektrisch bedienbare
achterklep in de volgende situaties
niet werkt.
– De sensor regeling voetbediening of zijn omgeving zijn blootgesteld aan
krachtige schokken.
– Er zitten krassen of beschadigingen op de onderzijde van het midden
van de achterbumper.
• Demonteer de achterbumper niet.
• Breng geen stickers aan op de achterbumper.
• Breng geen lak aan op de achterbumper.
• Deactiveer de handsfree elektrisch bedienbare achterklep als er op de
elektrisch bedienbare achterklep een
fietsendrager of een vergelijkbaar
zwaar onderdeel gemonteerd is.
Het systeem van de elektrisch
bedienbare achterklep uitschakelen
(auto's met elektrisch bedienbare
achterklep)
De instellingen van het systeem van de
elektrisch bedienbare achterklep kunnen
worden gewijzigd door het scherm
“Vehicle Settings” (voertuiginstellingen)
weer te geven via het
instelscherm van het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 152)
De gewijzigde instellingen van de
elektrisch bedienbare achterklep worden
niet gereset door het UIT zetten van het
contact. Om de oorspronkelijke
instellingen te herstellen, moeten deze
worden teruggezet op het instelscherm
van het multi-informatiedisplay.
Aanpassing van de geopende positie
van de achterklep (auto's met
elektrisch bedienbare achterklep)
De geopende positie van de elektrisch
bedienbare achterklep kan worden
aangepast. 1. Stopt de beweging van de achterklep in de gewenste positie. ( →Blz. 166)
2. Houd de schakelaar van de elektrisch bedienbare achterklep op de
achterklep gedurende 2 seconden
ingedrukt.
• Wanneer het instellen is voltooid, klinkt de zoemer 4 maal.
• Wanneer de volgende keer de achterklep wordt geopend, stopt
deze in die positie.
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
177
4
Voordat u gaat rijden
• Als een metalen coating of metalenvoorwerpen aan de achterruit zijn
bevestigd
• Wanneer de elektronische sleutel in de buurt van een batterijlader of
elektronische apparaten wordt
gehouden
• Wanneer de auto op een parkeerplaats voor betaald parkeren
staat waar radiogolven worden
verzonden
Aanwijzing voor de instapfunctie
• Zelfs als de elektronische sleutel zich binnen het detectiegebied bevindt,
werkt het systeem in de volgende
gevallen mogelijk niet juist:– De elektronische sleutel bevindt zich te dicht bij de ruit of
buitenportiergreep, te dicht bij de
grond of te hoog als de portieren
worden vergrendeld of ontgrendeld.
– De elektronische sleutel ligt op het dashboard, in de bagageruimte, op
de vloer of in een portiervak of het
dashboardkastje wanneer het
EV-systeem wordt gestart of de
stand van het contact wordt
gewijzigd.
• Laat de elektronische sleutel niet boven op het dashboard of in de buurt
van de portiervakken liggen wanneer
u de auto verlaat. Afhankelijk van de
ontvangst van de radiogolven wordt
door de antenne mogelijk
waargenomen dat de sleutel zich
buiten de auto bevindt en kunnen de
portieren worden vergrendeld vanaf
de buitenzijde, waardoor de
elektronische sleutel mogelijk in de
auto wordt opgesloten.
• Zolang de elektronische sleutel zich binnen het detectiegebied bevindt,
kunnen de portieren door een
willekeurige persoon worden
vergrendeld en ontgrendeld. De auto
kan echter alleen worden ontgrendeld
via de portieren die de elektronische
sleutel signaleren. • Zelfs als de elektronische sleutel zich
buiten de auto bevindt, kan het
EV-systeem mogelijk worden gestart
als de elektronische sleutel zich in de
buurt van de ruit bevindt.
• De portieren worden mogelijk ontgrendeld als er een grote
hoeveelheid water op de portiergreep
terechtkomt, bijvoorbeeld tijdens een
zware regenbui of in een wasstraat,
wanneer de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt.
(Als de portieren niet worden
geopend en gesloten, worden deze na
ongeveer 30 seconden automatisch
weer vergrendeld.)
• Wanneer de vergrendelactie is uitgevoerd met de vergrendelsensor,
worden maximaal tweemaal achter
elkaar identificatiesignalen getoond.
Vervolgens worden geen
identificatiesignalen gegeven.
• Als de afstandsbediening wordt gebruikt om de portieren te
vergrendelen terwijl de elektronische
sleutel zich in de nabijheid van de auto
bevindt, bestaat de mogelijkheid dat
de portieren niet ontgrendeld worden
door de instapfunctie. (Gebruik de
afstandsbediening om de portieren te
ontgrendelen.)
• Wanneer u de vergrendelsensor aanraakt terwijl u handschoenen
draagt, kan de reactie van het systeem
trager zijn of worden de portieren
mogelijk niet ontgrendeld. Trek uw
handschoenen uit en raak de
vergrendelsensor opnieuw aan.
• Als de portiergreep nat wordt terwijl de elektronische sleutel zich binnen
het werkzame gebied bevindt, kan het
portier herhaaldelijk worden
vergrendeld en ontgrendeld. Volg in
dat geval de correctieprocedure
hieronder bij het wassen van de auto:– Plaats de elektronische sleutel op een afstand van ten minste 2 meter
van de auto. (Zorg ervoor dat de
sleutel niet gestolen wordt.)
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
181
4
Voordat u gaat rijden
– Schakel de energiebespaarmodusvan de elektronische sleutel in om
het Smart entry-systeem met
startknop uit te schakelen.
(→Blz. 180)
• Als de elektronische sleutel zich in de auto bevindt en een portiergreep
wordt nat tijdens het wassen van de
auto, wordt er mogelijk een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay en klinkt er een
zoemer buiten de auto. Vergrendel alle
portieren om het alarm uit te
schakelen.
• De vergrendelsensor werkt mogelijk niet goed wanneer deze in contact
komt met ijs, sneeuw, modder, enz.
Maak de vergrendelsensor schoon en
probeer deze nogmaals te bedienen.
• Bij een plotselinge nadering van het detectiegebied of de portiergreep kan
het voorkomen dat de portieren niet
ontgrendeld worden. Laat in dat geval
de portiergreep los en controleer of
de portieren worden ontgrendeld
voordat u opnieuw aan de
portiergreep trekt.
• Als er zich een andere elektronische sleutel binnen het detectiegebied
bevindt, is de reactietijd voor het
ontgrendelen van de portieren nadat
een portiergreep is vastgepakt,
mogelijk langer.
Als er gedurende langere tijd niet met
de auto wordt gereden
• Bewaar, om diefstal van de auto te voorkomen, de elektronische sleutel
niet binnen een afstand van 2 m van
de auto.
• Het Smart entry-systeem met startknop kan vooraf worden
uitgeschakeld.
• Het inschakelen van de energiebespaarmodus van de
elektronische sleutel helpt te
voorkomen dat de sleutelbatterij
leegraakt. (→Blz. 180) Voor een juiste bediening van het
systeem
Zorg ervoor dat u de elektronische
sleutel bij u hebt als u het systeem
bedient. Houd de elektronische sleutel
niet te dicht bij de auto als u het systeem
van buitenaf bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie
waarin de elektronische sleutel wordt
bewaard, wordt de sleutel mogelijk niet
correct door het systeem gesignaleerd,
waardoor het systeem wellicht niet juist
functioneert. (Het alarm kan per ongeluk
afgaan of de functie die voorkomt dat de
portieren per ongeluk worden
vergrendeld, werkt mogelijk niet.)
Als het Smart entry-systeem met
startknop niet goed werkt
• Doe het volgende als de portieren niet
kunnen worden vergrendeld of
ontgrendeld.– Houd de elektronische sleutel dicht bij de portiergreep en vergrendel of
ontgrendel het portier.
– Gebruik de afstandsbediening.
Gebruik de mechanische sleutel
wanneer de portieren niet via
bovenstaande procedure kunnen
worden vergrendeld of ontgrendeld.
(→Blz. 488)
Wanneer echter de mechanische
sleutel wordt gebruikt terwijl het
alarmsysteem is ingeschakeld, klinkt
de waarschuwing. (→Blz. 61)
• Raadpleeg blz. 489 wanneer het EV-systeem niet kan worden gestart.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Verschillende instellingen (bijv. van het
Smart entry-systeem met startknop)
kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke
voorkeursinstellingen:blz. 506)
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
182
4.4.2 Binnenspiegel
De positie van de binnenspiegel kan
worden afgesteld zodat de bestuurder
voldoende zicht naar achteren heeft.
Afstellen van de hoogte van de
binnenspiegel
De hoogte van de binnenspiegel kan
worden afgestemd op uw houding achter
het stuur.
Stel de hoogte van de binnenspiegel af
door de spiegel omhoog of omlaag te
bewegen.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Verstel de spiegel niet tijdens het
rijden.
Hierdoor kunt u de macht over het
stuur verliezen en een ongeval
veroorzaken, met mogelijk dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
Antiverblindingsstand
De hoeveelheid gereflecteerd licht wordt
automatisch gereduceerd op basis van de
helderheid van de koplampen van
achteropkomend verkeer.
Schakel de automatische
antiverblindingsstand in/uit Wanneer de automatische
antiverblindingsstand is ingeschakeld,
brandt het controlelampje
A.De
functie wordt ingeschakeld telkens
wanneer het contact AAN wordt gezet.
Druk op de toets om de functie uit te
schakelen. (Het controlelampje
Agaat
ook uit.)
Voorkomen van een onjuiste werking
van de sensoren
Raak de sensoren niet aan en bedek ze
ook niet, omdat hierdoor de werking van
de sensoren in negatieve zin beïnvloed
kan worden.
4.4.3 Buitenspiegels
De positie van de binnenspiegel kan
worden afgesteld zodat de bestuurder
voldoende zicht naar achteren heeft.
4.4 Verstellen van het stuurwiel en de buitenspiegels
190