Page 105 of 248

BELANGRIJK Voor werkzaamheden op
de achterbank, zie de paragraaf "Aparte
achterstoelen” in het hoofdstuk
"Kennismaken met uw voertuig”.
96) 97) 98) 99) 100) 101) 102) 103) 104) 105)
BELANGRIJK
93)Veiligheidsgordels die niet goed zijn
afgesteld of gedraaid zitten, kunnen in
geval van een ongeval letsel veroorzaken.
Gebruik één veiligheidsgordel per persoon,
kind of volwassene. Zelfs zwangere
vrouwen moeten een veiligheidsgordel
dragen. Zorg er in dat geval voor dat de
heupriem niet te hard op de onderbuik
drukt, maar dat de gordel ook niet te los
zit.
94)Controleer of de achtergordels op hun
plaats zitten en naar behoren werken,
nadat de enkele achterstoel is versteld.95)Zorg ervoor dat de enkele achterstoel
stevig op zijn plaats vastzit, voor een
optimale bescherming door de
veiligheidsgordel. Zie de paragraaf "Aparte
achterstoel” in het hoofdstuk
"Kennismaken met uw voertuig”.
96)Wijzig de componenten van de
origineel geïnstalleerde veiligheidssystemen
op generlei wijze: veiligheidsgordels,
stoelen en bijbehorende bevestigingen.
Raadpleeg in speciale gevallen (voor bijv.
de montage van een kinderzitje) het Fiat
Servicepunt.
97)Gebruik geen voorwerpen waardoor de
gespen los zouden kunnen gaan
(veiligheidsspelden, klemmen, enz.), want
een losse veiligheidsgordel kan leiden tot
letsel in geval van een ongeval.
98)Leg de schoudergordel nooit onder uw
arm of achter uw rug om.
99)Gebruik nooit dezelfde gordel voor
meer dan één persoon en bevestig nooit
uw veiligheidsgordel over een baby of een
kind op uw schoot.
100)Zorg dat de gordelband nooit
gedraaid is.
101)Controleer na ongevallen de
veiligheidsgordels en vervang ze, indien
nodig. Vervang bovendien de
veiligheidsgordels als ze tekenen vertonen
van slijtage of verslechtering.
102)Zorg er tijdens het terugplaatsen van
de enkele achterstoel voor dat de
veiligheidsgordels en gespen correct
geplaatst zijn, zodat ze naar behoren
kunnen worden gebruikt.
103)Controleer of het
vergrendelingssysteem van de
veiligheidsgordels goed in de gesp is
ingestoken.104)Steek er geen voorwerpen in die de
gordel zouden kunnen blokkeren en een
correcte werking zouden kunnen
verhinderen.
105)Zorg ervoor dat u de behuizing voor
de bevestiging correct hebt geplaatst (hij
mag niet afgedekt, samengedrukt of geplet
worden door mensen of voorwerpen).
180T36556
103
Page 106 of 248

GORDELSPANNERS
106)
Wanneer de gordelspanners in werking
treden, zorgen ze ervoor dat de
veiligheidsgordel stevig om het lichaam
van de inzittenden blijft zitten, om op
die manier de effectiviteit van de gordel
te vergroten.
Wanneer de startschakelaar aan is en
zich een krachtige frontale botsing
voordoet, kan het systeem, afhankelijk
van de ernst van het ongeval, de
gordelspanner 1 fig. 181van de
veiligheidsgordel activeren, zodat de
gordel direct wordt teruggetrokken.
KRACHTBEGRENZERS
Afhankelijk van hoe hard de botsing
was, activeert dit mechanisme om de
werking van de veiligheidsgordel tegen
het lichaam tot een houdbaar niveau te
beperken.
BELANGRIJK
106)Controleer na ieder ongeval de
veiligheidsinrichtingen. Werkzaamheden
aan het gehele systeem (gordelspanners,
airbags, elektronische modules, bedrading)
of hergebruik op een ander voertuig, ook al
is het identiek, zijn ten strengste verboden.
Om ongewenste inschakeling, en eventuele
daaruit voortvloeidende schade, te
voorkomen, mag alleen deskundig
personeel van het Fiat Servicenetwerk
werkzaamheden aan de gordelspanners en
airbags verrichten. De controle van de
elektrische kenmerken van de actuator
mag alleen worden verricht door personeel
dat daar specifiek voor is opgeleid en met
gebruik van de juiste gereedschappen.
Raadpleeg het Fiat Servicenetwerk voor de
verwijdering van de gasgenerator van de
gordelspanners en de airbags, als het
voertuig wordt gesloopt.
FRONTAIRBAGS
FRONTAIRBAGS
BESTUURDER EN
PASSAGIER
107) 108)
Deze zijn ten opzichte van de
bestuurdersstoel en de voorste
passagiersstoel geïnstalleerd. Het
“airbag”-symbool op het stuurwiel en
dashboardkastje (airbaggebied A
fig. 182 ) zijn herinneringen aan de
aanwezigheid van de inrichting.
Ieder airbagsysteem bestaat uit:
een opblaasbaar kussen en een
bijbehorende gasgenerator die aan
bestuurderszijde in het stuurwiel en aan
passagierszijde in het dashboard zijn
geïnstalleerd;
een elektronische regelmodule die de
elektrische ontstekingsinrichting van de
gasgenerator aanstuurt;
181T31857
182T36503
104
VEILIGHEID
Page 107 of 248

één enkel waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel.
Werking
Het systeem werkt pas nadat de
startschakelaar is aangezet.
In geval van eenfrontalebotsing,
worden de airbags opgeblazen,
waardoor de impact van het hoofd en
de borst van de bestuurder tegen het
stuurwiel en van de passagier tegen het
dashboard wordt beperkt; ze lopen
direct na de botsing weer leeg, zodat
ze niet in de weg zitten bij het verlaten
van het voertuig fig. 183.
Onregelmatige werking
Het controlelampje 4 fig. 184 gaat aan,
wanneer de startinrichting wordt
geïntroduceerd en gaat na een paar
seconden weer uit. Als het lampje niet
aangaat wanneer de startinrichting
wordt geïntroduceerd of als het aangaat
wanneer de motor draait, duidt dit op
een systeemstoring.Neem zo snel mogelijk contact op met
het Fiat Servicenetwerk. Vertragingen in
de toepassing kunnen de efficiëntie
aantasten.
Alle onderstaande waarschuwingen
zijn bedoeld om te voorkomen dat
het opblazen van de airbag wordt
verhinderd en om ernstig letsel
door rondvliegende voorwerpen als
de airbags worden opgeblazen te
voorkomen.
Waarschuwingen betreffende de
bestuurdersairbag
109) 110) 111)
Waarschuwingen betreffende de
passagiersairbag
112) 113) 114) 115) 116)
FRONTAIRBAG
PASSAGIERSZIJDE EN
KINDERZITJE
Uitschakeling van de frontairbag
aan passagierszijde (voor
voertuigen waarop dat mogelijk is)
117) 118)
Voorafgaand aan de installatie van een
kinderzitje op de voorstoel aan de
passagierszijde:
controleer of de installatie van het
kinderzitje op de voorstoel aan de
passagierszijde is toegestaan;
de airbag aan de passagierszijde
moet uitgeschakeld zijn.
De airbags uitschakelen: zet het
voertuig stil, schakel het contact uit, en
druk en draai knop 1 fig. 185 naar de
stand OFF.
183T31857-1
184T36504
185T36502
105
Page 108 of 248

Zet het contact aan en controleer of het
controlelampjeop het
informatiepaneel 2 fig. 186 aan is en,
afhankelijk van de versie van het
voertuig, of het bijbehorende bericht
wordt weergegeven.
Het lampje blijft permanent branden om
te bevestigen dat een kinderzitje kan
worden geïnstalleerd op de
passagiersstoel.De afdruk op het dashboard en
etiketten A fig. 187 en fig. 188 aan
beiden zijden van de zonneklep aan
passagierszijde 3 fig. 187 herinneren u
aan deze instructies.
Inschakeling frontairbag
passagierszijde
Wanneer het kinderzitje niet meer wordt
gebruikt, moet de airbag weer worden
ingeschakeld om ervoor te zorgen dat
de voorpassagier wordt beschermd in
geval van een ongeval.
De airbags weer inschakelen: zet
het voertuig stil, schakel het contact uit,
en druk en draai stop 1 fig. 189 naar de
stand ON. Schakel de schakelaar in en
controleer of het controlelampje
uit is
en of het lampjeop het
informatiepaneel 2 fig. 190, iedere keer
als u de motor start, ongeveer 1 minuut
gaat branden.De veiligheidsinrichtingen die gepaard
gaan met de veiligheidsgordel van de
voorpassagier, moeten ingeschakeld
zijn.
