174
Praktische informatie
Het rode controlelampje in de klep gaat branden
om te bevestigen dat de stekker vergrendeld is.
Geprogrammeerd laden
Instellingen
Met CITROËN Connect Nav► Selecteer de pagina Laden in het
menu Energy van het touchscreen.
►
Stel de begintijd voor het laden in.
►
Druk op
OK.
De instelling wordt in het systeem opgeslagen.
Met CITROËN Connect Radio of CITROËN
Connect Nav
U kunt het geprogrammeerd laden ook
instellen met een smartphone via de app
MyCitroën.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de op afstand te bedienen
functies.
Activering
► Sluit de auto aan op de gewenste
laadapparatuur .
► Druk binnen een minuut op deze toets
in de klep om het geprogrammeerd laden
te activeren (bevestigd door het blauw branden
van de lichtgeleiders).
Loskoppelen
Voordat u de laadstekker loskoppelt van de
laadaansluiting:
►
Als de auto is vergrendeld, moet u deze
ontgrendelen.
►
Als de auto is ontgrendeld, moet u deze
vergrendelen en vervolgens ontgrendelen.
Als de selectieve ontgrendeling van de portieren is geactiveerd, druk dan twee
keer op de ontgrendeltoets op de
afstandsbediening om de laadstekker los te
koppelen.
Het rode controlelampje in de klep gaat uit om te
bevestigen dat de stekker ontgrendeld is.
►
V
erwijder de laadstekker binnen 30
seconden.
Opladen via een normaal stopcontact
(type 2)
Als het laden is beëindigd, gaan het groene
controlelampje CHARGE op de regeleenheid en
de groene lichtgeleiders in de klep permanent
branden.
►
Na
het loskoppelen plaatst u de beschermkap
weer op de laadstekker en sluit u de klep van de
laadaansluiting.
► Haal de laadkabel aan de zijde van de
regeleenheid uit het normale stopcontact.
Versneld opladen (type 3)
Als het laden is beëindigd, wordt dit bevestigd
door de snellader (wallbox) en gaan de
lichtgeleiders in de klep permanent groen
branden.
►
Plaats na het loskoppelen de beschermkap
terug op de laadstekker en sluit de klep van de
laadaansluiting.
Trekhaak
Verdeling van de lading
► V erdeel het gewicht in de aanhanger
gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht
mogelijk bij de as en probeer de maximaal
toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te
benaderen zonder deze te overschrijden.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de
prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt. Trek daarom
voor elke 1000 m hoogte 10% van het maximale
aanhangergewicht af.
Gebruik een trekhaak en de
desbetreffende bedrading die door
CITROËN zijn goedgekeurd. Laat de trekhaak
door een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats monteren.
Als de trekhaak niet door een CITROËN-
dealer wordt gemonteerd, moet de montage
175
Praktische informatie
7altijd volgens de voorschriften van de
fabrikant worden uitgevoerd.
Belangrijk: als bij een auto met een
elektrisch bedienbare achterklep en de
Handsfree toegang functie de trekhaak niet
door een CITROËN-dealer wordt gemonteerd,
dan is het van essentieel belang dat u naar
een CITROËN-dealer of gekwalificeerde
werkplaats gaat om het detectiesysteem te
laten kalibreren. Kans op storingen in de
Handsfree toegang functie.
Sommige rij- of parkeerhulpfuncties worden
automatisch uitgeschakeld wanneer er een
goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt.
Houd u aan het maximale
aanhangergewicht dat is vermeld op het
kentekenbewijs van uw auto, op het
constructeursplaatje en in de rubriek
Technische gegevens van dit boekje.
De maximale kogeldruk geldt ook
voor de montage op de trekhaak van
accessoires zoals een fietsendrager of een
bagageplateau.
Houd u aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Auto met elektrisch bedienbare
achterklep met de functie "Handsfree
toegang"
Om te voorkomen dat de achterklep
ongewenst opengaat bij het gebruik van de
trekhaak:
–
Schakel deze functie van tevoren uit in het
configuratiemenu van de auto.
–
Of verwijder de elektronische sleutel uit de
detectiezone als de achterklep is gesloten.
