192
Praktische informatie
Compatibiliteit van
brandstoffen
Diesel die voldoet aan de normen
EN590, EN16734 en EN16709, met een
methylvetzuurgehalte tot respectievelijk 7%,
10%, 20% en 30%. Bij het gebruik van B20- of
B30-brandstof, zelfs af en toe, gelden speciale
onderhoudsvoorschriften die onder "Zware
omstandigheden" vallen.
Diesel met paraffine volgens de norm EN15940.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is
nadrukkelijk verboden (kans op schade aan
de motor en het brandstofcircuit).
Alleen dieseladditieven die voldoen aan de norm B715000 zijn toegestaan.
Diesel bij lage
buitentemperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en
storingen in de motor veroorzaken. Bij deze
temperaturen is het raadzaam winterdiesel te tanken en de tank voor minimaal 50% gevuld te
houden.
Bij temperaturen beneden -15
°C is het beter om
de auto binnen te parkeren (verwarmde garage)
om problemen bij het starten te voorkomen.
Reizen naar het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor van
uw auto beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
specifieke brandstofsoort te gebruiken
(specifiek octaangetal, specifieke
commerciële benaming enz.) om de goede
werking van de motor te garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
dealer.
Tanken
Inhoud brandstoftank: ongeveer 69 liter.
Reservevolume: ongeveer 6 liter.
Laag brandstofniveau
Als de brandstoftank bijna leeg is, gaat een van deze
waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal. Als het
lampje gaat branden, bevat de tank nog
ongeveer 8 liter brandstof.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat
u met een lege tank strandt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over een lege brandstoftank
(diesel).
Een pijltje bij het waarschuwingslampje
geeft aan aan welke zijde de
brandstofvulklep zich bevindt.
Stop & Start
Tank nooit als de motor in de STOP-
stand staat. Zet in dat geval altijd het contact
af.
Tanken
Voor een juiste waarde op de
brandstofniveaumeter moet er minimaal 8 liter
brandstof worden getankt.
Bij het openen van de brandstofvuldop kan
er een aanzuiggeluid van lucht hoorbaar zijn.
Dit is normaal en wordt veroorzaakt door de
onderdruk die ontstaat door de afdichting van het
brandstofcircuit.
Veilig tanken:
►
Zet altijd de motor uit.
►
Ontgrendel de auto met het systeem Keyless
entry and start.
197
Praktische informatie
7Normaal laden, Mode 2
Normaal stopcontact
(opladen via een normaal stopcontact - wisselstroom (AC))
Mode 2 met een gewoon stopcontact A:
maximale laadstroom 8 A.
Mode 2 met een Green'Up-stopcontact B:
maximale laadstroom 16 A.
W
anneer u dit soort stopcontact wilt laten
installeren, neem dan contact op met een professioneel installateur.
Specifieke kabel voor opladen via een normaal stopcontact - Mode 2 (AC)
Specifieke kabel voor opladen via een
normaal stopcontact (Mode 2)
Zorg dat de kabel niet beschadigd raakt.
Een beschadigde kabel mag u niet meer
gebruiken. Neem in dat geval contact op met
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om de kabel te laten vervangen.
Regeleenheid (mode 2)
POWER
Groen: elektrische verbinding tot stand
gebracht; het laden kan beginnen.
CHARGE
Knippert groen: bezig met laden of
voorverwarming geactiveerd.
Brandt permanent groen: laden voltooid.
FAULT
Rood: storing; laden niet toegestaan of
moet onmiddellijk worden gestopt. Controleer
of alle aansluitingen in orde zijn en of de
elektrische installatie niet defect is. Als het controlelampje niet uit gaat, neem dan
contact op met een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als u de laadkabel in een normaal stopcontact
steekt, gaan alle controlelampjes kort branden.
Als er geen controlelampjes gaan branden,
controleer dan de zekering van het normale
stopcontact:
–
Als de zekering is gesprongen, neem dan
contact op met een elektricien om te controleren
of uw elektrische systeem geschikt is en om
eventuele reparaties uit te voeren.
–
Als de zekering niet is gesprongen, gebruik
de laadkabel dan niet meer en neem contact op
met een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Label regeleenheid - Aanbevelingen
Lees voor gebruik het instructieboekje.
1. Bij verkeerd gebruik van deze laadkabel
kunnen er brand, schade aan eigendommen
en ernstig of dodelijk letsel door elektrocutie
ontstaan!
2. Gebruik altijd een goed geaard stopcontact,
beschermd door een aardlekschakelaar van
30 mA.
204
Praktische informatie
Snelladen, Mode 4
Als het laden is voltooid, wordt dit aangegeven
door de lader en door het permanent branden
van het groene controlelampje in de klep.
► U kunt het laden ook onderbreken
door op deze toets in de klep te drukken
(alleen bij Mode 4).
►
Hang de laadstekker aan de lader
.
►
Afhankelijk van de uitvoering moet u de
beschermkap terug op het onderste deel
plaatsen en de laadklep sluiten.
Eco-mode
Dit systeem regelt de maximale gebruiksduur
van bepaalde functies bij afgezet contact om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Na het afzetten van de motor kunt u een aantal
functies, zoals het audio- en telematicasysteem,
de ruitenwissers, het dimlicht en de
interieurverlichting, nog ongeveer 40 minuten
gebruiken.
Activering van de modus
Er wordt een melding weergegeven als de eco-
mode wordt geactiveerd: de actieve functies
worden in stand-by gezet.
Als u op dat moment aan het telefoneren bent, kunt u het gesprek nog ongeveer
10 minuten via het handsfree systeem van
het audiosysteem voortzetten.
Afsluiten van de eco-mode
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor wordt gestart.
Als u de functies direct weer wilt gebruiken, start
dan de motor en laat deze draaien:
–
Minder dan 10 minuten om de functies
ongeveer 5 minuten te kunnen gebruiken.
–
Meer dan 10 minuten om de functies ongeveer
30 minuten te kunnen gebruiken.
Laat de motor de aangegeven tijd draaien om
er zeker van te zijn dat de accu voldoende is
opgeladen.
V
ermijd het herhaaldelijk of continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Als de accu leeg is, kan de motor niet gestart worden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de 12V-accu.
Spaarfase
Dit systeem regelt het gebruik van bepaalde
functies van de auto afhankelijk van de
laadtoestand van de accu.
Tijdens het rijden kunnen enkele functies, zoals
de airconditioning en achterruitverwarming,
tijdelijk worden uitgeschakeld in verband met de
laadtoestand van de accu.
Deze functies worden automatisch weer
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu
dit toelaat.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren
sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag
van de auto.
Uitsluitend de voorwielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien. Een
noodreservewiel mag niet worden voorzien
van een sneeuwketting.
Neem de geldende wetgeving in uw land
in acht met betrekking tot het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal toegestane
snelheid.
Gebruik alleen kettingen die speciaal zijn
bedoeld voor het type velg dat op uw auto is
gemonteerd.
Oorspronkelijke bandenmaat Type ketting
215/65 R16 Schakel 12 mm
215/60 R17 KONIG K-SUMMIT VAN K84
225/55 R17
Het gebruik van sneeuwsokken is eveneens
mogelijk.
205
Praktische informatie
7Neem voor meer informatie contact op met
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant van de
weg op een vlakke ondergrond stil.
►
T
rek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
►
Monteer de sneeuwkettingen en volg daarbij
de aanwijzingen van de fabrikant.
►
Rijd voorzichtig weg en blijf kort met een
snelheid van maximaal 50
km/h rijden.
►
Zet de auto stil en controleer of de
sneeuwkettingen goed zijn gespannen.
We raden u aan om het monteren van
sneeuwkettingen altijd op een vlakke,
droge ondergrond te oefenen voordat u op
reis gaat.
Rijd niet met de sneeuwkettingen op
wegen zonder sneeuw, omdat de banden
van de auto en het wegdek dan beschadigd
raken. Als de auto lichtmetalen velgen heeft,
controleer dan of geen enkel deel van de
kettingen of bevestigen de velg raakt.
Trekhaak
Verdeling van de lading
► V erdeel het gewicht in de aanhanger
gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht
mogelijk bij de as en probeer de maximaal
toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te
benaderen zonder deze te overschrijden.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de
prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt. Trek daarom
voor elke 1000 m hoogte 10% van het maximale
aanhangergewicht af.
Gebruik een trekhaak en de
bijbehorende bedrading die door
CITROËN zijn goedgekeurd. Laat de trekhaak
door een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats monteren.
Als de trekhaak niet door een CITROËN-
dealer wordt gemonteerd, moet de montage
altijd volgens de voorschriften van de
fabrikant worden uitgevoerd.
Sommige rij- of parkeerhulpfuncties worden
automatisch uitgeschakeld wanneer er een
goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt.
Houd u aan het maximale
aanhangergewicht dat op het
kentekenbewijs van uw auto, op het
constructeursplaatje en in hoofdstuk
Technische gegevens van dit boekje wordt
vermeld.