Werkingsfouten
Als het in-/uitschakelsysteem van de
frontairbags aan passagierszijde niet
werkt,mag geen kinderzitje op de
voorstoel geïnstalleerd worden. Tevens
raden we af passagiers op die plaats te
vervoeren.
186T36500
187T36505
188T35770
189T36501
190T36500
106
VEILIGHEID
Page 109 of 248

Neem zo snel mogelijk contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
107)Het airbagsysteem werkt volgens een
pyrotechnisch principe, wat wil zeggen dat
bij de inschakeling warmte wordt
gegenereerd, rook vrijkomt (wat niet duidt
op vuur) en een ontploffingsgeluid wordt
gegenereerd. Door het opblazen van de
airbag, wat direct plaats zou moeten
hebben, kunnen huidirritaties en andere
problemen ontstaan.
108)Bevestig geen voorwerpen (buttons,
logo's, horloges, telefoonhouders, enz.)
aan het stuurwiel.
109)Het stuurwiel mag op generlei wijze
worden afgedekt.
110)Het stuurwiel mag niet gedemonteerd
worden (behalve door een deskundig
monteur van het Fiat Servicenetwerk).
111)Rijd niet te dicht op het stuurwiel:
gebruik een rijhouding waarbij uw armen
licht gebogen zijn. Op die manier heeft de
airbag voldoende ruimte om correct te
worden opgeblazen.
112)Lijm niets (buttons, logo's, horloges,
telefoonhouders, enz.) op het dashboard in
de buurt van de airbag.
113)Plaats niets (dieren, paraplu's,
wandelstokken, dozen, enz.) tussen het
dashboard en de passagier.
114)Leg uw voeten niet op het dashboard
of op de stoel: dergelijke houdingen
zouden tot ernstig letsel kunnen leiden.
Houd in het algemeen alle lichaamsdelen
(knieen, handen, hoofd, etc.) weg van het
dashboard.115)De passagiersairbag beschermt alleen
passagiers in de voorste zijstoel;
passagiers in de middelste voorstoel
worden alleen beschermd door de
veiligheidsgordel We raden u aan de
normale veiligheidsvoorschriften na te leven
(draag altijd uw veiligheidsgordel).
Ongevallen kunnen ernstig letsel
veroorzaken.
116)De passagiersairbag moet worden
geactiveerd/gedeactiveerd wanneer het
voertuig stilstaat. Indien deze
gedeactiveerd wordt terwijl u rijdt, gaan de
enwaarschuwingslampjes aan.
Om deze lampjes uit te schakelen, moet
het voertuig worden stilgezet en de
passagiersairbag eerst uit en dan weer in
worden geschakeld.
117)Wanneer het kinderzitje niet meer
wordt gebruikt, moeten de aan de
veiligheidsgordel gerelateerde
veiligheidsinrichtingen weer worden
ingeschakeld om ervoor te zorgen dat de
voorpassagier wordt beschermd in geval
van een ongeval. Het installeren van een
kinderzitje achterstevoren op de voorste
passagiersstoel is verboden totdat de extra
veiligheidsapparatuur van de voorste
veiligheidsgordel gedeactiveerd is (zie
paragraaf “airbag passagierszijde en
kinderzitjes - hoe de airbags te
deactiveren” in het hoofdstuk “Ken uw
voertuig”).118)Installeer in verband met de
incompatibiliteit van het opblazen van de
frontairbag aan passagierszijde en de
plaatsing van een kinderzitje in de
rijrichting, NOOIT een kinderzitje tegen de
rijrichting in op een stoel met een
INGESCHAKELDE FRONTAIRBAG. Het
KIND kan anders het risico van
OVERLIJDEN of ERNSTIG LETSEL lopen.
107
Page 110 of 248

ZIJAIRBAGS
ZIJAIRBAGS(Voor bepaalde versies/markten indien
voorzien)
Dit zijn airbags die in de voorstoelen
kunnen worden geïnstalleerd en die aan
de zijkant van de stoel (portierzijde)
worden opgeblazen om inzittenden te
beschermen in geval van een ernstige
flankbotsing.
BESTUURDERSAIRBAG(Voor bepaalde versies/markten indien
voorzien)
Dit zijn airbags die zich aan beide zijden
bovenin het voertuig bevinden. Ze
worden langs de voorste zijruiten
opgeblazen om de inzittenden te
beschermen in geval van een ernstige
flankbotsing.
