Page 81 of 248

De functie op stand-by zetten
De snelheidsbegrenzer kan worden
uitgeschakeld met de schakelaar 5 (O)
fig. 160. In dit geval wordt de
snelheidslimiet opgeslagen en samen
met de opgeslagen snelheid in een
speciaal bericht op het display
weergegeven.
De opgeslagen snelheidslimiet
weer oproepen
Als de snelheidsgegevens zijn
opgeslagen, kunt u ze weer oproepen
door op knop 4 (R) fig. 160 te drukken.
Wanneer de cruise-control op stand-by
staat en op schakelaar 2 fig. 160 wordt
gedrukt, wordt de regelfunctie weer
ingeschakeld zonder inachtneming van
de opgeslagen snelheid: de rijsnelheid
van het voertuig zal worden gebruikt.Functie onderbreken
De cruise-control kan worden
uitgeschakeld; in dat geval blijft de
snelheid niet opgeslagen. Het oranje
lampje
op het instrumentenpaneel
gaat uit om aan te geven dat de
snelheidsbegrenzer werd
uitgeschakeld.
BELANGRIJK
87)De snelheidsbegrenzer is op generlei
wijze van invloed op het remsysteem.
MILIEUBE-
SCHERMING
Temperatuur van de uitlaatgassen
Met het systeem dat de uitlaatgassen
regelt, kunt u de storingen van de
voorziening tegen luchtverontreiniging
van het voertuig detecteren. Deze
storingen kunnen leiden tot een te hoge
uitstoot van verontreinigende stoffen en
mechanische schade.
Dit controlelampje op het
instrumentenpaneel duidt
systeemstoringen aan:
neem zo snel mogelijk contact op
met het Fiat Servicenetwerk, als het
aanblijft;
als het knippert, verlaag dan de
belasting van de motor tot het
knipperen stopt. Neem zo snel mogelijk
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Raadpleeg de informatie in de
paragraaf "AdBlue (Ureum) additieftank"
in het hoofdstuk "Kennismaking met het
voertuig".
Milieu
Het voertuig is speciaal ontworpen met
het oog op milieuvriendelijkheid
gedurende de gehele levenscyclus:
vanaf de productie, tijdens het gebruik
en tot het eind van zijn levenscyclus.
160T36544
79
Page 82 of 248

Productie
Het voertuig is geproduceerd bij een
industriële fabriek die gebruik maakt
van geavanceerde procedures die
gericht zijn op een reductie van de
impact op het milieu ten opzichte van
de maatschappij en de natuur in de
directe omgeving (lager water- en
stroomverbruik, minder uitstoot in het
water en de atmosfeer, verwijdering en
evaluatie van het afval).
Emissies
Het voertuig is speciaal ontworpen om
tijdens gebruik een lagere hoeveelheid
broeikasgassen (CO
2) uit te stoten,
door het verbruik te verlagen (bijv.:
170 g/km betekent 6,4 l/100 km voor
een dieselvoertuig).
Bovendien zijn de auto’s uitgerust met
voorzieningen tegen
luchtverontreiniging, zoals de
katalytische uitlaat, lambdasonde, enz.
Op bepaalde voertuigen wordt het
systeem afgerond met een roetfilter
waarmee de uitstoot van roetdeeltjes
wordt teruggebracht.
Milieubescherming
Gebruikte en tijdens regulier onderhoud
vervangen onderdelen (accu, oliefilter,
luchtfilter, batterijen, enz.) en olietanks
(zowel leeg als vol met gebruikte olie)
moeten naar gespecialiseerde
afvalverwerkingsbedrijven worden
gebracht.Voor de kosteloze inlevering van uw
voertuig aan het einde van zijn
levensduur kunt u als u een andere auto
gaat aanschaffen, zich tot een van onze
dealers of tot een door FCA
goedgekeurd inzamelings- en
verwerkingsbedrijf wenden. Deze
bedrijven zijn zorgvuldig geselecteerd
en bieden kwaliteitsservice voor de
inzameling, verwerking en recycling van
afgedankte auto’s met respect voor het
milieu.
Recycleerbaarheid
Het voertuig kan voor 85% worden
gerecycled en voor 95% worden
teruggewonnen.
Om dit te bereiken zijn verschillende
onderdelen van het voertuig speciaal
ontworpen om te worden gerecycled.
De structuur en materialen zijn speciaal
onderzocht om demontage van deze
onderdelen en herbewerking voor
speciale doeleinden te
vergemakkelijken.
Teneinde de grondstofbronnen te
behouden, bestaan verschillende
onderdelen uit gerecycled kunststof of
hernieuwbare materialen (plantaardig of
dierlijk, zoals katoen of wol).
DIESEL-
VERSIESPECIFIEKE
KENMERKEN
88)
18)
Motortoerental
Dieselmotoren zijn uitgerust met een
inspuitsysteem dat de motor niet boven
een bepaald toerental laat gaan,
ongeacht de ingeschakelde versnelling.
Als u het bericht "Anti-pollution control"
(Milieucontrole) met het controlelampje
en het alarmlampjeziet,
neem dan direct contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
Tijdens het rijden kan het voertuig,
afhankelijk van het gebruikte
brandstoftype, witte rook uitstoten.
Dit komt door de regeneratie van het
roetfilter en is niet van invloed op de
prestaties van het voertuig.
Brandstoftank volledig leeg
Als u tankt nadat alle brandstof is
verbruikt, moet u het brandstofcircuit
herstellen: raadpleeg de paragraaf
"Voertuig tanken" voordat u de motor
herstart.
Label uitlaatgasniveau
De informatie (1) wordt getoond op
label A fig. 161 in de motorruimte.
80
KENNIS VAN HET VOERTUIG
Page 83 of 248
1= Dieseluitlaatgasemissies.
Voorzorgsmaatregelen voor in de
winter
Om de ongemakken van vorst tegen te
gaan:
zorg ervoor dat de accu altijd
opgeladen is,
zorg ervoor dat er genoeg diesel in
de tank zit, zodat er geen waterdamp
kan ontstaan dat condensaat kan
vormen dat zich op de bodem van de
tank verzamelt.
BELANGRIJK
88)Parkeer niet en laat de motor niet
draaien op plaatsen waar ontvlambare
stoffen of materialen zoals vet of bladeren
in contact kunnen komen met de hete
uitlaatpijp.
BELANGRIJK
18)Wijzigingen of reparaties aan het
brandstoftoevoersysteem die niet correct
zijn uitgevoerd en waarbij geen rekening
wordt gehouden met de technische
systeemgegevens, kunnen storingen van
de werking en zelfs brand tot gevolg
hebben.
161T36506
81
Page 84 of 248
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Dit deel van het handboek levert u alle
informatie die nuttig is voor kennis,
begrip en een correct gebruik van het
instrumentenpaneel.DISPLAY..................83
CONTROLELAMPJES..........85
BEDIENINGSPANEEL EN
BOORDINSTRUMENTEN........93
82
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 85 of 248

DISPLAY
89)
Toerenteller 1 fig. 162
(Schaal x1000)
Snelheidsmeter 2 fig. 163
Aangegeven in km of mijlen per uur.Geluidssignaal bij te hoge snelheid
Afhankelijk van de versie van het
voertuig, wordt bij een snelheid hoger
dan 120 km/h iedere 40 seconden
gedurende ongeveer 10 seconden een
geluidssignaal afgegeven.
Rijstijlindicator 4 fig. 163
Raadpleeg het hoofdstuk "Tips voor het
rijden".
Sensorindicator motoroliepeil 3
fig. 163
Bij een laag motoroliepeil wordt daar op
display 3 melding van gemaakt als de
motor wordt gestart. Raadpleeg de
paragraaf "Motoroliepeil".
Brandstofmeter 5 fig. 164Instrumentenpaneel 6 fig. 165
Met aanduidingen in mijlen en de
mogelijkheid om over te schakelen
naar km/h.
Druk als het contact uitstaat op knop
9 of 10 onderaan hendel 7 fig. 166 en
op startknop 8 fig. 165.
De eenheid van de meter knippert
ongeveer tien seconden, waarna de
nieuwe eenheid wordt weergegeven:
laat knop 9 of 10 fig. 166 los zodra de
eenheid niet meer knippert.
162T40396-1
163T40395
164T36504-1
165T36517
83
Page 86 of 248

Ga terug naar de vorige modus en
herhaal dezelfde handeling.
Opmerking Als de accu wordt
ontkoppeld, keert de boordcomputer
automatisch terug naar de originele
meeteenheid.
Tijd en buitentemperatuur
Display A (afhankelijk van de versie
van het voertuig) fig. 167Druk op knop 2 of 3 fig. 169 en wacht
een paar seconden, om de
tijdsinstellingen op display A te openen.
Als de uren en minuten knipperen, kunt
u deze instellen door lang op knop 2 of
3 fig. 169 te drukken en de uren aan te
passen. Druk, zodra de uren knipperen,
kort op knop 2 of 3 fig. 169 of lang om
de uren in te stellen.Druk nadien langdurig op knop 2 of 3
fig. 169 om de ingestelde uren te
bevestigen.
De minuten knipperen: druk kort op
knop 2 of 3 fig. 169 of lang om de uren
in te stellen.
Na de instelling worden de uren en
minuten 2 seconden weergegeven
zonder te knipperen: nu zijn ze
ingesteld.
BELANGRIJK Als de stroomtoevoer
wordt onderbroken (accu ontkoppeld,
stroomdraad onderbroken, enz.), moet
de klok opnieuw worden ingesteld. We
raden u aan dergelijke handelingen niet
tijdens het rijden uit te voeren.
Display
(Voor bepaalde versies/markten indien
voorzien)
Alleen op voertuigen uitgerust met een
multimediadisplay B fig. 170,
navigatiesysteem, telefoon, enz.
166T35570
167T36518-1
168TIMAGE-1
169T35570-5
170T36519
84
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 87 of 248

Voor meer informatie, zie het RADIO /
TOUCH – RADIO NAV supplement.
Buitentemperatuurmeter
Als de buitentemperatuur uiteenloopt
tussen -3°C en +3°C, gaat het symbool
°C branden (om een risico op
ijsvorming aan te duiden).
BELANGRIJK
89)Aangezien de vorming van ijs op het
wegdek door diverse
klimaatomstandigheden, zoals de ligging,
de plaatselijke hygrometrie en de
temperatuur, wordt beïnvloed moet u nooit
enkel op de weergegeven
buitentemperatuur vertrouwen om de
aanwezigheid van ijs te kunnen vaststellen.
CONTROLELAMPJES
90)
19)
Instrumentenpaneel A fig. 171: wordt
ingeschakeld als de starterschakelaar
wordt ingeschakeld. De lichtsterkte kan
worden afgesteld door aan de
kartelknop 1 te draaien.
Daardoor gaan een aantal
controlelampjes branden en wordt een
bericht weergegeven.
De weergave van de volgende
informatie is afhankelijk van de
uitrusting van het voertuig en het land
waar het is verkocht.
Wanneer het waarschuwingslampje
aan gaat, het voertuig zo snel
mogelijk laten controleren door het Fiat
Servicenetwerk envoorzichtig rijden.
Als u dit niet doet, kan dit leiden tot
schade aan het voertuig.
171T36516
85
Page 88 of 248
Waarschuwingslampje Wat het betekent
STADSLICHT
GROOTLICHT
DIMLICHT
MISTLAMPEN
MISTACHTERLICHT
LINKER RICHTINGAANWIJZER
RECHTER RICHTINGAANWIJZER
86
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL