149
Praktische informatie
7probeer de maximaal toegestane kogeldruk zo dicht
mogelijk te benaderen zonder deze te overschrijden.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de prestaties
van de motor af als men op grotere hoogte boven de
zeespiegel komt. Trek daarom voor elke 1000 m hoogte
10% van het maximale aanhangergewicht af.
Gebruik een trekhaak en de betreffende bedrading die door PEUGEOT zijn
goedgekeurd. Laat de trekhaak door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats monteren.
Als de trekhaak niet door een PEUGEOT-dealer
wordt gemonteerd, moet de montage altijd
volgens de voorschriften van de fabrikant worden
uitgevoerd.
Sommige rij- of parkeerhulpfuncties worden
automatisch uitgeschakeld wanneer er een
goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt.
Zie het betreffende deel voor meer informatie
over het rijden met een aanhanger en de functie
Aanhangerstabiliteitscontrole.
Houd u aan het maximale aanhangergewicht dat op het kentekenbewijs van uw auto, op het
constructeursplaatje en in het deel Technische
gegevens van dit boekje wordt vermeld.
Wanneer u accessoires aan de trekhaak bevestigt (zoals een fietsendrager of
bagageplateau):
–
Houd u aan de maximaal toegestane kogeldruk.
– Vervoer niet meer dan 4 gewone fietsen of 2
elektrische fietsen.
Wanneer u fietsen op een fietsendrager op een
trekhaak laadt, plaats dan de zwaarste fietsen het
dichtst bij de auto.
Houd u aan de ter plaatse geldende regelgeving.
ElektromotorEen elektrische auto mag nooit met een
trekhaak worden uitgerust.
U kunt dus geen aanhanger of caravan trekken met
een dergelijke auto.
Trekhaak met afneembare kogel
Overzicht
Deze door de fabrikant geleverde trekhaak kan zonder
gereedschap worden gemonteerd en verwijderd.
1. Bevestigingssteun
2. Beschermdop
3. Aansluiting
4. Veiligheidsoog
5. Afneembare kogel
6. Draaiknop voor vergrendeling / ontgrendeling
7. Slot met sleutel
8. Label voor het noteren van belangrijke referenties
152
Praktische informatie
sneeuwkettingen en de maximaal toegestane
snelheid.
Gebruik alleen kettingen die zijn bedoeld voor montage
op het type wiel van de auto: Maat van de af fabriek gemonteerde banden Maximale afmeting
van de schakels
185/65 R15 9 mm (Polaire XP9)
195/55 R16 9 mm (Polaire XP9)
205/45 R17 Bandenmaat niet
geschikt voor
sneeuwkettingen
Neem voor meer informatie over sneeuwkettingen
contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet monteren,
zet de auto dan langs de kant van de weg op een
vlakke ondergrond stil.
► Trek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te voorkomen
dat de auto wegglijdt.
► Monteer de sneeuwkettingen en volg daarbij de
aanwijzingen van de fabrikant.
► Rijd voorzichtig weg en blijf kort met een snelheid
van maximaal 50 km/h rijden.
► Zet de auto stil en controleer of de sneeuwkettingen
goed zijn gespannen.
► Plaats de beschermdop ( 2) terug op de steun (1 ).
► Berg de kogel zorgvuldig op in de hoes, zodat de
kogel geen beschadigingen kan oplopen en niet vuil
kan worden.
Dakdragers
Uit veiligheidsoverwegingen en om te voorkomen dat het dak van uw auto
beschadigd raakt, is het raadzaam om uitsluitend
voor uw auto goedgekeurde dakdragers te
gebruiken.
Houd u aan de montagevoorschriften en de
gebruiksvoorwaarden die staan vermeld in
de handleiding die bij de dakdragers wordt
meegeleverd.
Maximale belasting op de dakdragers, bij een maximale laadhoogte van 40 cm: 70 kg.
Deze waarde kan veranderen; controleer de
maximaal toegestane belasting in de handleiding
van de dakdragers.
Pas de rijsnelheid bij een belading hoger dan 40 cm
aan de rijomstandigheden aan om schade aan de
dakdragers en de bevestigingspunten op het dak te
voorkomen.
Raadpleeg de landelijke wetgeving met betrekking
tot het vervoeren van voorwerpen die langer zijn
dan de auto.
Voorschriften Verdeel de lading gelijkmatig om te voorkomen
dat een van de zijden wordt overbelast.
Plaats de zwaarste lading zo dicht mogelijk bij het
dak.
Zet de lading goed vast.
Rijd voorzichtig: de auto reageert sneller op zijwind
en de stabiliteit van de auto kan door de belading
worden beïnvloed.
Controleer regelmatig of de dakdragers goed zijn
geplaatst en bevestigd, in ieder geval voor elke rit.
Verwijder de dakdragers zodra deze niet meer
nodig zijn.
Op het dak bevestigen
Bevestig de dakdragers uitsluitend op de vier
bevestigingspunten in het dakframe. Als de portieren
zijn gesloten, zijn deze punten niet zichtbaar.
De bevestigingen van de dakdragers hebben een
bout die in de opening van elk bevestigingspunt moet
worden gestoken.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren
sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de
auto.
Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien. Een
noodreservewiel mag niet worden voorzien van een
sneeuwketting.
Neem de geldende wetgeving in uw land in acht met betrekking tot het gebruik van
153
Praktische informatie
7sneeuwkettingen en de maximaal toegestane
snelheid.
Gebruik alleen kettingen die zijn bedoeld voor montage
op het type wiel van de auto:
Maat van de af fabriek gemonteerde banden Maximale afmeting
van de schakels
185/65 R15 9 mm (Polaire
XP9)
195/55 R16 9 mm (Polaire
XP9)
205/45 R17 Bandenmaat niet
geschikt voor
sneeuwkettingen
Neem voor meer informatie over sneeuwkettingen
contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet monteren,
zet de auto dan langs de kant van de weg op een
vlakke ondergrond stil.
►
T
rek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te voorkomen
dat de auto wegglijdt.
►
Monteer de sneeuwkettingen en volg daarbij de
aanwijzingen van de fabrikant.
►
Rijd voorzichtig weg en blijf kort met een snelheid
van maximaal 50
km/h rijden.
►
Zet de auto stil en controleer of de sneeuwkettingen
goed zijn gespannen.
We raden u aan om het monteren van sneeuwkettingen altijd op een vlakke, droge
ondergrond te oefenen voordat u op reis gaat.
Rijd niet met de sneeuwkettingen op wegen zonder sneeuw, omdat de banden van de auto
en het wegdek dan beschadigd raken. Als de auto
lichtmetalen velgen heeft, controleer dan of geen
enkel deel van de kettingen of bevestigen de velg
raakt.
Sneeuwschermen
(Afhankelijk van het land waarin de auto wordt
verkocht)
Deze afneembare voorziening voorkomt opeenhoping
van sneeuw rond de koelventilator van de radiateur.
Het bestaat uit twee delen voor het bovenste gedeelte
van de grille en twee andere delen voor het onderste
gedeelte.
Bij problemen met monteren/verwijderen Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer voordat u begint of de motor is uitgeschakeld en de koelventilator is gestopt.
Het is belangrijk dat u ze verwijdert bij:– een buitentemperatuur hoger dan 10 °C.
–
het trekken van een aanhanger
.
–
een snelheid hoger dan 120
km/h.
Bevestigen
Sneeuwschermen bovenzijde/zijkant
Wanneer ze voor het eerst worden geplaatst, moet u de 2 bovenste sneeuwschermen aan
het type grille van het voertuig aanpassen:
–
Grille type
A, "MAINSTREAM" (MS).
–
Grille type
B, "UPPER" (UP).
► Voor elk sneeuwscherm (1 en 2) moet u de
bevestigingslippen doorknippen op basis van het type
grille, A of B , die op de auto is gemonteerd.
154
Praktische informatie
– Minder dan 10 minuten om de functies ongeveer 5
minuten te kunnen gebruiken.
– Meer dan 10 minuten om de functies ongeveer 30
minuten te kunnen gebruiken.
Laat de motor de aangegeven tijd draaien om er zeker
van te zijn dat de accu voldoende is opgeladen.
Vermijd het herhaaldelijk of continu starten van de
motor om de accu bij te laden.
Als de accu leeg is, kan de motor niet gestart worden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de 12V-accu.
Spaarfase
Dit systeem regelt het gebruik van bepaalde functies
van de auto afhankelijk van de laadtoestand van de
accu.