Waarschuwingen betreffende de
zijairbag
119) 120) 121) 122) 123) 124) 125) 126)
22)
4)
BELANGRIJK
119)Als u het voertuig uitleent of
doorverkoopt, informeer de nieuwe
eigenaar dan over deze
gebruiksvoorwaarden, door dit Instructie-
en Werkplaatshandboek te overleggen.120)Stoelbekleding aanbrengen: stoelen
die zijn uitgerust met airbags vereisen een
specifieke bekleding die speciaal is
gemaakt voor het voertuig. Wend u tot het
Fiat Servicenetwerk. Door gebruik van
andere bekleding (of bekleding die speciaal
is gemaakt voor een ander voertuig) is het
mogelijk dat de airbags niet correct werken
en de veiligheid van de inzittenden in
gevaar wordt gebracht.
121)Plaats nooit accessoires, voorwerpen
of dieren tussen de rugleuning, het portier
en de binnenbekleding. Dek de rugleuning
niet af met zaken als kleding of
accessoires. Deze zouden de correcte
werking van de airbag kunnen verhinderen
of letsel kunnen veroorzaken als de airbag
wordt opgeblazen.
122)Demontages of modificaties van de
stoelen en hun bekleding is verboden, zelfs
als het wordt gedaan door gekwalificeerd
personeel van het Fiat Servicenetwerk.
123)De airbag is ontworpen als aanvulling
op de veiligheidsgordel. De airbag en
veiligheidsgordel samen vormen
onafscheidelijke onderdelen van hetzelfde
veiligheidssysteem. Daarom dient u altijd
uw veiligheidsgordel om te leggen. Als de
veiligheidsgordels niet worden gebruikt,
lopen de inzittenden het risico op ernstiger
letsel en zelfs op letsel veroorzaakt door
het opblazen van de airbag zelf.
124)De gordelspanners en airbags treden
niet automatisch in werking als het voertuig
over de kop gaat of bij een ernstige
staartbotsing. Botsingen onder het
voertuig, als bijvoorbeeld een stoeprand,
een oneffenheid in de weg, stenen, enz.
worden geraakt, kunnen ertoe leiden dat
het systeem in werking treedt.125)Werkzaamheden of modificaties aan
het volledige airbagsysteem (airbag,
gordelspanners, elektronische modules,
bedrading, enz.) is ten strengste verboden
(behalve door gekwalificeerd personeel van
het Fiat Servicenetwerk).
126)Controleer uit
veiligheidsoverwegingen het airbagsysteem
nadat het voertuig betrokken is geweest bij
een ongeval, er is ingebroken of er een
poging tot inbraak is gedaan.
BELANGRIJK
22)Om een correcte werking te
waarborgen en abusievelijke activering te
voorkomen, mag alleen gekwalificeerd
personeel van het Fiat Servicenetwerk
werkzaamheden aan het airbagsysteem
verrichten.
BELANGRIJK
4)Raadpleeg het Fiat Servicenetwerk voor
de verwijdering van de gasgenerator, als
het voertuig wordt gesloopt.
108
VEILIGHEID
Page 111 of 248

VEILIGHEIDS-
SYSTEMEN VOOR
KINDEREN
KINDEREN VEILIG
VERVOEREN
127) 128) 129) 130) 131) 132) 133) 135) 136) 137) 138) 139)
140) 141)
Net als een volwassene moet een kind
correct met een veiligheidsgordel om
op zijn plaats zitten, ongeacht de
afstand die wordt afgelegd. U bent
verantwoordelijk voor de kinderen die u
vervoert.
Een kind is geen kleine volwassene.
Hij/zij is vatbaar voor specifiek letsel
omdat zijn/haar spieren en botten nog
niet volledig zijn ontwikkeld. Alleen een
veiligheidsgordel is niet afdoende voor
het vervoer van kinderen. Gebruik een
geschikt kinderzitje en gebruik het op
correcte wijze.
Kinderzitjes gebruiken
De mate van bescherming die
kinderzitjes bieden, is afhankelijk van de
capaciteit om het kind te dragen en de
montagewijze. Een onjuiste montage
brengt de veiligheid van het kind in
gevaar in geval van plotseling remmen
of een botsing.