De maximale kogeldruk geldt ook
voor de montage op de trekhaak van
accessoires zoals een fietsendrager of een
bagageplateau.
Houd u aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Elektromotor
Een elektrische auto kan met een
trekhaak worden uitgerust.
U kunt dus een aanhanger of caravan met
een dergelijke auto trekken.
Neem contact op met een CITROËN-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats voor meer
informatie en voor het aanschaffen van een
geschikte trekhaak.
Dakdragers/imperiaal
Uit veiligheidsoverwegingen en om te
voorkomen dat het dak van uw auto
beschadigd raakt, is het raadzaam om
uitsluitend voor uw auto goedgekeurde
dakdragers en imperiaals te gebruiken.
Houd u aan de montagevoorschriften en
de gebruiksvoorwaarden die staan vermeld
in de handleiding die bij de dakdragers en
imperiaals wordt meegeleverd.
212
Praktische informatie
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de elektrische
parkeerrem .
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk
afhankelijk van de rijstijl, vooral bij
stadsverkeer en veel korte ritten. Het kan
gebeuren dat u de remblokken vaker tussen
twee onderhoudsbeurten moeten laten
controleren.
Als er geen lek in het remsysteem zit, betekent
een daling in het remvloeistofniveau dat de
remblokken zijn versleten.
Na het wassen kan er zich een laagje
vocht of onder winterse omstandigheden
ijs vormen op de remschijven en remblokken:
de remwerking kan daardoor afnemen. Rem
een paar keer lichtjes om de remmen
vocht- en ijsvrij te maken.
Slijtage van remschijven/
remtrommels
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voor alle
informatie over het controleren van de slijtage
van de remschijven/remtrommels.
Velgen en banden
De bandenspanning van alle banden,
inclusief het reservewiel, moet worden
gecontroleerd terwijl de banden koud zijn.
De bandenspanningswaarden op de sticker
gelden voor koude banden. Als u langer dan 10
minuten of meer dan 10 km met een snelheid
van meer dan 50 km/h hebt gereden, moet u
een 0,3 bar (30 kPa) hogere bandenspanning
ten opzichte van de op de sticker aangegeven
waarden aanhouden.
Bij een te lage bandenspanning neemt
het energieverbruik toe. Wanneer de
spanning van de banden niet correct is,
kunnen ze voortijdig slijten. Bovendien kan dit
een negatief effect hebben op de wegligging:
risico van een ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde
banden vermindert de remwerking en heeft een
negatieve invloed op het wegligging. Controleer
de staat van de banden (loopvlak en flanken) en
de velgen regelmatig, en controleer dan ook of
de ventieldoppen nog aanwezig zijn.
Als de slijtage-indicatoren niet meer onder
het loopvlakprofiel liggen, is de diepte van de
groeven minder dan 1,6 mm. De banden moeten
zo snel mogelijk worden vervangen.
Het gebruik van wielen en banden in een andere
maat dan gespecificeerd kan van invloed zijn op
de levensduur van de banden, het draaien van
de banden, de bodemvrijheid en de waarde op de snelheidsmeter, en kan een nadelig effect op
de wegligging hebben.
Gebruik altijd dezelfde banden op de voor-
en achteras, anders kan het elektronische
stabiliteitsprogramma (ESP) niet meer op het
juiste moment ingrijpen.
Markeer altijd de draairichting van de banden
die worden opgeslagen bij het monteren van de
winter- of zomerbanden. Berg ze op een koele,
droge plek op, uit de buurt van direct zonlicht.
Winter- en vierseizoenenbanden zijn te
herkennen aan dit symbool op de flanken.
Schokdempers
Het is voor bestuurders lastig om te
weten wanneer de schokdempers zijn
versleten. Schokdempers hebben echter wel een
grote invloed op de wegligging en de
remprestaties.
Voor uw veiligheid en rijcomfort raden wij u aan
om ze regelmatig door een CITROËN-dealer of
gekwalificeerde werkplaats te laten controleren.
Distributie- en
accessoiresets
De distributie- en accessoiresets worden
gebruikt vanaf het moment dat de motor
wordt gestart totdat de motor wordt afgezet. Het
is normaal dat ze in de loop der tijd slijten.
Een defecte distributie- of accessoireset kan
schade aan de motor veroorzaken, waardoor
deze niet meer kan worden gebruikt. Houd u
222
In geval van pech
E.Opbergruimte met een kabel en een adapter
voor een 12V-aansluiting.
F. Flacon met afdichtmiddel.
G. Witte slang met dop voor de reparatie en het
op spanning brengen.
H. Sticker met de snelheidslimiet.
De elektrische installatie van de auto
biedt de mogelijkheid een compressor
aan te sluiten en te gebruiken voor de duur
die nodig is om een gerepareerde lekke band
op spanning te brengen.
Gebruik alleen de twee 12V-aansluitingen
voorin voor het aansluiten van de
compressor.
Reparatiemethode,
afdichten
► Parkeer de auto zonder het verkeer te
belemmeren en trek de parkeerrem aan.
► Volg de veiligheidsinstructies
(alarmknipperlichten, gevarendriehoek, dragen
van een reflecterend veiligheidsvest, enz.) met
betrekking tot de regels die gelden in het land
waar u zich bevindt.
►
Zet het contact af.
► Draai de schakelaar A in de stand
"Reparatie".
►
Controleer of schakelaar B
in de stand O
staat.
Verwijder niet het voorwerp dat de
lekkage heeft veroorzaakt uit de band.
► Rol de witte slang G volledig uit.
► Draai de dop van de witte slang los.
►
Sluit de witte slang aan op het ventiel van de
lekke band.
►
Sluit de stekker van de compressor aan op
de 12V
-aansluiting van de auto.
► Bevestig de sticker met de
snelheidslimiet.
De sticker met snelheidslimiet moet in
het interieur, in het gezichtsveld van de
bestuurder, worden geplakt om hem/haar te
herinneren aan het feit dat de band tijdelijk is
gerepareerd.
►
Start de motor en laat de motor draaien.
Schakel de compressor niet in voordat
de witte slang is aangesloten op het
ventiel van de band: het afdichtmiddel wordt
anders buiten de band gespoten.
►
Schakel
de compressor in door de schakelaar
B in de stand I te zetten, tot de bandenspanning
2,0 bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt onder
druk in de band gespoten; neem gedurende
deze handeling de slang niet los van de
aansluiting (kans op spatten).
Als na ongeveer 7 minuten de gewenste bandenspanning niet is bereikt, is de
band niet te repareren met de
bandenreparatieset; neem contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om u verder te helpen.
►
V
erwijder de set en draai de dop van de
witte slang vast. Zorg ervoor dat restanten van
de vloeistof niet op of in de auto terecht kunnen
komen. Houd de set binnen handbereik.
254
Bluetooth®-audiosysteem
Bluetooth® audiosysteem
De beschreven functies en instellingen
kunnen afwijken van die van het systeem
in uw auto.
Om veiligheidsredenen mag de
bestuurder handelingen die de volle
aandacht vragen, zoals het koppelen van een
Bluetooth-telefoon aan het handsfreesysteem
met Bluetooth van het audiosysteem,
uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto en
ingeschakeld contact.
Het systeem is zodanig beveiligd dat het
uitsluitend in uw auto functioneert.
Werkzaamheden aan dit systeem
mogen uitsluitend door een dealer of
een gekwalificeerde werkplaats worden
uitgevoerd om elke kans op elektrocutie,
brand of mechanische storing te vermijden.
Het audiosysteem kan na het afzetten
van de motor na enkele minuten
automatisch worden uitgeschakeld om te
voorkomen dat de accu leeg raakt.
De eerste stappen
Drukken: Aan/uit.
Draaien: volume aanpassen.
Kort indrukken: geluidsbron wijzigen
(radio, USB-uitgang, AUX-uitgang (indien
draagbaar apparaat is aangesloten), CD-speler,
audiostreaming).
Lang indrukken: weergave van het menu
Telefoon (als een telefoon is aangesloten).
Audio-instellingen wijzigen:
fader voor/achter, balans links/rechts,
lage/hoge tonen, loudness, geluidssfeer.
Inschakelen/uitschakelen automatische
volumeregeling (gekoppeld aan rijsnelheid).
Radio:
Kort indrukken: zenderlijst weergeven.
Lang indrukken: zenderlijst bijwerken.
Media:
Kort indrukken: bestandsoverzicht weergeven.
Lang indrukken: sorteermogelijkheden
weergeven.
Selecteren van de weergave op het
scherm:
datum, audiofuncties, boordcomputer, telefoon.
Bevestigen of weergave van het
contextmenu.
Toetsen 1 - 6. Kort indrukken: voorkeuzezender
selecteren.
Lang indrukken: radiozender als
voorkeuzezender opslaan.
Radio:
Automatisch stapsgewijs zoeken naar
een radiozender met een lagere/hogere
frequentie.
Media:
Selecteren van het vorige/volgende nummer van
de CD, USB, Streaming audio.
