Als “Charging Stopped Time Limit Reached” (laden gestopt, tijdlimiet bereikt) wordt
weergegeven
Waarschijnlijke oorzaakCorrectieprocedure
Het DC-laden met de DC-lader is niet voltooid
binnen de gestelde tijd. ■
Afhankelijk van het type DC-lader is de
timer mogelijk zo ingesteld dat hij na een
bepaalde tijd stopt met laden. Ga dit na bij
de beheerder van het laadstation.
Afhankelijk van de staat van de auto wordt de
laadtijd mogelijk langer dan normaal en wordt
het DC-laden mogelijk niet voltooid binnen de
gestelde tijd.
■ Als de airco, de koplampen, het
audiosysteem, enz. worden ingeschakeld,
neemt het elektriciteitsverbruik van de
auto toe. Voer het DC-laden uit nadat alle
bovenstaande functies zijn uitgeschakeld.
■ De temperatuur van de tractiebatterij kan
laag zijn. Voer het DC-laden uit na het
opwarmen van de tractiebatterij.
Als “Charging Stopped Check Charging Source or Vehicle” (laden gestopt, controleer
laadbron of auto) wordt weergegeven
Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
Storing in het vergrendelsysteem van de
stekker. Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
2.2 Laden
140
LCD-scherm
→Blz. 150
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De meters en tellers kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur
via
op het multi-informatiedisplay.
(→Blz. 502)
WAARSCHUWING!
Informatiedisplay bij lage
temperaturen
Laat het interieur van de auto op
temperatuur komen alvorens het
informatiedisplay te gebruiken. Bij
extreem lage temperaturen kan het
informatiedisplay trager reageren en
worden wijzigingen mogelijk met enige
vertraging weergegeven.
Wijzigen van de weergave van het
instrumentenpaneel
De weergave op het multi-
informatiedisplay kan worden gewisseld
tussen weergegeven en verborgen.
Weergave kilometerteller en dagteller
Onderwerpen die worden weergegeven
• Kilometerteller Geeft de totale afstand weer die met
de auto gereden is. • Dagteller A/dagteller B
Geeft de afstand weer die met de auto
gereden is sinds de teller de laatste
keer op nul is gezet. Dagteller A en B
kunnen onafhankelijk van elkaar
worden gebruikt en verschillende
afstanden weergeven.
Wijzigen van de weergave op het display
De weergave verandert iedere keer dat op
de toets wordt gedrukt. Als de toets
ingedrukt wordt gehouden terwijl de
dagteller wordt weergegeven, wordt de
afgelegde afstand gereset.
Afstellen van de klok
De klokken van onderstaande onderdelen
kunnen worden ingesteld via het scherm
van het audiosysteem.
• Multi-informatiedisplay
• Scherm audiosysteem
Raadpleeg voor meer informatie de
handleiding voor het
multimediasysteem.
Als
wordt weergegeven wanneerwordt geselecteerd op het multi-
informatiedisplay, is er mogelijk een
storing aanwezig in het systeem.
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
3.1 Instrumentenpaneel
148
Dimmer dashboardverlichting regelen
De helderheid van de
dashboardverlichting kan worden
ingesteld.1. Donkerder
2. Helderder
Dashboardverlichting aanpassen
De helderheid van de
dashboardverlichting in een lichte
omgeving (overdag, enz.) en in een
donkere omgeving ('s nachts, enz.) kan
worden aangepast.
3.1.3 Multi-informatiedisplay
Display en menu-iconen
Weergave
ADisplayzone status ondersteunend
systeem
Geeft een afbeelding weer wanneer
de onderstaande systemen in
werking zijn en een ander
menu-icoon dan
wordt
geselecteerd: • LDA (Lane Departure Alert)
(→blz. 265)
• LTA (Lane Tracing Assist) (→blz. 261)
• Dynamic Radar Cruise Control (→blz. 273)
• RSA (Road Sign Assist) (→blz. 269)
BDisplayzone voor inhoud
Door menu-iconen te selecteren op
het multi-informatiedisplay kunnen
verschillende soorten rijgerelateerde
informatie worden weergegeven. Het
multi-informatiedisplay kan ook
worden gebruikt voor het wijzigen
van de display-instellingen en andere
voertuiginstellingen.
Daarnaast worden in bepaalde
situaties pop-updisplays met
waarschuwingen of tips
weergegeven.
Menu-iconen
De menu-iconen worden weergegeven
door op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel te drukken.