Controleer voordat u een kinderzitje
koopt, of het voldoet aan de wetten van
het land waar u zich bevindt en waar
het in een voertuig kan worden
geïnstalleerd.Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk voor informatie over de
voor het voertuig aanbevolen
kinderzitjes.
Lees voordat u het kinderzitje monteert
het handboek en volg de instructies die
erin staan. Als u problemen heeft bij de
installatie, neem dan contact op met de
fabrikant van het kinderzitje. Bewaar de
instructies bij het kinderzitje.
BELANGRIJK Leer het kind om:
de gordel correct te bevestigen;
in en uit het voertuig te stappen aan
de kant waar geen verkeer rijdt.
Gebruik geen kinderzitjes die in de
uitverkoop zijn of die geen handboek
hebben. Zorg ervoor dat geen
voorwerpen in of in de buurt van het
zitje de montage in de weg zitten.
KEUZE VAN EEN KINDERZITJE
Tegen de rijrichting in geplaatste
kinderzitjes
Het hoofd van een kind is in verhouding
zwaarder dan dat van een volwassene
en de nek is zeer kwetsbaar.Vervoer een kind zo lang mogelijk op
deze manier (tot het ten minste 2 jaar
oud is). Hoofd en nek worden zo
ondersteund fig. 191. Selecteer een
omsluitend kinderzitje voor betere
zijdelingse bescherming en vervang het
zodra het hoofd van het kind boven de
stoel uitkomt.
In de rijrichting geplaatste
kinderzitjes
Het hoofd en de buik zijn de
belangrijkste delen van het lichaam die
beschermd moeten worden. Een
kinderzitje dat in de rijrichting is
bevestigd en goed vast zit aan het
voertuig beperkt het risico dat het
hoofd wordt gestoten.
191T31235
109
Page 112 of 248

Het kind kan het best in een in de
rijrichting geplaatst kinderzitje worden
gezet, zodra zijn/haar lengte dit
toestaat. Selecteer een omsluitend
kinderzitje fig. 192 voor een betere
zijbescherming.
Stoelverhoger
Een kind kan vanaf 15 kg of 4-jarige
leeftijd op een stoelverhoger vervoerd
worden waarbij de veiligheidsgordel
goed op het lichaam aansluit fig. 193.
De stoelverhoger moet geleiders
hebben die de veiligheidsgordel over
zijn/haar dijen plaatst en niet over de
buik.De in hoogte verstelbare rugleuning en
gordelgeleider worden aanbevolen om
de veiligheidsgordel over het midden
van de schouder te plaatsen. De gordel
mag nooit op de nek of arm rusten.
Kies een omsluitend kinderzitje voor
een betere zijdelingse bescherming.
INSTALLERING VAN EEN
KINDERZITJE
Niet alle kinderzitjes kunnen worden
gemonteerd. In de schema's op de
volgende pagina's wordt de
bevestigingsstand van het kinderzitje
weergegeven.
Voordat u een kinderzitje gebruikt, moet
u zeker weten dat deze kan worden
geplaatst.
Op de voorstoel
Kinderen vervoeren op de voorste
passagiersstoel is landgebonden.
Controleer met de huidige wetten en
volg de aanwijzingen in het volgende
schema op.Voorafgaand aan de installatie van een
kinderzitje op deze stoel (indien
toegestaan):
verlaag de veiligheidsgordel
helemaal;
beweeg de zitting helemaal naar
achteren;
kantel de rugleuning enigszins
(ongeveer 25°);
zet de stoel zo hoog mogelijk, in
voertuigen waar dat mogelijk is.
Zet de hoofdsteun zo hoog mogelijk,
zodat deze het kinderzitje niet in de
weg zit (zie paragraaf “hoofdsteun voor”
in het hoofdstuk “Kennismaken met uw
voertuig”).
Indien mogelijk moet de stoel na de
installatie van het kinderzitje vooruit
worden verplaatst om, indien
noodzakelijk, ruimte te maken voor de
passagiers of andere kinderzitjes op de
achterbank. In geval van een tegen de
rijrichting in geplaatste kinderzitjes,
moeten contact met het dashboard en
de volledige vooruit verplaatsing van de
stoel vermeden worden.
Voer na de installatie van het kinderzitje
geen andere aanpassingen uit.
Op de achterstoel aan de zijkant
De reiswieg wordt dwars in het voertuig
gemonteerd en beslaat ten minste twee
zitplaatsen. Plaats het hoofd van het
kind niet naast het portier.
192T38824193T31234
110
VEILIGHEID