51
Ergonomie en comfort
3Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld
aan het einde van de cyclus; het controlelampje
van de toets gaat uit.
Stuurwielverstelling
► Zorg dat de auto stilstaat en trek aan de
hendel A
om het verstelmechanisme van het
stuurwiel te ontgrendelen.
►
V
erstel het stuurwiel in hoogte en diepte voor
een optimale zithouding.
►
Duw tegen de hendel A
om het
verstelmechanisme van het stuurwiel te
vergrendelen.
Deze afstellingen mogen om
veiligheidsredenen alleen worden
uitgevoerd als de auto stilstaat.
Spiegels
Buitenspiegels
Ontwasemen/Ontdooien
Als de auto is voorzien van spiegelverwarming, kunt u deze
inschakelen door op de toets van de
achterruitverwarming te drukken.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de achterruitverwarming .
Afstellen
► Beweeg schakelaar A naar rechts of links om
de juiste buitenspiegel te selecteren.
►
Duw schakelaar B
in de vier richtingen om de
spiegel af te stellen.
►
Zet schakelaar
A weer in de middenstand.
Stel de buitenspiegels om
veiligheidsredenen zo af dat de dode
hoek zo klein mogelijk is.
De objecten die u in de spiegel ziet zijn
dichterbij dan ze lijken. Houd hiermee
rekening om de afstand ten opzichte van
achteropkomend verkeer goed in te schatten.
Handmatig inklappen
De spiegels kunnen handmatig worden ingeklapt
(parkeren, smalle garage, enz.).
►
Kantel de spiegel richting de auto.
Elektrisch inklappen
Afhankelijk van de uitrusting kunnen de spiegels
elektrisch worden ingeklapt als de auto wordt
geparkeerd.
► Zorg dat het contact is
aangezet en zet schakelaar A
vanuit de auto in de middelste
stand.
►
Beweeg schakelaar A
naar
achteren.
►
V
ergrendel de auto van buitenaf.
Elektrisch uitklappen
► Van buitenaf: ontgrendel de auto.
► V an binnenuit: zet met aangezet contact
schakelaar A
in de middelste stand en beweeg
deze daarna naar achteren.
52
Ergonomie en comfort
Hoofdsteunen achter
Er zijn twee standen:
– de hoge stand (gebruiksstand):
► beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de
aanslag.
– de lage stand (opgeborgen stand), als de
zitplaats onbezet is: ► druk de pallen A in om de hoofdsteun te
ontgrendelen en duw de hoofdsteun omlaag.
De hoofdsteunen achter kunnen worden
verwijderd.
Verwijderen van een hoofdsteun:
► beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de
aanslag,
► druk vervolgens de pallen A in om de
hoofdsteun te ontgrendelen en beweeg hem
helemaal omhoog,
► berg de hoofdsteun op.
Terugplaatsen van een hoofdsteun:
► steek de pennen van de hoofdsteun in de
geleiders van de desbetreffende rugleuning,
► duw de hoofdsteun omlaag tot aan de
aanslag,
► druk de pallen A in om de hoofdsteun te
ontgrendelen en duw de hoofdsteun omlaag.
De functie voor het automatisch in- en
uitklappen van de buitenspiegels met de
afstandsbediening kan via het menu
Rijverlichting
/ Auto
van het touchscreen
worden ingesteld.
Automatisch kantelen van buitenspiegels bij achteruitrijden
Afhankelijk van de uitvoering kunnen de spiegels
met deze functie automatisch omlaag worden
gekanteld, om achteruit parkeren gemakkelijker
te maken.
Zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld
terwijl de motor draait, wordt het spiegelglas van
de spiegels naar de grond gericht.
Ze keren terug naar de oorspronkelijke stand:
–
Enkele seconden nadat er uit de
achteruitversnelling is geschakeld.
–
W
anneer er sneller dan 10 km/h wordt
gereden.
–
Als de motor wordt afgezet.
De functie wordt ingesteld in het menu
Rijverlichting/Auto op het touchscreen.
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een
antiverblindingsstand waardoor de spiegel
donkerder wordt en de bestuurder minder hinder
ondervindt van bijvoorbeeld de zon en van de
koplampen van achteropkomend verkeer.
Handbediend model
Instellingen
►
Stel de spiegel af als deze in de dagstand
staat.
Dag-/nachtstand
► Trek aan het hendeltje om de spiegel in de
nachtstand te zetten.
►
Duw het hendeltje naar voren om de spiegel
terug te zetten in de dagstand.
Automatische "elektrochroom" modellen
Het elektrochroomsysteem gebruikt een sensor
voor het detecteren van het niveau van het
buitenlicht en van het licht dat van achteren
op de spiegel valt, zodat er automatisch en
geleidelijk tussen dag- en nachtstand kan
worden geschakeld.
Voor optimaal zicht bij het manoeuvreren
wordt het spiegelglas automatisch
helderder als de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld.
Het systeem wordt uitgeschakeld als de
lading in de bagageruimte hoger dan de
bagageafdekking is of als er voorwerpen op
de bagageafdekking zijn geplaatst.
Achterbank
De drie stoelen van de tweede zitrij zijn
onafhankelijk en hebben dezelfde breedte.
De rugleuning van deze stoelen kan worden
neergeklapt om de bagageruimte aan te passen.
53
Ergonomie en comfort
3Hoofdsteunen achter
Er zijn twee standen:
– de hoge stand (gebruiksstand):
►
beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de
aanslag.
–
de lage stand (opgeborgen stand), als de
zitplaats onbezet is: ►
druk de pallen A
in om de hoofdsteun te
ontgrendelen en duw de hoofdsteun omlaag.
De hoofdsteunen achter kunnen worden
verwijderd.
Verwijderen van een hoofdsteun:
►
beweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de
aanslag,
►
druk vervolgens de pallen A
in om de
hoofdsteun te ontgrendelen en beweeg hem
helemaal omhoog,
►
berg de hoofdsteun op.
T
erugplaatsen van een hoofdsteun:
►
steek de pennen van de hoofdsteun in de
geleiders van de desbetreffende rugleuning,
►
duw de hoofdsteun omlaag tot aan de
aanslag,
►
druk de pallen A
in om de hoofdsteun te
ontgrendelen en duw de hoofdsteun omlaag.
Ga nooit rijden met passagiers op de
achterbank als de hoofdsteunen zijn
verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn
geplaatst en in de hoge stand staan.
In lengterichting verstellen
Het neerklappen en rechtop zetten van
de stoelen mag uitsluitend worden
uitgevoerd bij stilstaande auto.
Elke stoel kan afzonderlijk worden versteld.
► Trek de beugel omhoog en schuif de stoel in
de gewenste stand.
Nadat de rugleuning is neergeklapt, kan
de stoel niet meer worden verschoven.
Rugleuninghoek
Er zijn meerdere standen beschikbaar.
► Beweeg de stoel naar voren.
► T rek de riem naar voren en zet vervolgens de
rugleuning in de gewenste stand.
Neerklappen van de
rugleuningen
De rugleuningen van de stoelen mogen
alleen worden neergeklapt wanneer de
auto stilstaat.
Voorbereidende handelingen:
►
zet de hoofdsteunen omlaag,
►
schuif indien nodig de voorstoelen naar
voren,
►
zorg ervoor dat de rugleuningen ongehinderd
kunnen worden neergeklapt (verwijder kleding,
bagage, enz.),
►
controleer of de buitenste veiligheidsgordels
correct zijn gespannen langs de stijlen, of de
middelste veiligheidsgordel is opgeborgen en of
de gespen van de drie veiligheidsgordels in de
correcte opbergpositie staan.
54
Ergonomie en comfort
► Trek stevig aan de riem 1 om de rugleuning
te ontgrendelen.
►
Beweeg de rugleuning 2
naar voren tot hij
horizontaal ligt.
De rugleuningen in de
oorspronkelijke stand
terugzetten
Pak de veiligheidsgordel en houd deze
vast tijdens de procedure alvorens de
rugleuning van de buitenste stoelen in de
normale stand te zetten.
►
Zet de rugleuning 2
rechtop en druk hem
stevig aan zodat hij wordt vergrendeld.
►
Controleer of de riem 1
van de ontgrendeling
correct naar de positie is teruggekeerd.
►
Controleer of de buitenste veiligheidsgordels
niet klem komen te zitten bij het terugplaatsen
van de rugleuning.
Let op: als de rugleuning niet goed is
vergrendeld, komt bij een noodstop of
een aanrijding de veiligheid van de
passagiers ernstig in het geding.
Voorwerpen in de bagageruimte kunnen naar
voren worden geslingerd - Kans op ernstig
letsel!
Verwarming en ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd en van
buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder
de voorruit, of in het interieur gerecirculeerd.
Bedieningselementen
De bedieningselementen zijn toegankelijk via het
menu Airconditioning van het touchscreen of
zijn bij elkaar geplaatst op het bedieningspaneel
van de middenconsole.
Luchtverdeling
1. Ventilatieroosters voor het ontdooien/
ontwasemen van de voorruit
2. Ventilatieroosters voor het ontdooien/
ontwasemen van de zijruiten vóór
3. Verstelbare en afsluitbare zijventilatieroosters
4. Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters
5. Ventilatieroosters voetenruimte bestuurder en
voorpassagier
6. Ventilatieroosters voetenruimte
achterpassagiers
7. Verstelbare en afsluitbare ventilatieroosters
met aanjager (afhankelijk van de uitvoering)
Adviezen
Gebruik van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
►
Let erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het interieur
het luchtinlaatrooster onder de voorruit, de
verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de
luchtafvoeropening in de bagageruimte vrij
blijven.
►
Dek de zonnesensor op het
dashboard niet af; deze wordt gebruikt
voor het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
►
Zet de airconditioning minstens één of
twee keer per maand 5 tot 10 minuten aan
om het systeem in perfecte staat te houden.
66
Ergonomie en comfort
Plafonnier
1.Plafonnier vóór
2. Leeslampjes vóór
3.Plafonnier achter
4. Leeslampjes achter
Plafonniers voor en achter
In deze stand gaat de plafonnier
geleidelijk branden:
– als de auto wordt ontgrendeld.
– als de sleutel uit het contact wordt verwijderd.
– als een van de portieren wordt geopend.
Openen
► Til de hendel onder het deksel op.
Het deksel opent in twee delen.
Opbergvak
Het kleine afneembare blad kan voor of achter
het opbergvak worden aangebracht.
Een ventilatieopening zorgt voor frisse lucht.
Sluiten
► Klap de twee delen van het deksel terug.
Matten
Bevestigen
Gebruik bij het monteren aan de
bestuurderszijde alleen de bevestigingen
aanwezig op de mat (een klik betekent een
goede vergrendeling).
De overige matten worden gewoon op de
vloerbedekking gelegd.
Verwijderen/terugplaatsen
► Om deze aan de bestuurderszijde te
verwijderen: schuif de bestuurdersstoel naar
achteren en maak de bevestigingen los.
►
Om de mat terug te plaatsen: plaats de mat
en druk deze omlaag om hem te bevestigen.
►
Controleer of de mat goed vastzit.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
–
Gebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen; het
gebruik van deze bevestigingen is verplicht.
–
Leg nooit meerdere matten boven op
elkaar
.
Bij gebruik van niet door CITROËN
goedgekeurde matten kunnen de bediening
van de pedalen en de werking van de
snelheidsregelaar/-begrenzer worden
gehinderd.
De goedgekeurde matten zijn voorzien van
twee bevestigingen onder de stoel.
67
Ergonomie en comfort
3Plafonnier
1.Plafonnier vóór
2. Leeslampjes vóór
3.Plafonnier achter
4. Leeslampjes achter
Plafonniers voor en achter
In deze stand gaat de plafonnier
geleidelijk branden:
–
als de auto wordt ontgrendeld.
–
als de sleutel uit het contact wordt verwijderd.
–
als een van de portieren wordt geopend.
– als er op de vergrendelknop van de
afstandsbediening wordt gedrukt om de auto te
lokaliseren.
De plafonnier gaat geleidelijk uit:
–
als de auto wordt vergrendeld.
–
als het contact wordt aangezet.
–
30 seconden na het sluiten van het laatste
portier
.
Permanent uit.
Permanent aan.
In de stand "Permanent aan" blijft de plafonnier
gedurende een bepaalde tijd branden:
–
Bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten.
–
In de eco-mode: ongeveer 30 seconden.
–
Bij draaiende motor: onbeperkt.
Als de plafonnier vóór in de stand "Permanent aan" staat, gaat de
plafonnier achter ook branden tenzij deze in
de stand "Permanent uit" staat.
Zet de plafonnier achter in de stand
"Permanent uit" als u deze wilt uitschakelen.
Leeslampjes
► Bedien d e betreffende schakelaar
terwijl het contact is aangezet.
Zorg ervoor dat niets tegen de
plafonniers aankomt.
Sfeerverlichting interieur
De gedempte interieurverlichting verbetert het
zicht in de auto als deze zich in een donkere
omgeving bevindt.
Als het buiten donker is, gaat de sfeerverlichting
automatisch branden/wordt deze uitgeschakeld
als de parkeerlichten worden in-/uitgeschakeld.
Het inschakelen/uitschakelen, en het
aanpassen van de helderheid en de kleur,
gebeurt via het menu Rijverlichting/Auto van
het touchscreen.
Voorzieningen
bagageruimte
1. Bagageafdekking
2. 12V-aansluiting (120 W)
3. Verlichting bagageruimte
4. Verwijderbare dwarsbalk achterbank (om de
bagageruimte te vergroten).
74
Verlichting en zicht
Inschakelen / uitschakelen
► Zet de ring van de lichtschakelaar in de stand
"AUTO".
► Selecteer in het menu Auto / Rijden
het tabblad "Rijfuncties" en daarna
"Automat. aan/uit grootlicht ".
Tot de functie is gedeactiveerd gaat de
verlichting over op de stand "automatische
verlichting":
De status van het systeem blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen.
Werking
Als de omgeving voldoende is verlicht en/
of gebruik van het groot licht door de
verkeerssituatie niet mogelijk is:
– De dimlichten blijven branden:
Deze lampjes gaan op het
instrumentenpaneel branden.
In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat:
Handmatig
Inschakelen / uitschakelen
► Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal"
met de lichtschakelaar om de functie in/uit te
schakelen.
De handbediende follow me home-verlichting
wordt na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
Automatische instapverlichting buitenzijde
Als de functie "automatische verlichting" is
geactiveerd, gaan het parkeerlicht, het dimlicht
en de instapverlichting in de buitenspiegels bij
weinig omgevingslicht na het ontgrendelen van
de auto branden.
U kunt de functie in- en uitschakelen en
de tijdsduur van de instapverlichting aan
de buitenzijde instellen via het menu
Rijverlichting / Auto van het touchscreen.
Instapverlichting
De beschikbaarheid van deze functie is
afhankelijk van de uitvoering.
► Druk kort op deze toets van de
afstandsbediening.
De parkeerlichten, het dimlicht, de
kentekenplaatverlichting en de instapverlichting
in de buitenspiegels gaan gedurende 30
seconden branden.
Door de toets nogmaals in te drukken terwijl
de verlichting nog brandt, wordt de verlichting
onmiddellijk uitgeschakeld.
Instapverlichting
buitenspiegels
Deze lampen verlichten de grond bij de
voorportieren zodat u gemakkelijker kunt
instappen.
Als de schakelaar van de plafonnier vóór in deze stand staat, wordt de
instapverlichting automatisch ingeschakeld:
–
als de auto wordt ontgrendeld.
–
als een van de portieren wordt geopend.
–
als er een verzoek van de afstandsbediening
wordt ontvangen voor het lokaliseren van de
auto.
Ongeacht de stand van de schakelaar van de
plafonnier vóór wordt de instapverlichting in de
buitenspiegels ook ingeschakeld in combinatie
met de instapverlichting en de "follow me
home"-verlichting.
De verlichting dooft na 30 seconden
automatisch.
Grootlichtassistent
Dit systeem schakelt automatisch tussen dim- en
grootlicht, afhankelijk van het omgevingslicht en
de rijcondities met behulp van een camera aan
de bovenzijde van de voorruit.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het
rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk
voor de verlichting van zijn auto, voor de
aanpassing van de verlichting aan de
lichtsterkte van de omgeving, het zicht en
het verkeer, en voor het naleven van de
verkeersregels.
Het systeem wordt geactiveerd vanaf
25 km/h.
Als de snelheid lager dan 15
km/h wordt,
werkt de functie niet meer.
89
Veiligheid
5Dit systeem beperkt de kracht waarmee de
gordel tegen het lichaam van de inzittende
getrokken wordt en bevordert daarmee de
veiligheid.
In het geval van een aanrijding
De gordelspanners kunnen, afhankelijk
van de aard en de kracht van de aanrijding,
vóór en onafhankelijk van de airbags
afgaan. Wanneer de gordelspanners worden
geactiveerd, kan er wat onschadelijke rook
en een knal uit komen, als gevolg van de
activering van de pyrotechnische lading in het
systeem.
In alle gevallen gaat het controlelampje van
de airbag branden.
Laat het gordelsysteem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Hoogteverstelling
► Knijp de knop A in en schuif deze in de
gewenste stand om het bevestigingspunt in
hoogte te verstellen.
Veiligheidsgordels achter
Iedere zitplaats achter heeft een
driepuntsveiligheidsgordel met een
oprolautomaat.
De veiligheidsgordels van de buitenste
zitplaatsen zijn voorzien van een gordelspanner
en een spankrachtbegrenzer.
Vastmaken
► Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
►
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt
door even aan de riem te trekken.
Ontgrendelen
► Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
► Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.