323
5
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
■Automatisch knipperende alarm-
knipperlichten achter (indien aan-
wezig)
De radarsensoren opzij achter signale-
ren auto's achter u in dezelfde rijstrook.
Wanneer het systeem oordeelt dat de
kans op een aanrijding van achteren
groot is, gaan de alarmknipperlichten
snel knipperen om de bestuurder van
de auto achter u te waarschuwen.
Tegelijkertijd wordt er een melding
weergegeven op het multi-informatie-
display om de bestuurder te informeren
over de achteropkomende auto.
■Noodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt
ingetrapt, gaan de remlichten automa-
tisch knipperen om het achteropko-
mende verkeer te waarschuwen.
■Secondary Collision Brake
Als de airbagsensor een aanrijding sig-
naleert en het systeem in werking is,
worden de remmen en remlichten auto-
matisch geregeld om de rijsnelheid te
verlagen en te helpen de kans op ver-
dere schade ten gevolge van een
tweede aanrijding te verkleinen.
■Als het TRC/VSC/ABS-systeem in wer-
king is
Het controlelampje Traction Control knippert
wanneer het TRC/VSC/ABS-systeem in wer-
king is.
■Uitschakelen van het TRC-systeem
Als u met uw auto vast komt te zitten in mod-
der of sneeuw, kan het TRC-systeem het
aandrijfvermogen van het brandstofcelsys-
teem naar de wielen beperken. Als u op
drukt om het systeem uit te schakelen, kunt u
de auto waarschijnlijk gemakkelijker los krij-
gen door te ‘schommelen’.
Schakel het TRC-systeem uit door snel
in te drukken en weer los te laten.
“Traction Control Turned OFF” (tractiecon-
trole UIT) wordt op het multi-informatiedis-
play weergegeven.
Druk nogmaals op om het systeem
weer in te schakelen.
Auto's met linkse besturing
Auto's met rechtse besturing
“Traction Control Turned OFF” (Traction
Control uitgeschakeld)
A
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 323 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
325
5
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
■Geluiden en trillingen tijdens de wer-
king van de Active Cornering Assist
Tijdens de werking van de Active Cornering
Assist kunnen geluiden en trillingen vanuit
het remsysteem worden waargenomen, maar
deze duiden niet op een storing.
■Geluid EPS
Wanneer het stuurwiel bediend wordt, kan
het geluid van een elektromotor (zoemend
geluid) hoorbaar zijn. Dit is normaal en duidt
niet op een storing.
■Automatisch opnieuw inschakelen van
de TRC- en VSC-systemen
Als de TRC- en VSC-systemen zijn uitge-
schakeld, worden deze automatisch opnieuw
ingeschakeld in de volgende situaties:
●Als het contact UIT wordt gezet
●Als alleen het TRC-systeem wordt uitge-
schakeld, wordt de TRC weer ingescha-
keld zodra de rijsnelheid toeneemt.
Als zowel het TRC- als het VSC-systeem
is uitgeschakeld, worden deze niet auto-
matisch weer ingeschakeld als de rijsnel-
heid toeneemt.
■Werkingsvoorwaarden van de Active
Cornering Assist
Het systeem werkt wanneer het volgende
zich voordoet.
●De TRC/VSC kan in werking treden
●De bestuurder probeert tijdens het rijden in
een bocht te accelereren
●Het systeem signaleert dat de auto naar de
buitenkant van de bocht uitwijkt
●Het rempedaal wordt losgelaten
■Gereduceerde bekrachtiging door het
EPS-systeem
De mate van bekrachtiging door het EPS-
systeem wordt gereduceerd om het systeem
tegen oververhitting te beschermen als er
gedurende langere tijd veel stuurbewegingen
worden uitgevoerd. Hierdoor kan de bestu-
ring zwaar aanvoelen. Probeer als dat het
geval is minder frequent te sturen of breng de
auto tot stilstand en schakel het brandstofcel-
systeem UIT. Het EPS-systeem moet binnen
10 minuten weer normaal werken.
■Werkingsvoorwaarden Secondary Colli-
sion Brake
Het systeem werkt als de airbagsensor een
aanrijding signaleert terwijl de auto in bewe-
ging is. Het systeem werkt echter niet onder
de volgende omstandigheden.
●Als wordt gereden met lage snelheid
●Er zijn componenten beschadigd
■Automatisch uitschakelen Secondary
Collision Brake
Het systeem wordt automatisch uitgescha-
keld in een van de volgende situaties.
●De rijsnelheid is gedaald tot een bepaalde
snelheid
●Er verstrijkt een bepaalde tijd tijdens de
werking
●Het gaspedaal wordt flink ingetrapt.
■Werkingsvoorwaarden voor de automa-
tisch knipperende alarmknipperlichten
achter
Als aan de volgende twee voorwaarden
wordt voldaan, werken de automatisch knip-
perende alarmknipperlichten achter:
●Het snelheidsverschil tussen uw auto en
het achteropkomende voertuig ligt tussen
ongeveer 30 en 100 km/h.
●U rijdt met een snelheid van ongeveer 10
km/h of lager of met een willekeurige snel-
heid met ingetrapt rempedaal.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 325 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
326
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Situaties waarin de automatisch knippe-
rende alarmknipperlichten achter
mogelijk niet goed werken
●In de volgende situaties signaleert het sys-
teem een achteropkomend voertuig moge-
lijk niet goed:
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd door- dat de sensor of de omgeving ervan is
blootgesteld aan hevige schokken
• Wanneer de sensor of de omgeving ervan op de achterbumper is bedekt door mod-
der, sneeuw of ijs of wanneer er een stic-
ker op is geplakt
• Bij het rijden op een nat wegdek als gevolg van slecht weer, zoals zware regenval,
sneeuw, of mist
• Bij het op- en afrijden van opeenvolgende steile hellingen, zoals heuvels, dalingen in
de weg, enz.
• Als het achteropkomende voertuig uw auto niet recht van achteren nadert
• Als het achteropkomende voertuig van onder een hoek nadert
• Als een auto plotseling opduikt achter uw auto
• Als het achteropkomende voertuig wordt omgeven door andere voertuigen
• Wanneer een fietsendrager of een ander accessoire op de achterzijde van uw auto
is gemonteerd
●In de volgende situaties werkt het systeem
mogelijk, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd door- dat de sensor of de omgeving ervan is
blootgesteld aan hevige schokken
• Als uw auto wordt omgeven door andere voertuigen
• Als uw auto stopt om af te slaan op een kruising, enz. en een voertuig uw auto
recht van achteren passeert
• Als uw auto stilstaat langs de kant van de weg, enz. en een voertuig vlak langs uw
auto rijdt
• Als een achteropkomend voertuig uw auto dicht nadert voordat het u inhaalt
• Als een achteropkomend voertuig uw auto plotseling te dicht nadert
■Als “FHL Not Available” (FHL niet
beschikbaar) wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
De functie automatisch knipperende alarm-
knipperlichten achter is onderbroken.
In dat geval zit er mogelijk ijs, sneeuw, mod-
der, enz. rond de sensor in de bumper.
( → Blz. 258) Na het verwijderen van het ijs,
de sneeuw, de modder, enz. van de achter-
bumper moet het systeem weer normaal
gaan werken. Ook werken de sensoren
mogelijk niet normaal bij extreem warm of
koud weer.
■Voorwaarden voor werking noodstop-
signaal
Als aan de volgende drie voorwaarden wordt
voldaan, werkt het noodstopsignaal:
●De alarmknipperlichten zijn uit
●De werkelijke rijsnelheid is hoger dan 55
km/h
●Het rempedaal wordt op zo'n manier inge-
trapt dat het systeem op basis van de
deceleratie van de auto oordeelt dat het
om een noodstop gaat
■Automatisch uitschakelen van nood-
stopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de volgende
situaties uitgeschakeld:
●De alarmknipperlichten worden ingescha-
keld
●Het rempedaal wordt losgelaten
●Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het niet om
een noodstop gaat
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 326 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
328
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
WAARSCHUWING
■Secondary Collision Brake
Vertrouw niet uitsluitend op de Secondary
Collision Brake. Dit systeem is ontworpen
om te helpen de kans op verdere schade
ten gevolge van een tweede aanrijding te
verkleinen, maar het effect is afhankelijk
van diverse omstandigheden. Te veel ver-
trouwen op het systeem kan ernstig letsel
tot gevolg hebben.
■Vervangen van banden
Controleer of alle banden dezelfde maat
hebben, van hetzelfde merk zijn en het-
zelfde profiel en draagvermogen hebben.
Controleer verder of alle banden de aan-
bevolen spanning hebben.
Het ABS-, TRC- en VSC-systeem werken
niet goed als er verschillende banden
onder de auto gemonteerd zijn.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige voor meer infor-
matie over het vervangen van de wielen of
banden.
■Omgaan met banden en wielop-
hanging
Problemen met de banden of wijzigingen
aan de wielophanging hebben een nega-
tief effect op de ondersteunende systemen
en kunnen een storing veroorzaken.
■Omgaan met de radarsensor opzij
achter (auto's met automatisch knip-
perende alarmknipperlichten achter)
→ Blz. 258
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 328 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
330
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-6. Rijtips
Voer, afhankelijk van de omstandighe-
den, de volgende handelingen uit:
Probeer een vastgevroren ruit niet
met kracht te openen en zet de rui-
tenwissers niet aan als deze vastge-
vroren zijn. Giet warm water over het
bevroren gedeelte om het ijs te laten
smelten. Veeg het water direct weg
om te voorkomen dat het bevriest.
Verwijder de eventueel aanwezige
sneeuw van de luchtinlaten voor de
voorruit om zeker te kunnen zijn van
een juiste werking van de aanjager
van het aircond itioningsysteem.
Controleer of er sprake is van ijs- of
sneeuwophopingen op de verlichting
aan de buitenzijde, op het dak, op
het chassis, rond de banden of op
de remmen, en verwijder deze
indien dat het geval is.
Verwijder sneeuw en modder van de
onderzijde van uw schoenen voordat
u in de auto stapt. Verhoog de snelheid geleidelijk, houd
een veilige afstand tussen u en uw
voorligger en pas de snelheid aan aan
de conditie van de weg.
Parkeer de auto en zet de selectiehen-
del in stand P, maar activeer de par-
keerrem niet. De parkeerrem kan
vastvriezen en bij het deactiveren niet
vrij komen. Blokkeer bij het parkeren
van de auto de wielen zonder de par-
keerrem te gebruiken.
Het niet in acht nemen hiervan kan
gevaarlijk zijn omdat de auto onver-
wacht in beweging kan komen, hetgeen
kan leiden tot een ongeval.
Gebruik de juiste maat sneeuwkettin-
gen.
De maat van de sneeuwkettingen is
afgestemd op de bandenmaat.
Zijketting (diameter 3 mm)
Dwarsketting (diameter 4 mm)
OPMERKING
■Repareren of vervangen van winter-
banden
Laat winterbanden repareren of vervangen
door een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige of door een bandenspecialist.
Het verwijderen en plaatsen van winter-
banden heeft namelijk invloed op de wer-
king van de bandenspanningssensoren en
-zenders.
Voordat u met de auto gaat
rijden
Tijdens het rijden
Bij het parkeren
Kiezen van sneeuwkettingen
A
B
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 330 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
331
5
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-6. Rijtips
Rijden
De wetgeving met betrekking tot het
gebruik van sneeuwkettingen verschilt
per land en per soort weg. Stel u op de
hoogte van lokale voorschriften alvo-
rens sneeuwkettingen te monteren.
■Monteren van sneeuwkettingen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht bij het monteren en verwijderen van
sneeuwkettingen:
●Monteer en verwijder de sneeuwkettingen
op een veilige locatie.
●Monteer de sneeuwkettingen op de achter-
wielen. Gebruik geen sneeuwkettingen om
de voorwielen.
●Plaats sneeuwkettingen zo strak mogelijk
om de achterwielen. Zet de sneeuwkettin-
gen na 0,5 - 1 km opnieuw vast.
●Monteer de sneeuwkettingen volgens de
meegeleverde gebruiksaanwijzing.
Om de ruitenwissers voor te kunnen
optillen wanneer er veel sneeuw of
vorst wordt verwacht, moeten de ruiten-
wissers voor met de ruitenwisserhendel
vanuit de ruststand in de servicestand
gezet worden. ( →Blz. 209)
Wetgeving met betrekking
tot het gebruik van
sneeuwkettingen
OPMERKING
■Monteren van sneeuwkettingen
Als er sneeuwkettingen gemonteerd zijn,
werken de bandenspanningssensoren en -
zenders mogelijk niet goed.
Ruitenwissers voor
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 331 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
369
7
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
7-1. Onderhoud en verzorging
Onderhoud en verzorging
●Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht om de lak tegen beschadiging te
beschermen.
• Gebruik geen zuurhoudende of alkalische middelen of schuurmiddelen
• Gebruik geen harde borstels
• Reinig de velgen niet met reinigingsmidde- len als de velgen, bijvoorbeeld na het rij-
den of stilstaan bij warm weer, nog warm
zijn
■Bumpers
Gebruik geen schuurmiddelen.
■Waterafstotende laag zijruiten voor
●De volgende voorzorgsmaatregelen kun-
nen de effectiviteit van de waterafstotende
laag vergroten:
• Verwijder regelmatig vuil van de zijruiten
voor.
• Zorg ervoor dat vuil en stof zich niet gedu- rende langere periodes op de ruiten kun-
nen verzamelen.
Reinig de ruiten zo snel mogelijk met een
zachte, vochtige doek.
• Gebruik voor het reinigen van de ruiten geen was of ruitenreinigers met schuur-
middelen.
• Gebruik geen metaalhoudende voorwer- pen om condens te verwijderen.
●Wanneer de waterafstotende werking niet
meer voldoende is, kan de laag worden
gerepareerd. Neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste deskundige.
■Verchroomde delen
Als het vuil niet kan worden verwijderd, reinig
de onderdelen dan als volgt:
●Gebruik een zachte doek en sop met
ongeveer 5% neutraal reinigingsmiddel om
het vuil te verwijderen.
●Veeg daarna het resterende vocht van het
leder af met een droge, schone doek.
●Gebruik met alcohol natgemaakte doekjes
o.i.d. om olieresten te verwijderen.
■Dakfolie (auto's met elektrisch bedien-
baar zonnescherm)
●Verwijder vogelpoep of olie direct met een
neutraal reinigingsmiddel.
●Wanneer er iets op de folie bevestigd is
geweest en sporen heeft achtergelaten.
De kleine sporen kunnen worden verwij-
derd door deze met een föhn te verwar-
men.
●Breng geen andere folies aan op deze
folie.
●Gebruik geen was met schuurmiddelen.
●Neem voor reparaties aan de folie contact
op met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
WAARSCHUWING
■Bij het wassen van de auto
Zorg dat er geen water in de ruimte van de
brandstofcelmodule komt. Anders kunnen
de elektrische componenten, enz. vlam
vatten.
■Bij het wassen van de voorruit
Zet de ruitenwisserschakelaar in de stand
OFF.
Als de ruitenwisserschakelaar in de stand
AUTO staat, kunnen de ruitenwissers in
de volgende gevallen onverwacht in wer-
king treden. Hierdoor kunnen uw handen
bekneld raken en kunt u ernstig letsel
oplopen, en hierdoor kunnen de ruitenwis-
serbladen beschadigd raken.
Uit
AUTO
●Wanneer het bovenste deel van de
voorruit waar de regensensor is
geplaatst met de hand wordt aange-
raakt
●Wanneer een natte doek of iets derge-
lijks in de buurt van de regensensor
wordt gehouden
●Als iets tegen de voorruit stoot
A
B
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 369 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
370
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
7-1. Onderhoud en verzorging
WAARSCHUWING
●Als u het regensensorhuis aanraakt of
als iets in aanraking komt met de regen-
sensor
■Voorzorgsmaatregelen met betrek-
king tot de achterbumper
Als de lak van de achterbumper is geschil-
ferd of bekrast, werken de onderstaande
systemen mogelijk niet goed. Neem, als
dit gebeurt, contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
●BSM (indien aanwezig)
●Automatisch knipperende alarmknipper-
lichten achter (indien aanwezig)
●RCTA (indien aanwezig)
●PKSB (indien aanwezig)
OPMERKING
■Aantasting van de lak en corrosie
van de carrosserie en onderdelen
(lichtmetalen velgen, enz.) voorko-
men
●Was de auto zo spoedig mogelijk:
• Na het rijden in een kustgebied
• Na het rijden over gepekelde wegen
• Als er zich teer of boomsappen op de lak bevinden
• Als er zich dode insecten, insecten- of vogelpoep op de lak bevinden
• Na het rijden in gebieden waar sprake is van veel rook, stof, ijzerdeeltjes of che-
mische stoffen
• Als de auto erg vuil is geworden van stof of modder
• Als er brandstof op de lak is gemorst
●Als de lak is geschilferd of bekrast, laat
deze dan direct herstellen.
●Verwijder vuil van de velgen en berg ze
op een droge plaats op om te voorko-
men dat de velgen tijdens de opslag
gaan corroderen.
■Schoonmaken van de verlichting aan
de buitenzijde
●Was deze met de nodige voorzichtig-
heid. Gebruik geen organische oplos-
middelen en borstel ze ook niet af met
een harde borstel.
Dit kan het oppervlak van de lampen
beschadigen.
●Breng geen was aan op de lenzen.
Was kan het lampglas beschadigen.
■Bij het wassen van de auto in een
wasstraat
Zet de ruitenwisserschakelaar in stand
OFF.
Als de ruitenwisserschakelaar in stand
AUTO staat, kunnen de ruitenwissers in
werking treden waardoor de ruitenwisser-
bladen beschadigd kunnen raken.
■Bij het wassen van de auto
Verwijder de dop van de tank in de auto
niet en zorg dat er geen water over de tank
stroomt. Als er water in de tank terecht-
komt, kan er schade ontstaan.
■Reinigen met een hogedrukreiniger
●Stel de camera of de omgeving ervan
tijdens het wassen van de auto niet
bloot aan sterke waterstralen uit een
hogedrukreiniger. Door de kracht van de
waterstralen werkt het apparaat moge-
lijk niet goed meer.
●Spuit geen water rechtstreeks op de
radarsensor die achter het embleem is
aangebracht. Anders kan het systeem
beschadigd raken.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 370 Friday, November 6, 2020 11:27 AM