Scrollen in een lijst.
Radio:
Handmatig stapsgewijs zoeken naar een
radiozender met een lagere/hogere frequentie.
Selecteren van de vorige/volgende
MP3-afspeellijst.
Media:
Vorige/volgende map/genre/artiest/afspeellijst
van het USB-apparaat selecteren.
Scrollen in een lijst.
Huidige bewerking annuleren.
Eén niveau omhooggaan in een structuur
(menu of map).
Toegang tot het hoofdmenu.
TA-functie (verkeersinformatie) in- of uitschakelen.
Lang indrukken: berichtensoort selecteren.
Selecteren van de golfbanden FM/DAB/
AM.
Stuurkolomschakelaars
Bedieningsfuncties op het
stuurwiel - Type 1
Radio:
Vorige/volgende voorkeuzezender
selecteren.
Vorige/volgende item uit een menu of lijst
selecteren.
Media:
Vorig/volgend nummer selecteren.
Vorige/volgende item uit een menu of lijst
selecteren.
Radio:
Kort indrukken: zenderlijst weergeven.
Lang indrukken: zenderlijst bewerken.
Media:
Kort indrukken: bestandsoverzicht weergeven.
Lang indrukken: sorteermogelijkheden
weergeven.
Bij ander gebruik dan telefoon:
Kort indrukken: geluidsbron wijzigen
(radio, USB-uitgang, AUX-uitgang (indien
draagbaar apparaat is aangesloten, CD-speler,
audiostreaming), bevestiging als het menu
"Telefoon" is geopend.
Lang indrukken: openen van het menu
"Telefoon".
Bij een binnenkomend gesprek:
255
Bluetooth®-audiosysteem
10Stuurkolomschakelaars
Bedieningsfuncties op het
stuurwiel - Type 1
Radio:
Vorige/volgende voorkeuzezender
selecteren.
Vorige/volgende item uit een menu of lijst
selecteren.
Media:
Vorig/volgend nummer selecteren.
Vorige/volgende item uit een menu of lijst
selecteren.
Radio:
Kort indrukken: zenderlijst weergeven.
Lang indrukken: zenderlijst bewerken.
Media:
Kort indrukken: bestandsoverzicht weergeven.
Lang indrukken: sorteermogelijkheden
weergeven.
Bij ander gebruik dan telefoon:
Kort indrukken: geluidsbron wijzigen
(radio, USB-uitgang, AUX-uitgang (indien
draagbaar apparaat is aangesloten, CD-speler,
audiostreaming), bevestiging als het menu
"Telefoon" is geopend.
Lang indrukken: openen van het menu
"Telefoon".
Bij een binnenkomend gesprek: Kort indrukken: gesprek aannemen.
Lang indrukken: gesprek weigeren.
Tijdens het gebruik van de telefoon:
Kort indrukken: openen van het menu "Telefoon".
Lang indrukken: gesprek beëindigen
Een selectie bevestigen.
Verhogen van het geluidsvolume.
Verlagen van het geluidsvolume.
Geluid onderbreken/weer inschakelen
door het gelijktijdig indrukken van de
volumetoetsen.
Bedieningsfuncties op het
stuurwiel - Type 2
Toegang tot het hoofdmenu.
Verhogen van het geluidsvolume.
Geluid onderbreken/herstellen.
Verlagen van het geluidsvolume.
Bij ander gebruik dan telefoon:
Kort indrukken: geluidsbron wijzigen
(radio, USB-uitgang, AUX-uitgang (indien
draagbaar apparaat is aangesloten, CD-speler, audiostreaming), bevestiging als het menu
"Telefoon" is geopend.
Lang indrukken: openen van het menu
"Telefoon".
Bij een binnenkomend gesprek:
Kort indrukken: gesprek aannemen.
Lang indrukken: gesprek weigeren.
Tijdens het gebruik van de telefoon:
Kort indrukken: openen van het menu "Telefoon".
Lang indrukken: gesprek beëindigen
Starten van de spraakherkenning van uw
smartphone via het systeem.
Radio:
Kort indrukken: zenderlijst weergeven.
Lang indrukken: zenderlijst bewerken.
Media:
Kort indrukken: bestandsoverzicht weergeven.
Lang indrukken: sorteermogelijkheden
weergeven.
Radio:
Vorige/volgende voorkeuzezender
selecteren.
Vorige/volgende item uit een menu of lijst
selecteren.
Media:
Vorig/volgend nummer selecteren.
Vorige/volgende item uit een menu of lijst
selecteren.
Indrukken van de draaiknop: bevestigen.