Weergave rij-informatie
(→blz. 150)
Weergave informatie on-
dersteunend systeem
(→blz. 151)
Aan audiosysteem gekop-
pelde weergave
(→blz. 151)
Weergave rij-informatie
(→blz. 151)
Weergave instellingen
(→blz. 152)
3.1 Instrumentenpaneel
149
3
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
AActueel energieverbruik
Geeft het actuele energieverbruik
weer.
BReisgemiddelde/Gem. totaal
Houd de bedieningstoets van het
instrumentenpaneel
ingedrukt
om de weergave van het gemiddelde
energieverbruik te resetten.
De weergave van het gemiddelde
energieverbruik kan worden aangepast in
.( →Blz. 502)
• Reisgemiddelde Geeft het gemiddelde energieverbruik
weer sinds het starten van het
EV-systeem.
• Gem. totaal Geeft het gemiddelde energieverbruik
weer sinds het laden.
Energieverbruik
Dit is een getal dat het energieverbruik
weergeeft. Het komt overeen met het
brandstofverbruik van een auto met
benzinemotor. Bij deze auto wordt het
aantal afgelegde kilometers per
kilowattuur elektriciteit (km/kWh) op elk
scherm weergegeven als
“elektriciteitskosten”.
Weergave informatie ondersteunend
systeem
Informatie ondersteunend systeem
Hiermee kan de werkingsstatus van de
volgende systemen worden
weergegeven:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem) (→blz. 252)
• LDA (Lane Departure Alert) (→blz. 265)
• LTA (Lane Tracing Assist) (→blz. 261)
• Cruise control (→blz. 281)
• Dynamic Radar Cruise Control (→blz. 273)
• RSA (Road Sign Assist) (→blz. 269) Aan navigatiesysteem gekoppelde
weergave (indien aanwezig)
Hiermee kan de volgende aan het
navigatiesysteem gekoppelde informatie
worden weergegeven:
• Routebegeleiding naar bestemming
• Kompasdisplay (weergave rijrichting
boven)
Aan audiosysteem gekoppelde
weergave
Hiermee kunt u een audiobron of
nummer selecteren op het
instrumentenpaneel met behulp van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel.
Het wel of niet weergeven van dit
menu-icoon kan worden ingesteld in
.
Weergave voertuiginformatie
Onderwerpen die worden weergegeven
• Rij-informatie
• Koppelverdeling (indien aanwezig)
• Bandenspanning
Rij-informatie
2 items die worden geselecteerd met
behulp van de instelling van de “Drive
Info. Items” (items rij-info) (gemiddelde
rijsnelheid, afstand en totale tijd) kunnen
verticaal worden weergegeven.
De weergegeven informatie wijzigt
overeenkomstig de instelling van “Drive
Info. Type” (rij-info type) (sinds het
starten van het systeem of tussen resets).
(→Blz. 152)
Gebruik de weergegeven informatie
slechts ter referentie.
De volgende items worden weergegeven.
• “Trip” (rit) – “Average Speed” (gemiddeldesnelheid): Geeft de gemiddelde
rijsnelheid sinds het starten van het
EV-systeem weer
*
3.1 Instrumentenpaneel
151
3
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
– “Distance” (afstand): Geeft degereden afstand sinds het starten
van het EV-systeem weer
*
– “Total Time” (totale tijd): Geeft deverstreken tijd sinds het starten van
het EV-systeem weer
*
*
Deze items worden telkens wanneer
het EV-systeem wordt uitgeschakeld
gereset.
• “Total” (totaal) – “Average Speed” (gemiddelderijsnelheid): Geeft de gemiddelde
rijsnelheid sinds het resetten van de
weergave weer
*
– “Distance” (afstand): Geeft deafgelegde afstand sinds het
resetten van het display weer
*
– “Total Time” (totale tijd): Geeft deverstreken tijd sinds het resetten
van het display weer
*
*
Geef om te resetten het gewenste
item weer en houdvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel ingedrukt.
Koppelverdeling (indien aanwezig)
Geeft de status van de aandrijving van elk
wiel weer in 6 stappen van 0 tot 5.
Bandenspanning
Geeft de spanning van iedere band weer.
Weergave instellingen
Instellingen voor de weergave van het
instrumentenpaneel die u kunt wijzigen
• Clock setting (klokinstellingen) →Blz. 148
• Language (taal) Hiermee kan de weergegeven taal
worden gewijzigd.
• Eenheden Hiermee kunnen de weergegeven
meeteenheden worden gewijzigd.
•
– Weergave energieverbruik Hiermee kunt u de weergave van het gemiddelde energieverbruik
wijzigen tussen “Reisgemiddelde”
en “Gem. totaal”. (→Blz. 150)
•
Hiermee kunt u het
audiosysteemgekoppelde display wel
of niet laten weergeven.
•
Hiermee kunt u de weergegeven
inhoud van het volgende wijzigen: – Weer te geven informatie (alleen AWD-uitvoeringen)
Hiermee kunt u de koppelverdeling
wel of niet laten weergeven.
– Drive information type (type rij-informatie)
Hiermee kunt u de weergave van
het rij-informatietype wijzigen na
starten/na resetten.
– Drive information items (rij-informatie-items)
Hiermee kunt u het eerste en
tweede item van de weergave van
de rij-informatie instellen op een
van de volgende onderwerpen:
gemiddelde rijsnelheid/afstand/
verstreken tijd.
• Closing Display (eindscherm) Hiermee kunt u de weergegeven
onderwerpen instellen wanneer het
contact UIT staat.
• Pop-up display (pop-updisplay) Hiermee kunt u pop-updisplays voor
elk relevant systeem in- of
uitschakelen.
• Calendar (kalender) De jaar, de maand en de dag kunnen
worden ingesteld.
• Default setting (standaardinstelling) Hiermee kunnen de instellingen van
de weergave van het
instrumentenpaneel worden gereset
naar de standaardinstelling.
Voertuigfuncties en instellingen die u
kunt wijzigen
→Blz. 502
3.1 Instrumentenpaneel
152
Batterij vervangen
→Blz. 449
Bevestiging van het aantal
geregistreerde sleutels
Het aantal al geregistreerde sleutels kan
worden bevestigd. Neem voor meer
informatie contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als “A New Key has been Registered
Contact Your Dealer for Details” (Er is
een nieuwe sleutel geregistreerd.
Neem voor meer informatie contact op
met uw dealer) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay
Deze melding wordt weergegeven elke
keer dat het bestuurdersportier wordt
geopend als de portieren van buitenaf
worden ontgrendeld gedurende
ongeveer 10 dagen nadat er een nieuwe
elektronische sleutel is geregistreerd.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als de melding wordt
weergegeven, maar u geen nieuwe
elektronische sleutel hebt geregistreerd,
om te controleren of er een onbekende
elektronische sleutel (anders dan de
sleutels die u in uw bezit hebt) is
geregistreerd.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de
sleutel
• Laat de sleutels niet vallen, stel ze nietbloot aan sterke schokken en buig ze
niet.
• Stel de sleutels niet langdurig bloot aan hoge temperaturen.
• Voorkom dat de sleutels nat worden en reinig ze niet in een ultrasoon
reinigingsbad of iets dergelijks.
• Bevestig geen metaalhoudende of magnetische voorwerpen aan de
sleutels en houd de sleutels uit de
buurt van dergelijke voorwerpen.
• Haal de sleutels niet uit elkaar.
• Plak geen stickers o.i.d. op het oppervlak van de elektronische
sleutel.
• Houd de sleutels uit de buurt van apparaten die magnetische velden
opwekken (bijvoorbeeld
televisietoestellen, audiosystemen,
inductiekookplaten en medische
apparatuur, zoals laagfrequente
therapeutische uitrusting).
De elektronische sleutel bij u dragen
Houd de elektronische sleutel altijd ten
minste 10 cm uit de buurt van
ingeschakelde elektrische apparaten.
Radiogolven die worden uitgezonden
door elektrische apparaten die zich
minder dan 10 cm van de elektronische
sleutel vandaan bevinden, kunnen de
correcte werking van de sleutel
hinderen.
In geval van storingen in het Smart
entry-systeem met startknop of
andere problemen met de sleutel
→Blz. 488
Wanneer u een elektronische sleutel
verliest
→Blz. 487
4.1 Informatie over sleutels
157
4
Voordat u gaat rijden
• Als het Smart entry-systeem metstartknop gedurende 14 dagen of
langer niet gebruikt is, kunnen de
portieren alleen via het
bestuurdersportier worden
ontgrendeld. Pak in dat geval de greep
van het bestuurdersportier vast of
gebruik de afstandsbediening of de
mechanische sleutel om de portieren
te ontgrendelen.
De batterijspaarmodus van een
elektronische sleutel inschakelen
• Wanneer de energiebesparende functie is ingeschakeld, loopt de
batterij veel minder snel leeg omdat
de ontvangst van radiogolven door de
elektronische sleutel wordt gestopt.
Druk
twee keer in terwijl uingedrukt houdt. Controleer of het
controlelampje van de elektronische
sleutel 4 keer knippert.
Het Smart entry-systeem met
startknop kan niet worden gebruikt
als de energiebesparende functie voor
de batterij is ingeschakeld. Druk op
een van de toetsen van de
elektronische sleutel om de functie te
annuleren.
• Bij elektronische sleutels die gedurende langere tijd niet worden
gebruikt, kan vooraf in de
batterijspaarmodus worden
ingeschakeld. Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
Het Smart entry-systeem met startknop
maakt gebruik van zwakke radiogolven.
In de volgende situaties kunnen
storingen optreden in de communicatie
tussen de elektronische sleutel en de
auto, waardoor het Smart entry-systeem
met startknop, de afstandsbediening en
de startblokkering mogelijk niet goed
werken: (Oplossingen:
→blz. 488)
• Wanneer de batterij van de elektronische sleutel leeg is
• In de buurt van een televisiezendmast, elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven of
andere locatie waar sterke
radiogolven of elektromagnetische
velden aanwezig zijn
• Als u een draagbare radio, mobiele telefoon, draadloze telefoon of een
ander draadloos communicatiemiddel
bij u draagt
• Wanneer de elektronische sleutel tegen een van de volgende metalen
voorwerpen wordt gehouden of
erdoor wordt bedekt– Kaarten met aluminiumfolie
– Sigarettenpakjes met aluminiumfolie erin
– Metalen portemonnees of tassen
– Muntgeld
– Metalen handwarmers
– Media zoals CD's en DVD's
• Als er andere sleutels met afstandsbediening (die radiogolven
uitzenden) in de buurt gebruikt
worden
• Als u de elektronische sleutel bij u draagt samen met de volgende
apparaten die radiogolven uitzenden– De elektronische sleutel of een afstandsbediening van een andere
auto die radiogolven uitzendt
– Computers of pda's
– Digitale audioapparatuur
– Draagbare spelcomputers
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
180
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Instellingen (bijv. de
ontgrendelingsinstellingen van de
geheugenoproepfunctie) kunnen aan de
persoonlijke voorkeur worden
aangepast. (Systemen met
mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 507)
4.6.2 My Settings
Een persoon kan worden herkend aan
bepaalde apparaten, zoals een
elektronische sleutel. Op deze manier
kunnen de voor de desbetreffende
persoon opgeslagen rijpositie en
voertuiginstellingen worden opgeroepen
bij het instappen. Om de persoonlijke
instellingen te kunnen oproepen, dient
eerst een authenticatie-apparaat te
worden geregistreerd voor elke
bestuurder. Er kunnen voor drie personen
instellingen worden opgeslagen via My
Settings. Raadpleeg voor meer informatie
over het toewijzen/verwijderen van
elektronische sleutels, het instellen van
namen van bestuurders, het resetten van
instellingen en het handmatig wijzigen of
verwijderen van bestuurders de
handleiding voor het multimediasysteem.
Types authenticatie-apparaten
Personen kunnen worden geïdentificeerd
op basis van de volgende
authenticatie-apparaten:
• Elektronische sleutel
Een persoon wordt geïdentificeerd als
de persoonlijke elektronische sleutel
wordt gesignaleerd door het Smart
entry-systeem.
• Gezichtsidentificatie Personen kunnen door de
bestuurderscamera aan de hand van
hun gezicht worden geïdentificeerd.
• Bluetooth-apparaten Een persoon wordt geïdentificeerd
aan de hand van de Bluetooth- telefoon die als laatste als handsfree
telefoon verbonden is geweest met
het audiosysteem.
Opgeslagen functies
Wanneer iemand wordt geïdentificeerd
aan de hand van een authenticatie-
apparaat worden de instellingen van de
volgende functies opgehaald:
• Rijpositie (geheugenoproepfunctie)
*1
De rijpositie van de vorige rit van een
geïdentificeerde persoon wordt
ingesteld na de volgende actie:
De portieren worden ontgrendeld en
geopend met het Smart
entry-systeem met startknop of met
de afstandsbediening.
• Weergave instrumentenpaneel en multimedia-informatie
*2
Bij identificatie worden de
instellingen van de desbetreffende
persoon teruggezet vanaf het
moment dat deze het contact voor het
laatst UIT zette.
• Voertuiginstellingen die u met het multimedia-display kunt wijzigen
*2
Bij identificatie worden de
instellingen van de desbetreffende
persoon teruggezet vanaf het
moment dat deze het contact voor het
laatst UIT zette.
• Rijhulpfunctie
*2
Bij identificatie worden de
instellingen van de desbetreffende
persoon teruggezet vanaf het
moment dat deze het contact voor het
laatst UIT zette.
*1Indien aanwezig
*2Sommige instellingen worden niet
opgeslagen
4.6 Favoriete instellingen
199
4
Voordat u gaat rijden