388
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Wissel de banden zoals aangegeven in
de afbeelding.Vo o r
Toyota beveelt aan om de banden ongeveer
elke 10.000 km van plaats te wisselen om
een gelijkmatig slijtagepatroon en een lan-
gere levensduur van de banden te verkrij-
gen. Vergeet niet na het wisselen van de banden
het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem te initialiseren.
Uw auto is uitgerust met een banden-
spanningswaarschu
wingssysteem dat
gebruikmaakt van bandenspannings-
sensoren en -zenders om een lage
bandenspanning te signaleren voordat
deze tot problemen leidt.
De door het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem gesignaleerde
bandenspanning kan op het multi-
informatiedisplay worden weergege-
ven. ( →Blz. 119)
Als de bandenspanning onder een
bepaalde waarde komt, wordt de
bestuurder gewaarschuwd door mid-
del van een melding op het scherm
en een waarschuwingslampje.
(→Blz. 432)
WAARSCHUWING
●Gebruik geen verschillende soorten
banden (radiaalbanden, gordelbanden
met diagonaalkarkas en diagonaalban-
den) door elkaar.
●Gebruik geen zomer-, all-season- en
winterbanden door elkaar.
●Gebruik nooit banden onder uw auto die
zijn gebruikt onder een andere auto.
Door het gebruik van banden waarvan
het verleden onbekend is, loopt u extra
risico.
OPMERKING
■Rijden over onverharde wegen
Wees extra voorzichtig bij het rijden over
onverharde wegen en wegen met kuilen.
Dergelijke omstandigheden hebben moge-
lijk een verlaging van de bandenspanning
tot gevolg, waardoor de verende werking
van de banden vermindert. Bovendien
kunnen de banden zelf en de velgen en
carrosserie beschadigd raken bij het rijden
over onverharde wegen.
Wisselen van banden
A
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 388 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
389
7
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
■Periodieke controle van de banden-
spanning
Het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem vervangt de periodieke controle van de
bandenspanning niet. Controleer daarom ook
zelf regelmatig de bandenspanning.
■Bandenspanning
●Nadat het contact AAN is gezet, kan het
enkele minuten duren voordat de banden-
spanning wordt weergegeven. Het kan ook
enkele minuten duren voordat de banden-
spanning wordt weergegeven nadat de
banden op spanning zijn gebracht.
●De bandenspanning verandert met de tem-
peratuur. De weergegeven waarden kun-
nen verschillen van de waarden die met
andere bandenspanningmeters worden
gemeten.
■Situaties waarin het bandenspannings-
waarschuwingssysteem mogelijk niet
goed werkt
●Onder de volgende omstandigheden werkt
het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem mogelijk niet goed.
• Als er niet-originele Toyota-velgen zijn gemonteerd.
• Als een band is vervangen door een exem- plaar dat niet overeenkomt met de OE-
specificaties (Original Equipment).
• Als een band is vervangen door een exem- plaar dat niet de voorgeschreven maat
heeft.
• Als er sneeuwkettingen, enz. zijn gemon- teerd.
• Als de ruiten zijn voorzien van een coating die de ontvangst van de radiografische sig-
nalen nadelig beïnvloedt.
• Als de auto bedekt is met sneeuw of ijs, vooral bij de wielen of de wielkasten.
• Als de bandenspanning aanzienlijk hoger is dan de voorgeschreven waarde.
• Als er banden zonder bandenspannings- sensoren en -zenders worden gebruikt.
• Als de identificatiecode op de banden- spanningssensoren en -zenders niet is
geregistreerd in de bandenspanningswaar-
schuwingssysteem-ECU.
●In de volgende situaties kunnen de presta-
ties worden beïnvloed.
• Wanneer u in de buurt van een televisie- zendmast, elektriciteitscentrale, tanksta-
tion, radiozender, videowall, luchthaven of
andere locatie rijdt waar sterke radiogolven
of elektromagnetische velden aanwezig
zijn • Als u een draagbare radio, mobiele tele-
foon, draadloze telefoon of een ander
draadloos communicatiemiddel bij u draagt
Als de bandenpositiegegevens niet juist wor-
den weergegeven als gevolg van slechte ont-
vangst van de radiogolv en, kan de weergave
worden hersteld door verder te rijden en zo
de ontvangst van de radiogolven te verande-
ren.
●Wanneer de auto tot stilstand is gebracht,
kan het langer duren voordat de waarschu-
wing verschijnt of verdwijnt.
●Wanneer de bandenspanning snel daalt,
zoals bij een klapband, verschijnt de waar-
schuwing mogelijk niet.
■Waarschuwingen bandenspannings-
waarschuwingssysteem
De eventuele waarschuwing van het banden-
spanningswaarschuwingssysteem is geba-
seerd op de omstandigheden waaronder het
systeem geïnitialiseerd is. Daarom laat het
systeem mogelijk zelfs een waarschuwing
zien wanneer de bandenspanning niet laag
genoeg is of wanneer de druk hoger is dan
de druk die was ingesteld tijdens het initiali-
seren van het systeem.
■Verklaring bandenspanningswaarschu-
wingssysteem
→ Blz. 565
Bij het vervangen van banden of velgen
moeten de bandenspanningssensoren
en -zenders op de te monteren velgen
worden geplaatst.
Als er nieuwe bandenspanningssenso-
ren en -zenders geplaatst worden,
moeten de identificatiecodes van deze
componenten worden geregistreerd in
de bandenspanningswaarschuwings-
systeem-ECU en moet het banden-
spanningswaarsch uwingssysteem
worden geïnitialiseerd. ( →Blz. 392)
Plaatsen van bandenspan-
ningssensoren en -zenders
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 389 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
390
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
■Vervangen van banden en velgen
Als de identificatiecodes van de bandenspan-
ningssensoren en -zenders niet zijn geregis-
treerd, werkt het
bandenspanningswaarschu wingssysteem
niet correct. In dat geval gaat na ongeveer 10
minuten rijden het waarschuwingslampje
lage bandenspanning gedurende ongeveer 1
minuut knipperen en blijft het daarna branden
om aan te geven dat er een storing in het
systeem aanwezig is.
■Het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem moet worden geïni-
tialiseerd onder de volgende
omstandigheden:
Als de bandenspanning wordt gewij-
zigd (bijvoorbeeld wanneer de rij-
snelheid of de belading verandert).
Bij het wijzigen van de bandenspan-
ning omdat er een andere banden-
maat gemonteerd is.
Bij het wisselen van wielen.
Na het uitvoeren van de procedure
voor de zenderidentificatiecodere-
gistratie. (→Blz. 392)
Als het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem wordt ge ïnitialiseerd,
wordt de actuele bandenspanning als
referentiespanning beschouwd.
■Initialiseren van het bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem
1 Breng de auto op een veilige plaats
tot stilstand, zet het contact UIT en
wacht ten minste 20 minuten.
Er kan niet worden geïnitialiseerd wanneer
de auto rijdt.
2 Breng de banden op de voorge-
schreven spanning bij koude ban-
den.
Breng de banden op de voorgeschreven
spanning voor de banden in koude toestand.
Deze spanning vormt de referentiespanning
voor het bandenspannings waarschuwings-
systeem.
3 Start het brandstofcelsysteem.
4 Druk op of van de bedie-
ningstoetsen van het instrumenten-
paneel om te selecteren.
5 Druk op of om “Vehicle Set-
tings” (voertuiginstellingen) te selec-
teren en houd vervolgens
ingedrukt.
OPMERKING
■Repareren of vervangen van banden,
velgen, bandenspanningssensoren, -
zenders en ventieldopjes
●Neem voor het verwijderen en plaatsen
van wielen, banden of bandenspan-
ningssensoren en -zenders contact op
met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige omdat de bandenspan-
ningssensoren en -zenders beschadigd
kunnen raken als er niet voorzichtig
mee wordt omgegaan.
●Vergeet niet de dopjes weer op de ven-
tielen aan te brengen. Als de ventieldop-
jes niet geplaatst worden, kan er water
in de bandenspanningssensoren
terechtkomen, waardoor deze kunnen
gaan roesten. Hierdoor kunnen ze vast
gaan zitten en kan er lucht uit de ban-
den lopen.
●Vervang ventieldopjes alleen door het
voorgeschreven type ventieldopje.
Anders kunnen de dopjes vast komen te
zitten.
Initialiseren
van het bandenspannings-
waarschuwingssysteem
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 390 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
391
7
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
6Druk op of om TPWS te
selecteren en druk vervolgens op
.
7 Druk op of om “Set Pres-
sure” (ingestelde druk) te selecte-
ren. Houd vervolgens ingedrukt
tot het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat knipperen.
Er wordt een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay. Ook wordt “---” weer-
gegeven voor de bandenspanning van elke
band op het multi-informatiedisplay terwijl
het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem de positie van de band bepaalt.
8Rijd met een snelheid van ongeveer
40 km/h of hoger gedurende 10 tot
30 minuten.
Als de initialisatie is voltooid, wordt de ban-
denspanning van elke band weergegeven
op het multi-informatiedisplay.
Zelfs als er niet wordt gereden met een snel-
heid van ongeveer 40 km/h of hoger, kan de
initialisatie worden voltooid als er gedurende
langere tijde met de auto wordt gereden.
Parkeer de auto op een veilige plaats gedu-
rende ongeveer 20 minuten als de initialisa-
tie na 1 uur of langer rijden niet is voltooid en
rijd vervolgens nogmaals met de auto.
■Wanneer initialiseren
●De initialisatie wordt uitgevoerd als rijsnel-
heid ongeveer 40 km/h of hoger is.
●Voer de initialisatie uit na het op spanning
brengen van de banden.
Zorg er daarnaast voor dat de banden
koud zijn bij de initialisatie en bij het aan-
passen van de bandenspanning.
●Het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem kunt u zelf initialiseren maar afhanke-
lijk van de rijomstandigheden en de
rijomgeving kan het enige tijd duren voor-
dat de initialisatie voltooid is.
■De initialisatieprocedure
●Als u het contact tijdens de initialisatie per
ongeluk UIT hebt gezet, dan is het niet
noodzakelijk de initialisatie weer handma-
tig te starten, omdat de initialisatie automa-
tisch wordt herstart wanneer het contact de
volgende keer AAN wordt gezet.
●Als u per ongeluk de initialisatie uitvoert
wanneer initialiseren niet nodig is, breng
de banden dan op de juiste spanning wan-
neer ze koud zijn en voer de initialisatie
opnieuw uit.
●Als tijdens het bepalen van de positie van
elke band, waarbij de bandenspanningen
niet worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay, de spanning in een band
daalt, gaat het waarschuwingslampje lage
bandenspanning branden.
■Als het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem niet goed is geïnitiali-
seerd
●In de onderstaande situaties duurt het vol-
tooien van de initialisatie mogelijk langer
dan gebruikelijk of is initialisatie niet moge-
lijk. Normaliter duurt de initialisatie onge-
veer 30 minuten.
• Er wordt niet gereden met een snelheid van ongeveer 40 km/h of hoger
• Er wordt gereden op een onverharde weg
• Er wordt gereden in de buurt van andere auto's en het systeem herkent de banden-
spanningssensoren en -zenders van uw
auto niet tussen die van andere auto's
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 391 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
392
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Parkeer de auto op een veilige plaats gedu-
rende ongeveer 20 minuten als de initialisatie
na 1 uur of langer rijden niet is voltooid en rijd
vervolgens nogmaals met de auto.
●Als er tijdens de initialisatie achteruit gere-
den wordt, worden de gegevens tot dat
punt gereset. Herhaal de initialisatieproce-
dure in dat geval vanaf het begin.
●In de volgende situaties wordt de initialisa-
tie niet gestart of is de initialisatie niet goed
voltooid en werkt het systeem niet goed.
Voer de initialisatieprocedure nogmaals
uit.
• Als het waarschuwingslampje lage ban- denspanning niet 3 keer knippert wanneer
wordt geprobeerd om de initialisatie te
starten.
• Als het waarschuwingslampje lage ban- denspanning gedurende ongeveer 1
minuut knippert en vervolgens blijft bran-
den wanneer er na de initialisatie gedu-
rende ongeveer 20 minuten met de auto is
gereden.
Als de bandenspanning van elke band nog
steeds niet wordt weergegeven, laat dan de
auto controleren door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Elke bandenspanningssensor en -zen-
der is voorzien van een unieke identifi-
catiecode. Bij het vervangen van een
bandenspanningssensor en -zender is
het noodzakelijk om de identificatie-
code te registreren.
Ga als volgt te werk bij het registreren
van de identificatiecodes:
1 Breng de auto op een veilige plaats
tot stilstand, zet het contact UIT,
wacht gedurende ten minste onge-
veer 15 minuten en voer de proce-
dure uit.
2 Start het brandstofcelsysteem.
(→Blz. 180)
3 Druk op of van de bedie-
ningstoetsen van het instrumenten-
paneel om te selecteren.
4 Druk op of om “Vehicle Set-
tings” (voertuiginstellingen) te selec-
teren en houd vervolgens
ingedrukt.
5 Druk op of om TPWS te
selecteren en druk vervolgens op
.
6 Druk op of om “Change
Wheel” (wielen wijzigen) te selecte-
ren. Houd vervolgens ingedrukt
tot het waarschuwingslampje lage
bandenspanning 3 keer langzaam
knippert.
WAARSCHUWING
■Bij het initialiseren van het banden-
spanningswaarschuwingssysteem
Initialiseer het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem niet zonder eerst de
banden op de voorgeschreven spanning te
brengen. Anders kan het voorkomen dat
het waarschuwingslampje voor de lage
bandenspanning niet gaat branden terwijl
de bandenspanning te laag is, of wel gaat
branden terwijl de bandenspanning in orde
is.
Registreren van
identificatiecodes
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 392 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
393
7
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
Vervolgens wordt er een melding weergege-
ven op het multi-informatiedisplay.
Als de registratie wordt uitgevoerd, gaat het
waarschuwingslampje lage bandenspan-
ning gedurende ongeveer 1 minuut knippe-
ren en blijft het vervolgens branden. “---”
wordt op het multi-informatiedisplay weerge-
geven voor de bandenspanning van elke
band.
7Rijd gedurende ongeveer 10 tot 30
minuten met een snelheid van 40
km/h of hoger.
De registratie is voltooid wanneer het waar-
schuwingslampje lage bandenspanning
dooft en de bandenspanning van elke band
wordt weergegeven op het multi-informatie-
display.
Zelfs als er niet wordt gereden met een snel-
heid van ongeveer 40 km/h of hoger, kan de
registratie worden voltooid als er gedurende
langere tijd met de auto wordt gereden. Als
de registratie na ten minste een uur rijden
niet is voltooid, herhaal dan de procedure
vanaf het begin.
8Initialiseer het bandenspannings-
waarschuwingssysteem.
(→Blz. 390)
■Bij het registreren van identificatieco-
des
●De identificatiecoderegistratie wordt uitge-
voerd als rijsnelheid ongeveer 40 km/h of
hoger is.
●Controleer voordat u de identificatiecode-
registratie uitvoert of er zich geen velgen
met bandenspanningssensoren en -zen-
ders in de buurt van de auto bevinden.
●Initialiseer het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem nadat u de identificatieco-
des hebt geregistreerd. Als het systeem is
geïnitialiseerd voordat de identificatieco-
des zijn geregistreerd, zijn de geïnitiali-
seerde waarden ongeldig.
●De identificatiecodes kunt u zelf registre-
ren maar afhankelijk van de rijomstandig-
heden en de rijomgeving kan het enige tijd
duren voordat de registratie voltooid is.
■Annuleren van de identificatiecodere-
gistratie
●Zet, om de identificatiecoderegistratie te
annuleren nadat deze is gestart, het con-
tact UIT voordat u gaat rijden.
Als er met de auto wordt gereden nadat de
identificatiecoderegistra tie is gestart, start
dan de identificatiecoderegistratieproce-
dure nogmaals om de registratie te annule-
ren en zet het contact vóór het rijden UIT.
●Als de identificatiecoderegistratie is gean-
nuleerd, knippert het waarschuwings-
lampje lage bandenspanning gedurende
ongeveer 1 minuut wanneer het contact
AAN wordt gezet en blijft vervolgens bran-
den. Het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem werkt wanneer het
waarschuwingslampje lage bandenspan-
ning dooft.
●Als het waarschuwingslampje zelfs na
enkele minuten niet uitgaat, is de identifi-
catiecoderegistratie mogelijk niet goed
geannuleerd. Start de identificatiecodere-
gistratieprocedure nogmaals om de regis-
tratie te annuleren en zet het contact vóór
het rijden UIT.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 393 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
394
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
■Als identificatiecodes niet goed zijn
geregistreerd
●In de onderstaande situaties duurt de iden-
tificatiecoderegistratie mogelijk langer dan
gebruikelijk of is registratie niet mogelijk.
Normaliter duurt de registratie ongeveer 30
minuten.
• De auto is niet geparkeerd gedurende ten minste ongeveer 20 minuten voordat er
met de auto gereden wordt
• Er wordt niet gereden met een snelheid van ongeveer 40 km/h of hoger
• Er wordt gereden op een onverharde weg
• Er wordt gereden in de buurt van andere auto's en het systeem herkent de banden-
spanningssensoren en -zenders van uw
auto niet tussen die van andere auto's
• Er bevindt zich een wiel met bandenspan- ningssensor en -zender in of in de buurt
van de auto
Als de registratie na ten minste een uur rijden
niet is voltooid, herhaal dan de identificatie-
coderegistratie vanaf het begin.
●Als er tijdens de registratie achteruit gere-
den wordt, worden de gegevens tot dat
punt gereset. Herhaal de registratieproce-
dure in dat geval vanaf het begin.
●In de volgende situaties wordt de identifi-
catiecoderegistratie niet gestart of is de
registratie niet goed voltooid en werkt het
systeem niet goed. Voer de identificatieco-
deregistratieprocedure nogmaals uit.
• Als het waarschuwingslampje lage ban- denspanning niet 3 keer langzaam knip-
pert wanneer wordt geprobeerd om de
identificatiecoderegistratie te starten.
• Als het waarschuwingslampje lage ban- denspanning gedurende ongeveer 1
minuut knippert en vervolgens blijft bran-
den wanneer er na de identificatiecodere-
gistratie gedurende ongeveer 10 minuten
met de auto is gereden.
●Neem contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de identificatie-
coderegistratie niet kan worden voltooid na
het uitvoeren van de bovenstaande proce-
dure.
Breng de auto tot stilstand op een
veilige plaats en een stevige, vlakke
ondergrond.
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P.
Schakel het brandstofcelsysteem uit.
■Krik en gereedschap
Uw auto is niet uitgerust met een reservewiel.
Daarom is uw auto ook niet uitgerust met de
onderstaande gereedschappen voor het ver-
vangen van een band. U kunt deze aanschaf-
fen bij een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
●Wielmoersleutel
●Krik
●Krikslinger
Ver vangen van een band
Krik de auto uitsluitend op met de
krik onder een van de aangegeven
kriksteunpunten.
Als de auto wordt opgekrikt terwijl
de krik niet goed is geplaatst, kan
de auto beschadigd raken of van
de krik vallen en ernstig letsel ver-
oorzaken.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige als het vervangen van de
band moeilijk gaat.
Voor het opkrikken van de auto
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 394 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
397
7
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
2Plaats het wiel en draai elke wiel-
moer met de hand ongeveer in
dezelfde mate vast.
Draai de wielmoeren zover vast totdat de
sluitringen contact maken met de velg.
Ruitensproeiers
Ve l g
3 Laat de auto zakken.
4 Draai iedere moer twee of drie keer
aan in de volgorde die in de afbeel-
ding is aangeven.
Aanhaalmoment:
140 Nm (14,3 kgm, 103 ft•lbf)A
B
WAARSCHUWING
■Bij het plaatsen van het wiel
Het niet opvolgen van deze voorzorgs-
maatregelen kan ertoe leiden dat de wiel-
moeren losraken, waardoor het wiel van
de auto af kan lopen, wat kan leiden tot
ernstig letsel.
●Breng nooit olie of vet aan op de wiel-
bouten of -moeren.
Door het gebruik van olie of vet worden
de wielmoeren mogelijk te vast aange-
draaid waardoor de bouten of de velg
beschadigd kunnen raken. Bovendien
kunnen door gebruik van olie of vet de
wielbouten of wielmoeren loslopen,
waardoor het wiel los kan raken en een
ernstig ongeval kan ontstaan. Verwijder
olie of vet van de wielbouten of wiel-
moeren.
●Laat zo spoedig mogelijk na het vervan-
gen van een wiel de moeren met een
aanhaalmoment van 140 Nm (14,3 kgm,
103 ft.lbf) vastzetten.
●Plaats een beschadigde wieldop niet
opnieuw, omdat deze tijdens het rijden
los kan raken.
●Gebruik bij het aanbrengen van een wiel
uitsluitend wielmoeren die speciaal zijn
ontworpen voor het desbetreffende wiel.
●Bij gescheurde of vervormde bouten,
schroefdraad van moeren of boutgaten
van het wiel, dient de auto te worden
gecontroleerd door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
OPMERKING
■Repareren of vervangen van banden,
velgen, bandenspanningssensoren, -
zenders en ventieldopjes
→ Blz. 390
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 397 Friday, November 6, 2020 11:27 AM