226
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Het systeem is ingeschakeld maar ontvangt geen informatie over de snelheidslimiet.
De bestuurder kan, als hij dat wil, zijn snelheid aanpassen op basis van de door het systeem geleverde gegevens.
Weergave van de snelheid
1. Weergave van de snelheidslimiet.
Weergave op het head-up display
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
Weergave op het instrumentenpaneel
Zodra er informatie over de snelheidslimiet wordt ontvangen, geeft het systeem de waarde w e e r.
Met audiosysteem of touchscreen
De functie kan worden in- en uitgeschakeld in het configuratiemenu van de auto.
Rijden
230
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Inschakelen / Pause
F Draai de rolknop 1 in de stand "LIMIT": de snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (Pause).F Schakel de snelheidsbegrenzer in door op de toets 4 te drukken, als de gewenste snelheid wordt weergegeven (standaard de laatste geprogrammeerde snelheid).F U kunt de werking van de snelheidsbegrenzer tijdelijk onderbreken door nogmaals op de toets 4 te drukken: het onderbreken wordt bevestigd op het display (Pause).
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de begrenzer in te schakelen.Als de functie is geselecteerd, kunt u als volgt de waarde van de snelheid wijzigen:- druk op de toets 2 of 3 om de weergegeven snelheid te verhogen of te verlagen:F herhaaldelijk kort indrukken om te
wijzigen in stappen van + of - 1 km/h,F ingedrukt houden om te wijzigen in stappen van + of - 5 km/h.
- door, indien uw auto is uitgerust met snelheidslimietherkenning, op de toets 5 te drukken:F de zes opgeslagen snelheden worden weergegeven op het touchscreen,F druk op de toets van de door u gewenste snelheid.De waarde wordt direct weergegeven op het instrumentenpaneel.Het selectiescherm wordt na enkele seconden gesloten.
Instellen van de
maximumsnelheid (instelling)Om de snelheidsbegrenzer te kunnen inschakelen moet de ingestelde snelheid minimaal 30 km/h bedragen.Het onderbreken van de snelheidsbegrenzer geschiedt eveneens via de toets.
De geprogrammeerde snelheid kan tijdelijk worden overschreden door het gaspedaal volledig in te drukken.
Laat om terug te keren naar de ingestelde maximumsnelheid het gaspedaal los tot de wagensnelheid weer beneden de ingestelde snelheid ligt.
Rijden
234
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Onderbreken
Het onderbreken van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig met de toets, door het rem- of koppelingspedaal in te trappen of om veiligheidsredenen, door activering van de ESC.
- druk, indien uw auto is uitgerust met snelheidslimietherkenning, op de toets 5:F de opgeslagen snelheid verschijnt op het instrumentenpaneel,
F druk nogmaals op de toets 5 om de snelheid op te slaan.De waarde wordt direct op het instrumentenpaneel weergegeven.
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, kunt de werking er van tijdelijk onderbreken door op de toets 4 te drukken: op het display wordt de onderbreking aangegeven (Pause).
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, kunt u vervolgens de snelheid wijzigen:- met behulp van de toetsen 2 of 3 :F herhaaldelijk kort indrukken om te wijzigen in stappen van + of - 1 km/h,F ingedrukt houden om te wijzigen in stappen van + of - 5 km/h.
Wijzigen van de oorspronkelijke
(ingestelde) snelheid
- door, indien uw auto is uitgerust met snelheidslimietherkenning, op de toets 5 te drukken:F de zes opgeslagen snelheden worden
weergegeven op het touchscreen,F selecteer een waarde: deze verschijnt op het instrumentenpaneel.Het selectiescherm wordt na enkele seconden gesloten.De wijziging is opgeslagen.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de Road Sign Assist.
Rijden
236
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Adaptive cruise control ("CRUISE")
Dit systeem zorgt er voor dat de auto automatisch de door de bestuurder ingestelde snelheid aanhoudt.Bovendien kan dit systeem (wanneer de situatie dit toelaat) een bepaalde afstand, die u zelf kunt selecteren, tussen uw auto en de voorligger aanhouden.
Bij het afzetten van de motor wordt de status van de functie opgeslagen.
Inschakelen / uitschakelen
De rolknop voor de selectie van de snelheidsregelaar moet in de stand "CRUISE" staan, anders wordt uw commando niet uitgevoerd.De functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
Met touchscreen
1. Selecteren van de snelheidsregelaar.2. Instellen van een snelheid/verlagen van de snelheid.3. Instellen van een snelheid/verhogen van de snelheid.4. Onderbreken/hervatten van de snelheidsregeling.5. Als uw auto hiermee is uitgerust, kunt u een overzicht weergeven van de opgeslagen snelheden of snelheden opslaan die door het Road Sign Assist-systeem worden voorgesteld.6. Selectie van de afstand tot de voorligger ("Dichtb.", "Normaal", "Ver")
Bediening aan de stuurkolom
Standaard is de afstand tot de voorligger ingesteld op "Normaal".Zo niet, dan wordt de laatst ingestelde waarde gebruikt bij het inschakelen van de functie.
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
Rijden
238
MEM
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Als de regelaar is ingeschakeld, kunt u ver volgens de ingestelde kruissnelheid op de volgende manieren wijzigen:- met de toets 2 of 3:F herhaaldelijk kort indrukken om te wijzigen in stappen van + of - 1 km/h,F ingedrukt houden om te wijzigen in stappen van + of - 5 km/h.
Wijzigen van alleen de
kruissnelheid
- als uw auto is voorzien van de functie opslaan van snelheden, door te drukken op de toets 5:F de zes opgeslagen snelheden worden weergegeven op het touchscreen,F kies een snelheid: deze wordt op het instrumentenpaneel weergegeven.Na enkele ogenblikken wordt het selectiescherm gesloten.De wijziging is dan doorgevoerd.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de Road Sign Assist en in het bijzonder het opslaan in het geheugen.
Om veiligheidsredenen is het raadzaam een snelheid te selecteren die dicht bij
de actuele snelheid van uw auto ligt.
- door het indrukken van toets 5, indien uw auto is uitgerust met Road Sign Assist:F de snelheid die moet worden opgeslagen, wordt weergegeven op het instrumentenpaneel,F druk nogmaals op de toets 5 om deze snelheid op te slaan.De waarde wordt direct weergegeven op het instrumentenpaneel.
Afstand tot voorligger
Met behulp van een radar aan de voorzijde van de auto, die een bereik heeft van ongeveer 100 meter, signaleert het systeem een voorligger.Het systeem past automatisch de snelheid van uw auto aan die van de voorligger aan.Als uw voorligger langzamer rijdt, vermindert het systeem geleidelijk de snelheid van uw auto door alleen op de motor af te remmen (hetzelfde effect als bij het indrukken van de mintoets "-").Als u te dicht op uw voorligger rijdt of deze te snel nadert, wordt de adaptieve cruise control automatisch uitgeschakeld. De bestuurder wordt dan gewaarschuwd door een geluidssignaal en een melding.Als uw voorligger accelereert of van rijstrook wisselt, zorgt de adaptieve cruise control er voor dat uw auto progressief accelereert, zodat uw auto teruggaat naar de ingestelde snelheid.Als de bestuurder een richtingaanwijzer bedient om een langzamere auto in te halen, stelt de adaptieve cruise control uw auto in staat om de voorligger tijdelijk te naderen om te helpen bij de inhaalmanoeuvre. De ingestelde snelheid wordt echter nooit overschreden.
Rijden
245
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op de tijd vóór de aanrijding. Daarbij wordt rekening gehouden met de beweging van de auto, de snelheid van uw auto en die van de voorligger, de weersomstandigheden, de rijomstandigheden (in een bocht, intrappen van pedalen enz.) zodat de waarschuwing op het meest geschikte moment wordt geactiveerd.
Niveau 2 : waarschuwing door middel van visuele signalen en geluidssignalen die aangeeft dat een aanrijding dreigt.Er wordt een melding weergegeven om de bestuurder aan te sporen te remmen.
Als uw auto een voorligger te snel nadert, wordt het eerste waarschuwingsniveau mogelijk niet weergegeven: in dat geval wordt waarschuwingsniveau 2 direct weergegeven.Bovendien wordt waarschuwingsniveau 1 nooit weergegeven als de stand "Dichtb." is geselecteerd.Slechte weersomstandigheden (zeer zware regenval, opgehoopte sneeuw voor de radar en de camera) kunnen de werking van het systeem verstoren. In dat geval wordt een storingsmelding weergegeven. De functie is niet beschikbaar zolang deze melding wordt weergegeven.
Instellen van de stand voor de activering van de waarschuwing
De stand voor de activering van de waarschuwing is bepalend voor de manier waarop u wordt gewaarschuwd voor een rijdende of stilstaande voorligger, of een voetganger op uw rijstrook.U kunt uit drie standen kiezen:- "Ver" om vroeg gewaarschuwd te worden (voorzichtige rijstijl).
- "Normaal".- "Dichtb." om later gewaarschuwd te worden.
Met audiosysteem of touchscreen
De ingestelde drempel kan worden gewijzigd via het configuratiemenu van de auto met behulp van het audiosysteem of het touchscreen.
6
Rijden
247
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Uitschakelen / inschakelen
van de waarschuwing en
het remmen
Standaard wordt de functie automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Autonomous emergency
braking system with
Pedestrian Detection
Wanneer de bestuurder onvoldoende afremt om de aanrijding te voorkomen, zorgt het systeem voor voldoende remkracht.Dit gebeurt alleen als de bestuurder zelf het rempedaal intrapt.
In het geval van een storing wordt u gewaarschuwd door het branden van dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding.Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Storing
Onder de volgende omstandigheden werkt de camera mogelijk minder goed of helemaal niet:- slecht zicht (slecht verlichte weg, sneeuwval of regen, mist, enz.),- verblinding (verlichting van een tegenligger, laagstaande zon, reflectie op nat wegdek, uitrijden van een tunnel, sterke afwisseling van schaduw en licht, ...),- als het gedeelte van de voorruit voor de camera vuil, dichtgevroren of beschadigd is of is bedekt met modder, sneeuw of een sticker.Onder bepaalde weersomstandigheden van de werking van de in de voorbumper geplaatste radar verstoord raken, zoals bij opeenhoping van sneeuw, ijs, modder, enz.
Met audiosysteem of touchscreen
Dit systeem kan worden uit- of ingeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
6
Rijden
249
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Met / zonder autoradio
Inschakelen/uitschakelen
F Druk op deze knop, het verklikkerlampje er van gaat branden; het systeem is ingeschakeld.
F Druk op deze knop, het verklikkerlampje er van dooft; het systeem is uitgeschakeld.
Inschakelen van het systeem:
Uitschakelen van het systeem:
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
Storing
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto:
Met touchscreen
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Het lampje van deze knop knippert.
De toets knippert en er wordt een storing weergegeven.
Er kunnen storingen in de signalering optreden:- als de rijstrookmarkeringen weggesleten zijn en er weinig contrast is tussen het wegdek en de markeringen,- als de voorruit vuil is,- onder bepaalde extreme weersomstandigheden: mist, zware regenval, sneeuw, schaduwen, sterke zonnestraling en direct zonlicht (zeer laagstaande zon, uitrijden van een tunnel, ...).
of
De functie kan worden in- en uitgeschakeld in het configuratiemenu van de auto.
6
Rijden