Trekhaak met afneembare kogel
Presentatie
Deze originele sleepvoorziening kan zonder
gereedschap worden gemonteerd en verwijderd.
1. Bevestigingssteun
2. Beschermdop
3.Aansluiting
4. Veiligheidsoog
5. Afneembare kogel
6. Draaiknop voor vergrendeling/ontgrendeling
7. Slot met sleutel
8. Label voor het noteren van belangrijke
referenties
A. Vergrendelde stand (groene markeringen
staan tegenover elkaar); de draaiknop maakt
contact met de kogel (geen speling).
B. Ontgrendelde stand (rode markering staat
tegenover groene markering); de draaiknop
maakt geen contact met de kogel (speling
van ongeveer 5
mm).
Aanhangers met ledverlichting zijn niet compatibel met de bedrading van dit
systeem.
176
Praktische informatie
► Verwijder de sleutel. De sleutel kan niet
worden verwijderd als het slot is ontgrendeld.
► Klem het kapje op het slot.
► Verwijder de beschermkap van de
trekhaakkogel.
► Maak de aanhanger vast aan de
trekhaakkogel.
► Maak de kabel van de aanhanger vast aan
het veiligheidsoog ( 4) van de steun.
► Beweeg de aansluiting ( 3) omlaag om deze
in de gewenste stand te zetten.
► Steek de stekker van de aanhanger in
de aansluiting en draai de stekker een kwart
omwenteling om hem op de aansluiting ( 3) van
de steun aan te sluiten.
Verwijderen van de kogel
► Pak de stekker van de aanhanger, draai
hem een kwart omwenteling en trek hem uit de
aansluiting ( 3) van de steun.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over veilig gebruik van de
trekhaak .
Vóór elk gebruik
Controleer of de kogel goed is
vergrendeld. Doe dit door het volgende te
controleren:
–
het groene merkteken van de draaiknop
valt samen met het groene merkteken van de
kogel;
–
de draaiknop maakt contact met de kogel
(stand
A);
–
het veiligheidsslot is vergrendeld en de
sleutel is verwijderd; de draaiknop kan niet
meer worden bediend;
–
de kogel mag absoluut niet in de
bevestigingssteun kunnen bewegen: duw en
trek eraan om dit te controleren.
Als de kogel niet is vergrendeld, kan de
aanhanger loskomen. Kans op een ongeval!
Tijdens het gebruik
Ontgrendel nooit het systeem terwijl
een aanhanger is aangekoppeld of een
bagageplateau op de trekhaakkogel is
gemonteerd.
Overschrijd nooit het maximaal toelaatbare
treingewicht van de auto.
Neem altijd de maximaal toegestane
belasting op de trekhaak in acht; als deze
belasting wordt overschreden, kan de
trekhaak losraken van de auto - kans op een
ongeval!
Controleer voordat u gaat rijden de
afstelling van de koplampen en controleer
of de verlichting van de aanhanger correct
functioneert.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de hoogteverstelling van de
koplampen.
Na het gebruik
Wanneer u zonder aanhanger of
bagageplateau rijdt, verwijder dan de
trekhaakkogel en plaats de beschermdop op
de steun, zodat de kentekenplaat en/of de
verlichting goed zichtbaar zijn.
Monteren van de kogel
► Verwijder onder de achterbumper de
beschermdop ( 2) van de steun (1). ►
Steek het uiteinde van de trekhaakkogel (
5
)
in de steun (1) en beweeg deze omhoog; de
kogel wordt automatisch vergrendeld.
► De draaiknop ( 6 ) draait een kwart
omwenteling linksom; houd uw handen uit de
buurt van de knop!
► Controleer of het mechanisme correct is
vergrendeld (stand A
).
►
V
ergrendel het slot ( 7) met de sleutel.
177
Praktische informatie
7► Verwijder de sleutel. De sleutel kan niet
worden verwijderd als het slot is ontgrendeld.
►
Klem het kapje op het slot.
► Verwijder de beschermkap van de
trekhaakkogel.
►
Maak de aanhanger vast aan de
trekhaakkogel.
►
Maak de kabel van de aanhanger vast aan
het veiligheidsoog ( 4
) van de steun.
►
Beweeg de aansluiting ( 3
) omlaag om deze
in de gewenste stand te zetten.
►
Steek de stekker van de aanhanger in
de aansluiting en draai de stekker een kwart
omwenteling om hem op de aansluiting ( 3
) van
de steun aan te sluiten.
Verwijderen van de kogel
► Pak de stekker van de aanhanger , draai
hem een kwart omwenteling en trek hem uit de
aansluiting ( 3) van de steun. ►
Beweeg de aansluiting (
3
) omhoog en naar
rechts om hem op te bergen.
►
Maak de kabel van de aanhanger los van het
veiligheidsoog ( 4
) van de steun.
►
Maak de aanhanger los van de
trekhaakkogel.
►
Monteer de beschermkap op de
trekhaakkogel.
►
V
erwijder het kapje van het slot en zet het
kapje vast op de kop van de sleutel.
► Steek de sleutel in het slot ( 7 ).
► Ontgrendel het slot met de sleutel.
► Houd de trekhaakkogel ( 5 ) stevig met één
hand vast; trek met uw andere hand aan de
draaiknop ( 6) en draai hem zo ver mogelijk
rechtsom; laat de draaiknop niet los.
►
V
erwijder de kogel via de onderzijde van de
steun (1).
►
Laat de draaiknop los; deze wordt
automatisch geblokkeerd in de ontgrendelde
stand (stand
B).
► Monteer de beschermdop ( 2 ) op de steun (1).
191
In geval van pech
8Gevarendriehoek
Voordat u uit de auto stapt om de
gevarendriehoek uit te vouwen en te
plaatsen moet u om veiligheidsredenen
de alarmknipperlichten inschakelen en uw
reflecterende veiligheidsvest aantrekken.
Opbergruimte
In de binnenbekleding van de achterklep bevindt
zich een opbergvak voor de gevarendriehoek.
►
Open de achterklep.
►
Ontgrendel het deksel door de schroef een
kwartslag linksom te draaien.
Uitvouwen en plaatsen van
de gevarendriehoek
Zie de bovenstaande afbeelding voor
uitvoeringen met een originele gevarendriehoek.
Raadpleeg bij andere gevarendriehoeken
de instructies voor het uitvouwen in de
gebruiksaanwijzing van de gevarendriehoek.
►
Plaats de gevarendriehoek achter de auto,
houd u daarbij aan de ter plaatse geldende
regels.
Brandstoftank leeg
(diesel)
Bij een auto met dieselmotor moet het
brandstofsysteem worden ontlucht als de
brandstoftank leeg is.
Voordat u begint met het ontluchten van het
systeem , is het van groot belang om minimaal 5
liter diesel in de brandstoftank te gieten.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het tanken en de
tankbeveiliging (diesel) .
BlueHDi 130-motoren
► Zet het contact aan (zonder de motor te
starten).
►
W
acht ongeveer 1 minuut en zet het contact
af.
►
Start de motor
.
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan
uw startpoging en herhaal de procedure.
BlueHDi 180-motoren
► Zet het contact aan (zonder de motor te
starten).
►
W
acht ongeveer 6 seconden en zet het
contact af.
►
Herhaal deze handelingen 10 keer
.
►
Start de motor
.
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan
uw startpoging en herhaal de procedure.
Boordgereedschap
Gereedschapsset die bij de auto wordt geleverd.
De samenstelling ervan is afhankelijk van de
uitrusting van uw auto:
–
Bandenreparatieset.
–
Reservewiel.
204
In geval van pech
ZekeringnummerStroomsterkte
(A) Functies
F4 15Claxon.
F6 20Ruitensproeierpomp voor en achter.
F7 10USB-aansluiting van 12 V achter.
F8 20Ruitenwisser achter.
F10 30Vergrendelen/ontgrendelen van de portieren en de brandstofvulklep.
F14 5Alarm (eenheid).
F18 5Voeding aanhanger.
F28 5Alarm (sirene), ontvanger afstandsbediening voor extra verwarming/vent\
ilatie.
F29 20Touchscreen (CITROËN Connect Radio of CITROËN Connect Nav).
F31 10Aansteker/12V-aansluiting vóór.
F34 5Draadloze smartphonelader.