Tijdens het rijden kunnen enkele functies, zoals de
airconditioning en achterruitverwarming, tijdelijk worden
uitgeschakeld in verband met de laadtoestand van de
accu.
Deze functies worden automatisch weer ingeschakeld
zodra de laadtoestand van de accu dit toelaat.
Motorkap
Stop & Start Voordat u werkzaamheden onder de motorkap
uitvoert, moet u het contact afzetten om te
► Gebruik een draadtang en knip niet in de lipjes die
bevestigd moeten blijven.
De knipinstructies staan op de binnenkant van de 2 bovenste sneeuwschermen gedrukt.
► Plaats een van de bovenste schermen tegen de
betreffende zijde van de bovenste bumpergrille.
►
Steek eerst de bovenste bevestigingslippen in de
bumper.
►
Kantel het scherm omlaag totdat de onderste
bevestigingslippen goed in de bumper zijn gestoken
(druk op elk lipje om te zorgen dat het op zijn plek klikt).
►
Controleer of het geheel goed is bevestigd door op
de hoeken ervan te drukken.
Herhaal dezelfde stappen voor het andere bovenste
scherm en daarna voor het zijrooster in de grille onder
de kentekenplaat.
Onderste sneeuwscherm
► Plaats het onderste scherm tegen de onderste
bumpergrille.
►
Steek de bevestigingslipjes in de bumper totdat ze
allemaal goed zijn bevestigd. ►
Controleer of het geheel goed is bevestigd door op
de hoeken ervan te drukken.
Verwijderen
Voor het sneeuwschermen aan de onderzijde
en zijkant
► Steek een schroevendraaier in de sleuven
bovenaan het onderste scherm en het zijscherm om ze
los te halen uit de grille.
►
Kantel het bovenste scherm en zijscherm
voorzichtig omlaag.
►
T
rek de eenheid naar u toe en ondersteun het terwijl
het loskomt.
Voor het sneeuwschermen aan de bovenzijde
► Druk op de onderste bevestigingsnokken om ze los
te maken van de grille.
►
Kantel het bovenste scherm voorzichtig omhoog.
►
T
rek de eenheid naar u toe en ondersteun het terwijl
het loskomt.
Eco-mode
Dit systeem regelt de maximale gebruiksduur van
bepaalde functies bij afgezet contact om te voorkomen
dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal elektrische
functies zoals het audio- en telematicasysteem,
het dimlicht en de interieurverlichting in totaal nog
maximaal ongeveer 30 minuten gebruiken.
Activering van de modus
Er wordt een melding weergegeven als de eco-mode
wordt geactiveerd: de actieve functies worden in
stand-by gezet.
Als u op dat moment aan het telefoneren bent, kunt u het gesprek nog ongeveer 10 minuten
via het handsfree systeem van het audiosysteem
voortzetten.
Afsluiten van de eco-mode
De door de eco-mode uitgeschakelde functies worden
automatisch weer ingeschakeld als de motor wordt
gestart.
Als u de functies direct weer wilt gebruiken, start dan
de motor en laat deze draaien:
160
Praktische informatie
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator tot 85%
van de stikstofoxide (NOx) omzetten in stikstof en water
(deze stoffen zijn niet schadelijk voor de gezondheid en
het milieu).
De AdBlue® bevindt zich in een specifiek
reservoir van ongeveer 15 liter.
Met deze inhoud kan de auto ongeveer 6.500 km
rijden, waarbij uw rijstijl ook een grote invloed op
deze afstand heeft.
Wanneer u met de resterende hoeveelheid nog
maximaal ongeveer 2.400 km kunt rijden totdat het
reservoir helemaal leeg is en de auto niet meer kan
worden gestart, wordt er een waarschuwingssysteem
geactiveerd.
Zie de betreffende delen voor meer informatie over de waarschuwings- en controlelampjes
en bijbehorende waarschuwingen of de lampjes.
Wanneer het AdBlue®-reservoir leeg is,
voorkomt een wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem dat de motor opnieuw
wordt gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt, stoot de auto
te veel schadelijke stoffen uit, waardoor hij niet meer
aan de Euro 6-emissienorm voldoet.
Wanneer er een storing in het SCR-systeem
wordt geconstateerd, is het essentieel om contact
op te nemen met een PEUGEOT-dealer of
gekwalificeerde werkplaats. Na 1.100 km wordt
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij stadsverkeer
en veel korte ritten. Het kan gebeuren dat u de
remblokken vaker tussen twee onderhoudsbeurten
moeten laten controleren.
Als er geen lek in het remsysteem zit, betekent een
daling in het remvloeistofniveau dat de remblokken zijn
versleten.
Na het wassen kan er zich een laagje vocht of onder winterse omstandigheden ijs vormen op
de remschijven en remblokken: de remwerking kan
daardoor afnemen. Rem een paar keer lichtjes om
de remmen vocht- en ijsvrij te maken.
Slijtage van remschijven/
remtrommels
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats voor alle informatie
over het controleren van de slijtage van de remschijven/
remtrommels.
Velgen en banden
De bandenspanning van alle banden, inclusief het reservewiel, moet worden gecontroleerd
terwijl de banden koud zijn.
De bandenspanningswaarden op de sticker gelden
voor koude banden. Als u langer dan 10 minuten of
meer dan 10 km met een snelheid van meer dan
50 km/h hebt gereden, moet u een 0,3 bar (30 kPa)
hogere bandenspanning ten opzichte van de op de
sticker aangegeven waarden aanhouden.
Bij een te lage bandenspanning neemt het energieverbruik toe. Wanneer de spanning van
de banden niet correct is, kunnen ze voortijdig
slijten. Bovendien kan dit een negatief effect hebben
op de wegligging: risico van een ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde banden
vermindert de remwerking en heeft een negatieve
invloed op het wegligging. Controleer de staat van de
banden (loopvlak en flanken) en de velgen regelmatig,
en controleer dan ook of de ventieldoppen nog
aanwezig zijn.
Als de slijtage-indicatoren niet meer onder het
loopvlakprofiel liggen, is de diepte van de groeven
minder dan 1,6 mm. De banden moeten zo snel
mogelijk worden vervangen.
Het gebruik van wielen en banden in een andere
maat dan gespecificeerd kan van invloed zijn op de
levensduur van de banden, het draaien van de banden,
de bodemvrijheid en de waarde op de snelheidsmeter,
en kan een nadelig effect op de wegligging hebben.
Gebruik altijd dezelfde banden op de voor- en achteras,
anders kan het elektronische stabiliteitsprogramma
(ESP) niet meer op het juiste moment ingrijpen.
Markeer altijd de draairichting van de banden die
worden opgeslagen bij het monteren van de winter- of
zomerbanden. Berg ze op een koele, droge plek op, uit
de buurt van direct zonlicht.
Winter- en vierseizoenenbanden zijn te herkennen aan dit symbool op de flanken.
Schokdempers
Het is voor bestuurders lastig om te weten wanneer de schokdempers zijn versleten.
Schokdempers hebben echter wel een grote invloed op
de wegligging en de remprestaties.
Voor uw veiligheid en rijcomfort raden wij u aan
om ze regelmatig door een PEUGEOT-dealer of
gekwalificeerde werkplaats te laten controleren.
Distributie- en accessoiresets
De distributie- en accessoiresets worden gebruikt vanaf het moment dat de motor wordt
gestart totdat de motor wordt afgezet. Het is normaal
dat ze in de loop der tijd slijten.
Een defecte distributie- of accessoireset kan schade
aan de motor veroorzaken, waardoor deze niet meer
kan worden gebruikt. Houd u aan de aanbevolen
vervangingsintervallen, aangegeven in kilometers of
tijd, afhankelijk van welke als eerste wordt bereikt.
AdBlue® (BlueHDi)
PEUGEOT heeft ervoor gekozen om zijn auto's met
dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij het
roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een SCR-
systeem (Selective Catalytic Reduction) voor de
nabehandeling van de uitlaatgassen zonder dat de
prestaties afnemen of het brandstofverbruik toeneemt,
om het milieu zo min mogelijk te belasten en om aan de
Euro 6-norm te voldoen.
168
In geval van pech
Rijd niet sneller dan 80 km/h en niet meer dan 80 km met een band die met dit type set is
gerepareerd.
U moet contact opnemen met een PEUGEOT-
dealer of gekwalificeerde werkplaats om de
reparatie na te laten kijken en de verwisselde band
waar nodig te vervangen.
De bandenspanning controleren
/ aanpassen
De compressor kan worden gebruikt, zonder
afdichtmiddel in de band te spuiten, om de
bandenspanning te controleren en zo nodig te
corrigeren.
► Verwijder het dopje van het ventiel van de band en
bewaar het op een schone plaats.
► Rol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
► Sluit de slang aan op het ventiel en zet deze stevig
vast.
► Controleer of de schakelaar van de compressor in
de stand "O " staat.
► Rol de elektrische kabel, die onder de compressor
is opgeborgen, volledig uit.
► Sluit de stekker van de compressor aan op de
12V-aansluiting in de auto.
► Zet het contact aan.
► Schakel de compressor in door de schakelaar in de
stand "I " te zetten en breng de band op de spanning
die staat aangegeven op de bandenspanningssticker
van de auto. De bandenspanning verlagen: druk op
► Keer de flacon met afdichtmiddel om en bevestig
deze in de uitsparing op de compressor.
►
Haal het dopje van het ventiel van de lekke band en
bewaar het op een schone plaats.
► Sluit de slang van de flacon met afdichtmiddel aan
op het ventiel van de lekke band en zet deze stevig
vast.
►
Controleer of de schakelaar van de compressor in
stand "O " staat.
►
Rol de elektrische kabel, die onder de compressor
is opgeborgen, volledig uit.
► Sluit de stekker van de compressor aan op de
12V-aansluiting in de auto.
► Bevestig de sticker met
snelheidslimiet.
De sticker met snelheidslimiet moet in de auto vlak bij de bestuurder worden geplakt om hem
/ haar te herinneren aan het feit dat er met een
gerepareerde band wordt gereden.
►
Zet het contact aan.
► Schakel de compressor in door de schakelaar
in de stand I te zetten, totdat de bandenspanning 2
bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt onder druk in
de band gespoten; maak de slang gedurende deze
handeling niet los van de aansluiting (kans op spatten).
Als de bandenspanning van 2 bar na ongeveer 7 minuten nog niet is bereikt, kan de band niet
met de bandenreparatieset worden gerepareerd;
neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats om u verder te helpen.
►
Zet de schakelaar in de stand "
O”.
► Haal de stekker van de compressor uit de
12V-aansluiting in de auto.
►
V
erwijder de set.
►
V
ervang de dop op het ventiel.
►
V
erwijder de flacon met afdichtmiddel en berg deze
op.
Het afdichtmiddel is gevaarlijk bij inslikken en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van kinderen.
De uiterste gebruiksdatum van het middel staat op
de flacon vermeld.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar lever
deze in bij een PEUGEOT-dealer of een officieel
inzamelpunt.
Vergeet niet om een nieuwe flacon met
afdichtmiddel bij een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats te kopen.
► Rijd direct ongeveer 5 kilometer met matige
snelheid (tussen 20 en 60 km/h), zodat het
afdichtmiddel het lek kan dichten.
►
Zet de auto stil en controleer de reparatie en de
bandenspanning met de set.
169
In geval van pech
8Rijd niet sneller dan 80 km/h en niet meer dan
80 km met een band die met dit type set is
gerepareerd.
U moet contact opnemen met een PEUGEOT-
dealer of gekwalificeerde werkplaats om de
reparatie na te laten kijken en de verwisselde band
waar nodig te vervangen.
De bandenspanning controleren
/ aanpassen
De compressor kan worden gebruikt, zonder
afdichtmiddel in de band te spuiten, om de
bandenspanning te controleren en zo nodig te
corrigeren.
►
V
erwijder het dopje van het ventiel van de band en
bewaar het op een schone plaats.
►
Rol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
►
Sluit de slang aan op het ventiel en zet deze stevig
vast.
►
Controleer of de schakelaar van de compressor in
de stand "O " staat.
►
Rol de elektrische kabel, die onder de compressor
is opgeborgen, volledig uit.
►
Sluit de stekker van de compressor aan op de
12V-aansluiting in de auto.
►
Zet het contact aan.
►
Schakel de compressor in door de schakelaar in de
stand "I " te zetten en breng de band op de spanning
die staat aangegeven op de bandenspanningssticker
van de auto. De bandenspanning verlagen: druk op
de zwarte toets op de slang van de compressor, bij de
aansluiting op het ventiel.
Als de bandenspanning van 2 bar na 7 minuten nog niet is bereikt, kan de band niet
met de bandenreparatieset worden gerepareerd;
neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats om u verder te helpen.
►
Zet de schakelaar in de stand
O zodra de gewenste
bandenspanning is bereikt.
►
V
erwijder de set en berg deze op.
►
V
ervang de dop op het ventiel.
Reservewiel
Scan de QR-code op pagina 3 om verklarende video's te bekijken.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de gereedschapsset.
Bandenspanning reservewielDe bandenspanning van het reservewiel wordt
aangegeven op de bandenspanningssticker; zorg
ervoor dat de bandenspanning regelmatig wordt
gecontroleerd.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over
de identificatie, vooral de bandenspanningssticker.
Toegang tot het reservewiel
Het reservewiel ligt onder de vloermat van de
bagageruimte.
Zie eerst het deel
Gereedschapsset voor toegang tot
het reservewiel.
Afhankelijk van de uitvoering is er een standaardformaat reservewiel met stalen velg
of een niet-standaard of ruimtebesparend
reservewiel aanwezig.
Het reservewiel monteren
► Draai de centrale moer los.
► V erwijder het bevestigingssysteem (moer en bout).
172
In geval van pech
Koplampen en andere
verlichting met ledlampen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de betreffende typen
(kop)lampen:
– Koplampen met ledtechnologie.
– Koplampen met Full LED-technologie.
– Afzonderlijke dagrijverlichtingsunits.
– Zijknipperlichten.
– Verlichting zijkant.
– 3D-achterlichten.
– Derde remlicht.
– Kentekenplaatverlichting.
Vervanging van dit type gloeilamp Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Raak koplampen met led- of Full LED-technologie
niet aan - elektrocutiegevaar!
=
► Draai de slotbout met de wielsleutel ( 5) en de dop
( 2 ) vast.
►
Draai de overige wielbouten met alleen de
wielsleutel (5 ) vast.
►
Bevestig de doppen op de wielbouten (afhankelijk
van de uitvoering).
►
Berg het gereedschap op.
Na het verwisselen van een wiel
Met niet-standaard of ruimtebesparend reservewiel
Schakel bepaalde rijhulpsystemen uit (Active Safety
Brake, Adaptieve snelheidsregelaar enz.).
Overschrijd de maximaal toegestane snelheid van
80 km/h of de maximale afstand van 80 km niet.
Het is niet toegestaan om met meerdere
reservewielen op de auto gemonteerd worden
gereden.
De wielvelg van het vervangen wiel mag niet
worden teruggeplaatst.
Ga naar een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat het aantrekkoppel van de bouten van het
reservewiel en de bandenspanning nakijken.
Laat de lekke band controleren. Na inspectie kan
de monteur u vertellen of de band kan worden
gerepareerd of moet worden vervangen.
Een lamp vervangen
Onder bepaalde weersomstandigheden (zoals een lage temperatuur of vocht) kan er een
laagje condens aan de binnenzijde van de
koplampen en de achterlichten ontstaan; dit
verdwijnt als de lampen enkele minuten branden.
Kijk nooit van dichtbij in de lichtbundel van ledlampen. U kunt daarbij ernstig oogletsel
oplopen!
De koplampunits zijn voorzien van glas van polycarbonaat met een speciale vernislaag:
–
Gebruik voor het schoonmaken van de
koplampen nooit een droge doek of een schuur-,
schoonmaak- of oplosmiddel.
–
Gebruik een spons met zeepwater of een
pH-neutraal product.
–
W
anneer u met een hogedrukreiniger hardnekkig
vuil probeert te verwijderen, houd de straal dan
nooit langdurig op de koplampen, de achterlichten
en de randen ervan gericht, om beschadiging van
de vernislaag en de afdichtrubbers te voorkomen.
Bij het vervangen van lampen moet het contact en de koplampen/lampen minstens enkele
minuten zijn uitgeschakeld - risico op ernstige
brandwonden!
Raak de lamp niet met de vingers aan, maar
gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend lampen van het
type anti-ultraviolet (UV) gebruikt om beschadiging
van de koplamp te voorkomen.
Vervang een kapotte lamp altijd door een nieuwe
lamp met dezelfde specificaties. Vervang de
lampen per paar om onbalans in de verlichting te
voorkomen.
Terugplaatsen van de lampunits Voer de handelingen voor het terugplaatsen in
de omgekeerde volgorde van het verwijderen uit.