8
Eco-rijden
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal
aanwijzingen op te volgen kan de bestuurder het
energieverbruik van zijn auto (brandstof en/of
elektriciteit) en de CO
2-uitstoot optimaliseren.
Het gebruik van de versnellingsbak/
transmissie optimaliseren
Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig
weg en schakel zo snel mogelijk naar de tweede
versnelling. Schakel bij het accelereren bij
voorkeur snel over naar een hogere versnelling.
Met een automatische transmissie kunt u het
beste de automatische modus gebruiken. Trap
het gaspedaal niet heel diep of plotseling in.
De schakelindicator adviseert u de versnelling
te kiezen die het best geschikt is voor de
rijomstandigheden. Volg het schakeladvies op
het instrumentenpaneel zo snel mogelijk op.
Bij een auto met een automatische transmissie
wordt de schakelindicator alleen in de
handmatige stand weergegeven.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij
voorkeur af op de motor in plaats van het
rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal
geleidelijk in. Op deze manier verlaagt u het
energieverbruik en de CO
2-emissies, en neemt
het algemene geluidsniveau van het verkeer af.
Wanneer het verkeer goed doorstroomt, kunt u
de snelheidsregelaar inschakelen.
Gebruik de elektrische voorzieningen op
de juiste manier
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur
in het interieur hoog is opgelopen, open dan
alle ruiten en de ventilatieroosters voordat u de
airconditioning inschakelt.
Sluit de ruiten bij snelheden hoger dan 50
km/h,
maar laat de ventilatieroosters geopend.
Maak gebruik van alle voorzieningen die kunnen
bijdragen aan een verlaging van de temperatuur
in het interieur (zoals het zonnescherm van het
schuif-/kanteldak en de zonneschermen van de
zijruiten).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste
temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met
een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn,
als deze niet automatisch worden geregeld.
Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Schakel de koplampen en/of mistlampen uit als
het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters (behalve onder
zeer winterse omstandigheden: bij temperaturen
lager dan -23 °C) na het starten niet stationair
draaien. De auto warmt onder het rijden veel
sneller op.
Sluit als passagier zo weinig mogelijk
multimedia-apparaten (voor bijvoorbeeld films,
muziek of spelletjes) aan om het energieverbruik
te beperken.
Koppel alle draagbare apparatuur los als u de
auto verlaat.
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht gelijkmatig over de
auto: plaats de zwaarste voorwerpen in
de bagageruimte zo dicht mogelijk bij de
achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand
van uw auto (onder meer door dakdragers,
imperiaal, fietsendrager en aanhanger). Gebruik
bij voorkeur een dakkoffer voor het vervoer van
bagage op het dak.
Verwijder de dakdragers en het imperiaal na
gebruik.
Vervang de winterbanden na de winter zo snel
mogelijk door zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer de bandenspanning regelmatig
(bij koude banden) en houd u daarbij aan de
bandenspanning die staat vermeld op de sticker
op de sponning van het bestuurdersportier.
Controleer de bandenspanning met name:
–
voorafgaand aan een lange rit;
–
bij de wisseling van de seizoenen;
–
als de auto gedurende langere tijd niet is
gebruikt.
V
ergeet daarbij het reservewiel en de wielen
van een aanhanger of caravan (indien van
toepassing) niet.
Laat uw auto regelmatig onderhouden
(motorolie verversen, oliefilter, luchtfilter en
interieurfilter vervangen, enz.). Houd u aan het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Bij uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor:
bij een storing in het SCR-systeem stoot de auto
schadelijke stoffen uit. Ga zo snel mogelijk naar
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om de hoeveelheid stikstofoxide tot
wettelijke niveaus te verlagen.
Laat het vulpistool bij het tanken niet meer dan
drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit
de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat het
gemiddelde brandstofverbruik zich pas na 3000
km stabiliseert.
Optimaliseren van de actieradius
(elektrische auto)
Het elektriciteitsverbruik van de auto hangt
grotendeels af van de route, de rijsnelheid en
uw rijstijl.
Probeer in het gebied " ECO" op de
vermogensmeter te blijven door gelijkmatig te
rijden en de snelheid niet te veel te variëren.
Anticipeer op de situatie op de weg zodat u op
tijd en geleidelijk kunt remmen; rem zo veel
mogelijk op de motor af om energie terug te
winnen. De vermogensmeter zal dan in het
gebied CHARGE staan.
17
Instrumentenpaneel
1U kunt een kinderzitje met de rug in de
rijrichting plaatsen, behalve in het geval van
een storing in het airbagsysteem (brandend
waarschuwingslampje Airbags).
AirbagsPermanent.
Een van de airbags of pyrotechnische
gordelspanners is defect.
Zie (3).
Laag brandstofniveauof Brandt permanent
(waarschuwingslampje of led),
met de naald in het rode gebied (afhankelijk van
de uitvoering), in combinatie met een
geluidssignaal en een melding.
Het geluidssignaal en de melding worden steeds
vaker herhaald naarmate het niveau in de tank
verder naar nul zakt.
Als het lampje gaat branden, zit er nog minder
dan 8 liter brandstof in de tank.
Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om een
lege brandstoftank te voorkomen.
Rijd nooit door totdat de tank helemaal leeg
is; hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en
het injectiesysteem beschadigd raken.
Tractiebatterij bijna leeg (elektrisch)
0 %
100
Led brandt permanent, met de naald in
het rode gebied, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding.
De tractiebatterij is bijna leeg.
Controleer de resterende actieradius
Laad de tractiebatterij zo snel mogelijk op.
Schildpadmodus bij geringe actieradius
(elektrische auto)
Brandt permanent.
De laadtoestand van de tractiebatterij is
kritiek.
Het motorvermogen neemt geleidelijk af.
De tractiebatterij moet direct worden opgeladen.
Als het waarschuwingslampje blijft branden, voer
dan (2) uit.
Geluidssignaal voor voetgangers
(elektrisch)
Brandt permanent.
Storing in geluidssignaal gedetecteerd.
Voer (3) uit.
Aanwezigheid van water in het dieselfilterPermanent (met
LCD-instrumentenpaneel).
Het dieselfilter bevat water.
Risico van beschadiging van het inspuitsysteem:
voer onmiddellijk (2) uit.
Roetfilter (diesel)Permanent, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding van de
kans op verstopping van het roetfilter.
Dit geeft aan dat het roetfilter verstopt begint te
raken.
Voer regeneratie van het roetfilter uit door
met een snelheid van minimaal 60 km/h rijden
tot het lampje dooft. Doe dit alleen als de
omstandigheden dat toelaten.
Permanent, in combinatie met een
geluidssignaal en de melding van een te
laag additiefniveau voor het roetfilter.
Dit geeft aan dat het niveau in de additieftank te
laag is.
Voer (3) uit.
StuurbekrachtigingPermanent.
Er is een storing met betrekking tot de
stuurbekrachtiging.
Rijd voorzichtig en met lage snelheid en voer
dan (3) uit.
MistachterlichtPermanent.
Het mistachterlicht is ingeschakeld.
Voet op het rempedaalBrandt permanent.
Rempedaal niet of onvoldoende stevig
ingetrapt.
Bij een auto met een automatische transmissie
of de keuzeschakelaar voor de transmissie
(elektrische auto) moet het rempedaal mogelijk
worden ingedrukt om de transmissie vanuit stand
N in een andere stand te zetten.
Voet op de koppelingPermanent.
Stop & Start: de overschakeling naar
de START-stand wordt afgewezen, omdat het
koppelingspedaal niet volledig wordt ingetrapt.
Trap het koppelingspedaal volledig in.
85
Ergonomie en comfort
3
Wanneer u de tafel of een afzonderlijke
stoel naar voren of achteren wilt
verplaatsen, zorg er dan voor dat de
rugleuning van de stoel rechtop staat en de
tafel is ingeklapt.
Wanneer u de tafelbladen opbergt, dan
mag u nooit uw hand in het schuifgebied
steken, want dan kunnen uw vingers klem
komen te zitten. Gebruik de betreffende
hendel.
Verwarming en ventilatie
Adviezen
Gebruik van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
►
Let erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het interieur
het luchtinlaatrooster onder de voorruit, de
verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de
luchtafvoeropening in de bagageruimte vrij
blijven.
►
Dek de zonnesensor op het
dashboard niet af; deze wordt gebruikt
voor het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
►
Zet de airconditioning minstens één of
twee keer per maand 5 tot 10 minuten aan
om het systeem in perfecte staat te houden.
►
Gebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor
.
Vermijd het te lang rijden met een
uitgeschakelde aanjager en het te lang
gebruiken van de luchtrecirculatie om te
voorkomen dat de ruiten beslaan of de
luchtkwaliteit vermindert.
Als de binnentemperatuur zeer hoog is wanneer de auto lang in de zon heeft
gestaan, is het raadzaam het
passagierscompartiment korte tijd te
ventileren.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in
het interieur goed ververst wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een normaal
verschijnsel.
Onderhoud van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
►
Controleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Het is raadzaam om een gecombineerd
interieurfilter te gebruiken. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel is de
lucht die de inzittenden inademen schoner en
blijft het interieur schoner (vermindering van
allergische reacties, stank en vetaanslag).
2 11
Praktische informatie
7Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie en de te nemen
voorzorgsmaatregelen voordat u
werkzaamheden aan de 12V-accu uitvoert.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12
V-loodaccu.
Deze accu mag uitsluitend worden vervangen
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Interieurfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Een verstopt interieurfilter kan de
prestaties van de airconditioning
verstoren en onaangename geuren
veroorzaken.
Luchtfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen ook het
oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter verstopt begint te raken, gaat dit
waarschuwingslampje tijdelijk branden, in
combinatie met een waarschuwingsmelding.
Regenereer het roetfilter zodra de
verkeersomstandigheden het toelaten door met
een snelheid van minimaal 60
km/h te rijden tot
het lampje uit gaat.
Als het lampje blijft branden, is het minimale peil van het dieseladditief
bereikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van het peil .
Als er langere tijd met een zeer lage
snelheid wordt gereden of de motor
langdurig stationair draait, kan er in
uitzonderlijke gevallen waterdamp uit de
uitlaat komen als u gas geeft. Deze emissies
hebben geen invloed op het rijgedrag en het
milieu.
Nieuwe auto
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste
paar keer dat het roetfilter geregenereerd
wordt een brandlucht ruiken. Dit is volkomen
normaal.
Handgeschakelde
versnellingsbak
De transmissie is onderhoudsvrij (olie
verversen niet noodzakelijk).
Automatische transmissie
De transmissie is onderhoudsvrij (olie
verversen niet noodzakelijk).
Bediening transmissie
(elektrische auto)
De bediening van de transmissie
(elektrische auto) is onderhoudsvrij.
Handbediende parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote slag heeft of als het systeem minder goed werkt,
moet de parkeerrem, zelfs tussen twee
onderhoudsbeurten door, worden afgesteld.
Laat het systeem door een CITROËN-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Elektrische parkeerrem
Dit systeem is onderhoudsvrij. Laat echter
in het geval van een storing het systeem
controleren door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
313
Trefwoordenregister
Stoelverwarming 56
Stop & Start
26, 86, 162–163,
192, 206, 211, 239
Streaming audio Bluetooth
260, 272, 297
Stuurbekrachtigingsvloeistof
209
Stuurwiel (verstellen)
57
Supersnel laden
(elektrische auto)
201–203, 248
Supervergrendeling
37
Synchroniseren afstandsbediening
40
Synchroniseren van de afstandsbediening ~
Afstandsbediening synchroniseren
40
T
Tafeltje 54
Tafeltjes
75
Tankbeveiliging
194
Technische gegevens
243, 248
Te laag brandstofniveau ~
Brandstofniveau
192–193
Telefoon
261–263, 274–276, 298–300
Teller
167
Temperatuurregeling
87
Terugwinnen van energie
23, 161
Textuurlak
217
Thermische comfortfuncties
24
Tijdelijke bandenspanning (met set) ~
Banden, noodreparatie
221, 223–224
Tijd instellen
29, 277, 302
TMC (verkeersinformatie)
289
Toegang tot de 3e zitrij
63, 65
Toegang tot het reservewiel 225–226
Toevoer van buitenlucht ~ Luchttoevoer
(bediening)
87, 89
Top Rear Vision
188
Touchscreen
27–28, 93
Tractiebatterij (elektrische auto)
23, 28,
194–195, 248
Tractiebatterij opladen
(elektrische auto)
23, 194, 200, 202–203
Trailer Stability Management (TSM)
11 0
Trekhaak
110, 205
Tweepersoons voorbank
55, 113
U
Uitneembaar luik 58–60
Uitschakelen airbag passagier ~
Passagiersairbag uitschakelen
116, 120–121
Uitschakelen ASR/CDS (ESC)
109
USB
258, 272–273, 292, 296
USB-aansluiting
77, 258, 272–273, 292, 296
USB-poort
258, 272, 296
V
Vaste achterstoel en -bank 62, 64–66
Veiligheidsgordels
112–114, 121
Veiligheidsgordels achter
11 3
Veiligheidsvoorzieningen voor
kinderen
116, 118–122, 130–133, 140–141, 141, 141–143
Veiligheidsvoorzieningen voor
kinderen ~ Kinderen
(veiligheidsvoorzieningen)
116, 118–122,
130–133, 140–141, 141, 141–143
Ventilatie
85–86, 91–92
Ventilatieroosters
85
Verbonden apps
293
Verbruikscijfers
28
Verbruiksmeter thermische comfortfuncties
(elektrische auto)
24
Vergrendelen
31–32, 36
Vergrendeling portieren ~ Portieren
vergrendelen
41
Vergrendeling van binnenuit
40–42
Verkeersinformatie (TA)
256
Verkeersinformatie (TMC)
289
Verklikkerlampjes
96
Verklikkerlampjes ~ Controlelampjes
12
Verklikkerlampjes ~
Waarschuwingslampjes
12
Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder
niet vastgemaakt ~ Gordellampje
11 4
Verklikkerlampje veiligheidsgordels ~
Gordel (lampje)
11 4
Verlichting
96
Verlichting met Full LED-technologie
99
Verlichting overdag ~
Dagrijverlichting
98, 229–231
Vermogen
23
Vermogensmeter (elektrische auto)
9, 23
Verversen
208
Vervuiling van het roetfilter (diesel)
2 11
Verwarmde bank
56