Bovenste zekeringkast
Goed
Defect
Tang
Monteren van elektrische accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische circuit
van uw auto is reeds rekening gehouden met
de montage van zowel de standaarduitrusting
als eventuele opties.
Raadpleeg uw CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in de
auto monteert of laat monteren.
CITROËN is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren van extra
accessoires die door CITROËN noch
aanbevolen noch geleverd worden en die
bovendien niet volgens haar specificaties zijn
gemonteerd. Dit geldt met name als het
gezamenlijke stroomverbruik van de extra
accessoires meer dan 10 milliampère
bedraagt.
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Voer voor toegang tot de zekeringen dezelfde
procedure uit als voor toegang tot het
gereedschap voor het vervangen van de
zekeringen.
Onderste zekeringkast
205
In geval van pech
8ZekeringnummerStroomsterkte
(A) Functies
F4 15Claxon.
F6 20Ruitensproeierpomp voor en achter.
F7 10USB-aansluiting van 12 V achter.
F8 20Ruitenwisser achter.
F10 30Vergrendelen/ontgrendelen van de portieren en de brandstofvulklep.
F14 5Alarm (eenheid).
F18 5Voeding aanhanger.
F28 5Alarm (sirene), ontvanger afstandsbediening voor extra verwarming/vent\
ilatie.
F29 20Touchscreen (CITROËN Connect Radio of CITROËN Connect Nav).
F31 10Aansteker/12V-aansluiting vóór.
F34 5Draadloze smartphonelader.
Bovenste zekeringkast
208
In geval van pech
Laden met behulp van een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu is het
noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de accu
voldoende is opgeladen.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
– Als de auto vooral voor korte ritten wordt
gebruikt.
– Voordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Neem contact op met een CITROËN-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Als u de accu van uw auto zelf gaat opladen, gebruik dan uitsluitend een
lader die geschikt is voor loodaccu's en die
een nominale spanning van 12 V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant
van de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde
polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
► Zet het contact af.
► Schakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting enz.).
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
Voor toegang tot de pluspool (+):
► Ontgrendel de motorkap door de
ontgrendelhendel in het interieur en vervolgens
de veilighe
idshaak van de motorkap te bedienen.
►
Zet de motorkap omhoog.
Pluspool (+)
.
Deze is voorzien van een aansluiting met
snelkoppeling.
Minpool (-).
Omdat de minpool van de accu niet bereikbaar
is, bevindt zich vlak bij de accu een afzonderlijk
massapunt.
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan de
motor worden gestart met een hulpaccu (externe
accu of een accu van een andere auto) en
startkabels of met een startbooster.
Start de motor nooit als er een acculader
is aangesloten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V of
hoger.
Controleer eerst of de hulpaccu een nominale
spanning van 12
V en een capaciteit minimaal
gelijk aan die van de lege accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich niet in de
buurt van bewegende delen van de motor
(zoals ventilator en riemen) bevinden.
Maak de plusklem (+) niet los bij draaiende
motor.
► Beweeg het kunststof kapje van de pluspool
(+) omhoog, wanneer uw auto hiermee is
uitgerust.
►
Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu ( A
) (bij het gebogen
metalen gedeelte) en vervolgens op de pluspool
(+) van de hulpaccu (B) of de startbooster.
►
Sluit het ene uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op de minpool (-) van de
hulpaccu ( B
) of de startbooster (of op een
massapunt van de auto met de hulpaccu).
►
Sluit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C
.
►
Start de motor van de auto met de hulpaccu
en laat deze enkele minuten draaien.
►
Start de auto met de lege accu en laat de
motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het contact
af en wacht even voordat u een nieuwe poging
doet.
►
W
acht totdat de motor stationair draait.
►
Maak de startkabels vervolgens in
omgekeerde volgorde
los.
►
Breng het kunststof kapje aan op de pluspool
(+), als uw auto hiermee is uitgerust.
►
Laat de motor minimaal 30 minuten draaien,
terwijl de auto stilstaat, om de accu voldoende
op te laden.
Rijd de eerste 30 minuten na het starten
van de motor voorzichtig.
Het aanduwen van de auto om de motor
te starten is bij een auto met een
automatische transmissie niet toegestaan.