
73
3
Handleiding Supra 3-1. OVERZICHT
OVERZICHT
De instellingen voor
de volgende syste-
men en functies worden opgeslagen in
het op dat moment gebruikte bestuur-
dersprofiel. Het is afhankelijk van het
land en de uitrusting welke instellingen
kunnen worden opgeslagen.
• Ontgrendelen en vergrendelen.
• Verlichting.
• Airconditioning.
• Radio.
• Instrumentenpaneel.
• Voorkeuzetoetsen.
• Geluidsvolumes.
• Regeldisplay.
• Parkeersensoren
• Achteruitrijcamera.
• Head-up display.
• SPORT-modusschakelaar.
• Zitpositie, stand van de buitenspie- gels.
De via het stoelverstellingsgeheugen inge-
stelde posities en de laatste positie worden
opgeslagen.
• Cruise control.
• Toyota Supra Safety.
Ongeacht de gebruikte afstandsbedie-
ning kan een ander bestuurdersprofiel
worden opgeroepen. Dit geeft de
bestuurder de mogelijkheid zijn per-
soonlijke voorkeursinstellingen op te
roepen, ook al heeft hij de auto ont-
grendeld met de afstandsbediening van
een andere bestuurder.
Via Toyota Supra Command:
1 “My Vehicle” (mijn auto) 2
“Driver profiles” (bestuurdersprofie-
len)
3 Selecteer een bestuurdersprofiel.
4 OK
• De in het geselecteerde bestuur- dersprofiel opgeslagen instellingen
worden automatisch toegepast.
• Het geselecteerde bestuurderspro-
fiel wordt toegewezen aan de
afstandsbediening die momenteel
wordt gebruikt.
• Als het bestuurders profiel al aan een
andere afstandsbediening is toege-
wezen, is dit vanaf dat moment van
toepassing op beide afstandsbedie-
ningen.
In het gastprofiel kunnen persoonlijke
instellingen worden opgeslagen die niet
in een van de drie bestuurdersprofielen
worden opgeslagen.
Via Toyota Supra Command:
1 “My Vehicle” (mijn auto)
2 “Driver profiles” (bestuurdersprofie-
len)
3 “Drive off (guest)” (wegrijden (gast))
4 OK
Het gastprofiel kan niet worden her-
noemd. Het wordt niet toegewezen aan
de op dat moment gebruikte afstands-
bediening.
Om verwarring van bestuurdersprofie-
len te voorkomen is het mogelijk om het
op dat moment gebruikte bestuurders-
profiel een eigen naam te geven.
Instellingen
Profielbeheer
Een bestuurdersprofiel selecteren
Gastprofiel
Het bestuurdersprofiel hernoemen
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 73 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM

101
4
Handleiding Supra 4-1. BEDIENING
BEDIENING
Het alarmsysteem wordt gelijktijdig met
het vergrendelen en ontgrendelen via
de afstandsbediening of het Smart
entry-systeem met st
artknop in- en uit-
geschakeld.
Als een portier wordt ontgrendeld met
de geïntegreerde sleutel en vervolgens
wordt geopend, wordt het alarmsys-
teem geactiveerd.
Stoppen van het alarm, zie blz. 102.
De achterklep kan ook worden
geopend als het alarmsysteem is inge-
schakeld.
Als de achterklep wordt gesloten, wordt
hij weer vergrendeld en vanaf dat
moment weer door het alarmsysteem
bewaakt zolang de portieren zijn ver-
grendeld. De alarmknipperlichten knip-
peren één keer. • Het controlelampje knippert om de 2
seconden: Het alarmsysteem is
ingeschakeld.
• Het controlelampje knippert onge- veer 10 seconden en vervolgens om
de 2 seconden: De bewegingssen-
sor in het interieur en de hellingsen-
sor van het alarmsysteem zijn niet
actief omdat de portieren, de motor-
kap en/of de achterklep niet goed
gesloten zijn. De te openen carros-
seriedelen worden alleen door het
alarmsysteem bewaakt als ze goed
zijn gesloten.
Als de niet goed gesloten te openen carros-
seriedelen vervolgens worden gesloten,
worden de interieurbeveiliging en de helling-
sensor ingeschakeld.
• Het controlelampje gaat uit nadat de auto is ontgrendeld: Er is geen
inbraak- of diefstalpoging gedaan.
• Na het ontgrendelen van de auto knippert het controlelampje gedu-
rende maximaal 5 minuten totdat de
Drive Ready-modus wordt ingescha-
keld: Het alarm is geactiveerd.
De hellingsensor bewaakt de hellings-
hoek van de auto.
Het alarmsysteem k an daardoor reage-
ren op bijvoorbeeld een poging om de
wielen onder de auto uit te stelen of om
de auto weg te takelen.
Het passagierscompartiment wordt
bewaakt ter hoogte van de zittingen
van de stoelen. Het alarmsysteem,
inclusief de bewegingssensor in het
In-/uitschakelen
Openen van de portieren bij
ingeschakeld alarmsysteem
Openen van de achterklep bij
ingeschakeld alarmsysteem
Controlelampje op de
binnenspiegel
Hellingsensor
Bewegingssensor in het
interieur
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page
101 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM

102
Handleiding Supra4-1. BEDIENING
interieur, werkt daardoor ook bij
geopende ruiten. Daarbij is wel vals
alarm mogelijk door bijvoorbeeld val-
lende bladeren.
Het kan voorkomen dat de hellingsen-
sor en de bewegingssensor in het inte-
rieur het alarmsysteem activeren
zonder dat er sprake is van een
inbraak- of diefstalpoging.
Mogelijke situaties waarbij vals alarm
kan voorkomen:
• In autowasplaatsen of -wasstraten.
• Bij stalling op een hefbrug.
• Bij transport per autotrein, op een
veerboot of op een autoambulance.
• Als zich huisdieren in de auto bevin- den.
• Als de auto tijdens het tanken wordt vergrendeld.
De hellingsensor en de bewegingssen-
sor in het interieur kunnen voor derge-
lijke situaties worden uitgeschakeld.
Het controlelampje brandt gedurende
ongeveer 2 seconden en gaat vervol-
gens weer knipperen.
De hellingsensor en de bewegingssen-
sor in het interieur blijven uitgeschakeld
tot de volgende keer dat de auto wordt
vergrendeld. • Ontgrendel de auto met de afstands-
bediening.
• Ontgrendel de auto met de geïnte- greerde sleutel en schakel de Drive
Ready-modus in met behulp van de
speciale ID-functie van de afstands-
bediening, zie blz. 90.
• Met Smart entry-systeem met start-
knop: pak, terwijl u de afstandsbe-
diening bij u draagt, de portiergreep
van het bestuurders- of voorpassa-
giersportier volledig vast.
Voorkomen van vals alarm
Algemeen
Uitschakelen van de hellingsensor en
de bewegingssensor in het interieur
Druk binnen 10 seconden na het
vergrendelen van de auto op de
toets op de afstandsbediening.
Stoppen van het alarm
Schakelaars ruitbediening
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Bij het bedienen van de ruiten bestaat het
risico dat er lichaamsdelen bekneld raken.
Er bestaat een kans op letsel en schade.
Houd bij het openen en sluiten van de rui-
ten het bewegingsgebied vrij.
Overzicht
Schakelaars ruitbediening
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 102 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM

151
4
Handleiding Supra 4-1. BEDIENING
BEDIENING
Druk de hendel omhoog totdat de
gewenste stand is bereikt.
Ruststand ruitenwissers, stand 0.
Regensensor, stand 1.
Normale wissnelheid, stand 2 .
Als de auto stilstaat, schakelen de ruitenwis-
sers over op intervalwerking.
Hoge wissnelheid, stand 3.
Als de auto stilstaat, schakelen de ruitenwis-
sers over op normale snelheid.
Als een rit wordt onderbroken terwijl het
ruitenwissersysteem is ingeschakeld:
als de rit wordt hervat, blijven de ruiten-
wissers op het eerder ingestelde niveau
werken.
Druk de hendel omlaag.
Uitschakelen: druk de hendel
omlaag totdat de ruststand is bereikt.
Inschakelen intervalstand: druk de
hendel omlaag vanuit de ruststand.
De hendel keert terug naar de ruststand
zodra hij losgelaten wordt.
De regensensor regelt automatisch de
werking van de ruitenwissers op basis
van de intensiteit van de regen.
De sensor is bevestigd op de voorruit,
direct vóór de binnenspiegel.
Inschakelen
Uitschakelen en intervalstand
Regensensor
Principe
Algemeen
Veiligheidsaanwijzing
OPMERKING
In autowasstraten komen de ruitenwissers
mogelijk onbedoeld in beweging als de
regensensor is ingeschakeld. Er bestaat
een kans op schade. Schakel de regen-
sensor uit in autowasstraten.
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 151 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM

152
Handleiding Supra4-1. BEDIENING
Druk de hendel eenmaal omlaag vanuit
de ruststand, pijl
1.
Het wissen wordt gestart.
De led in de ruitenwisserhendel gaat
branden.
Bij vorst wordt het wisproces mogelijk
niet gestart.
Druk de hendel terug naar de ruststand.
Draai aan het kartelwieltje om de
gevoeligheid van de regensensor in te
stellen.
Omhoog: hoge gevoeligheid van de
regensensor. Omlaag: lage gevoeligheid van de
regensensor.
Trek aan de hendel.
Vloeistof uit het sproeierreservoir wordt
op de voorruit gespoten en de ruiten-
wissers werken even.
Inschakelen
Uitschakelen
Instellen van de gevoeligheid van de
regensensor
Ruitensproeier voor
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING
Bij lage temperaturen kan de ruitensproei-
ervloeistof op de voorruit bevriezen en het
zicht belemmeren. Er bestaat een kans op
ongevallen. Gebruik het sproeiersysteem
alleen als er geen kans is op bevriezing
van de ruitensproeiervloeistof. Gebruik
indien nodig antivries.
OPMERKING
Als het sproeierreserv oir leeg is, werkt de
sproeierpomp niet naar behoren. Er
bestaat een kans op schade. Gebruik het
sproeiersysteem niet als het sproeierre-
servoir leeg is.
Reinigen van de voorruit
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 152 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM

185
4
Handleiding Supra 4-1. BEDIENING
BEDIENING
Mogelijk gaan de koplampen ook bran-
den wanneer de zon laag staat tegen
een blauwe hemel.
Als het dimlicht handmatig is ingescha-
keld, wordt de auto
matische verlichting
gedeactiveerd.
De led in de toets gaat branden.
Ook bij de automatische verlichting
moet u zelf de lichtcondities beoorde-
len.
De sensoren kunnen bijvoorbeeld geen
mist of nevel herkennen. Schakel in
dergelijke gevallen de verlichting hand-
matig in.
Wanneer het bestuurdersportier wordt
geopend terwijl de Drive Ready-modus
is uitgeschakeld, wordt de exterieurver-
lichting na een bepaalde tijd automa-
tisch uitgeschakeld. Het stadslicht kan alleen worden inge-
schakeld bij lage snelheden.
De auto wordt rondom verlicht.
Laat het stadslicht niet gedurende lan-
gere tijd branden, omdat de accu ontla-
den kan raken en het wellicht niet
langer mogelijk is om de Drive
Ready-modus in te schakelen.
Na het inschakelen van de Drive
Ready-modus wordt de automatische
verlichting geactiveerd.
Het dimlicht brandt als de Drive
Ready-modus is ingeschakeld.
Algemeen
Inschakelen
Druk op de toets van de licht-
schakelaar.
Het controlelampje in het
instrumentenpaneel gaat
branden wanneer het dimlicht
is ingeschakeld.
Beperkingen van het systeem
Stadslicht, dimlicht en
parkeerlicht
Algemeen
Stadslicht
Algemeen
Inschakelen
Druk op de toets van de licht-
schakelaar.
Het controlelampje in het
instrumentenpaneel gaat
branden.
Uitschakelen
Druk op de toets van de licht-
schakelaar of schakel de
Drive Ready-modus in.
Dimlicht
Inschakelen
Druk op de toets van de licht-
schakelaar.
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 185 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM

204
Handleiding Supra4-1. BEDIENING
1
Steek de sleutel in de opening en
druk hem indien nodig naar binnen.
2 Draai de sleutel, terwijl u hem naar
binnen drukt, zo ver mogelijk naar
de stand ON. Verwijder de sleutel
zodra de stoppositie is bereikt.
3 Zorg ervoor dat de schakelaar in de
uiterste stand staat, zodat de air-
bags worden ingeschakeld.
De voorpassagiersairbags worden
weer ingeschakeld en kunnen correct
worden geactiveerd wanneer dit nodig
is.
Het controlelampje voor de voorpassa-
giersairbags in de dakconsole geeft de
werkingsstatus van de voorpassagier-
sairbags weer.
Nadat de Drive Ready-modus is inge-
schakeld, gaat het lampje kort branden
en geeft het vervolgens weer of de air-
bags zijn ingeschakeld of uitgescha-
keld. Het actieve voetgangerveiligheidssys-
teem zorgt ervoor dat de motorkap
omhoog komt wanneer de voorzijde
van de auto tegen een voetganger
botst. Sensoren onder de bumper wor-
den gebruikt voor de signalering.
Wanneer het voetgangerveiligheidssys-
teem wordt geactiveerd, creëert het
vervormingsruimte o
nder de motorkap
voor de daaropvolgende impact tegen
het hoofd.
Inschakelen van de
voorpassagiersairbags
Controlelampje
voorpassagiersairbags
DisplayFunctie
Als de voorpassagiersairbags
zijn ingeschakeld, gaat het
controlelampje kort branden en dooft het vervolgens.
Wanneer de voorpassagier-sairbags worden uitgescha-
keld, blijft het controlelampje branden.
Actieve voetgangerveiligheid
Principe
Algemeen
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING
Het systeem kan onbedoeld worden geac-
tiveerd wanneer afzonderlijke onderdelen
van de scharnieren en motorkapvergren-
delingen worden geraakt. Er bestaat een
kans op letsel of schade. Raak de afzon-
derlijke onderdelen v an de scharnieren en
motorkapvergrendelingen niet aan.
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 204 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM

207
4
Handleiding Supra 4-1. BEDIENING
BEDIENINGHet menu voor de Toyota Supra
Safety-systemen wordt weergegeven.
Als alle Toyota Supra Safety-systemen
waren uitgeschakeld, worden alle sys-
temen nu ingeschakeld.
“Customise Settings” (persoonlijke voor-
keursinstellingen): afhankelijk van de uit-
rusting kunnen de Toyota Supra
Safety-systemen afzonderlijk worden
geconfigureerd. De afzonderlijke instel-
lingen worden ingeschakeld en opgesla-
gen voor het op dat moment gebruikte
bestuurdersprofiel. Zodra een instelling
wordt gewijzigd in het menu, worden alle
instellingen in het menu ingeschakeld.
ALL ON (alles ingeschakeld): alle
Toyota Supra Safe
ty-systemen zijn
ingeschakeld. De basisinstellingen wor-
den ingeschakeld voor de subfuncties,
bijvoorbeeld de instelling voor waar-
schuwingstijd. “Customise” (aanpassen): de Toyota
Supra Safety-systemen worden inge-
schakeld overeenkom
stig de afzonder-
lijke instellingen. Sommige Toyota
Supra Safety-systemen kunnen niet
afzonderlijk worden uitgeschakeld.
Alle Toyota Supra Safety-systemen
worden uitgeschakeld.
Het systeem kan ongevallen helpen
voorkomen. Als een ongeval niet kan
worden vermeden, helpt het systeem de
snelheid van de aanrijding te verlagen.
Het systeem waarschuwt voor het
mogelijke risico op een aanrijding en
remt indien nodig automatisch.
Het systeem wordt geregeld door de
volgende sensoren, afhankelijk van de
uitrusting:
Camera in het gebied van de bin-
nenspiegel.
Radarsensor in de voorbumper.
Vanaf snelheden van ongeveer 5 km/h
geeft het systeem in twee fasen een
waarschuwing met betrekking tot een
mogelijk risico op een aanrijding met
een voertuig. De timing van deze waar-
schuwingen verschilt mogelijk afhanke-
lijk van de actuele rijomstandigheden.
To e t sStatus
Controlelampje brandt groen:
alle Toyota Supra Safety-sys- temen zijn ingeschakeld.
Controlelampje brandt oranje: sommige Toyota Supra
Safety-systemen zijn uitge-
schakeld of op dat moment niet beschikbaar.
Controlelampje brandt niet:
alle Toyota Supra Safety-sys-
temen zijn uitgeschakeld.
Druk op de toets:
Druk herhaaldelijk op de toets.
De instelling schakelt tussen het
onderstaande:
Houd de toets ingedrukt:
Pre-Crash Safety-systeem
Principe
Algemeen
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 207 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM