420
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Instellen
1 Druk op of van de bedie-
ningstoetsen van het instrumentenpaneel
en selecteer
2 Druk op of van de bedie-
ningstoetsen van het instrumentenpaneel
en selecteer . Druk vervolgens op
.
■Automatisch uitschakelen van weer-
gave verkeersborden RSA
In de volgende situaties worden een of meer
verkeersborden automatisch uitgeschakeld.
●Een nieuw verkeersbord wordt over een
bepaalde afstand niet herkend.
●De weg verandert als gevolg van een
afslag naar links of rechts, enz.
■Omstandigheden waaronder de functie
mogelijk niet goed werkt of niet goed
signaleert
In de volgende situaties werkt de RSA niet
normaal en worden verkeersborden mogelijk
niet herkend, worden onjuiste verkeersbor-
den weergegeven, enz. Dit duidt echter niet
op een storing.
●De camera voor is niet goed uitgelijnd
doordat de sensor, enz. is blootgesteld aan
hevige schokken.
●Er zit(ten) vuil, sneeuw, stickers, enz. op
de voorruit in de buurt van de camera voor.
●Onder barre weersomstandigheden, bij-
voorbeeld bij zware regenval, mist,
sneeuw of zandstormen
●Licht van een tegenligger, de zon, enz.
dringt de camera voor binnen.
●Het verkeersbord is vuil of vervaagd, staat
scheef of is krom.
●Het elektronische verkeersbord heeft wei-
nig contrast.
●Het verkeersbord gaat helemaal of gedeel-
telijk verscholen achter boombladeren, een
paal, o.i.d.
●Het verkeersbord is alleen korte tijd zicht-
baar voor de camera voor.
●De omgeving (bij afslaan, rijstrookwisse-
ling, enz.) wordt onjuist beoordeeld.
●Ook wanneer een verkeersbord niet van
toepassing is op de rijstrook waar op dat
moment op wordt gereden, staat dit bord
wel direct na een vertakking van de snel-
weg of bij een aangrenzende rijstrook net
voordat rijstroken samenkomen.
●Er zitten stickers op de achterzijde van de
voorligger.
●Er wordt een verkeersbord herkend dat lijkt
op een verkeersbord dat compatibel is met
het systeem.
●Mogelijk worden verkeersborden met de
snelheidslimiet voor parallelwegen gesig-
naleerd en weergegeven (wanneer deze in
het zicht van de camera voor staan) terwijl
de auto op de hoofdweg rijdt.
●Mogelijk worden verkeersborden met de
maximaal toegestane snelheid voor afsla-
gen van rotondes gesignaleerd en weerge-
geven (wanneer deze in het zicht van de
camera voor staan) terwijl de auto op de
rotonde rijdt.
●De voorzijde van de auto staat omhoog of
omlaag door de belading van de auto.
●De helderheid van het omgevingslicht is
niet voldoende of verandert plotseling.
●Wanneer een verkeersbord voor trucks,
enz. wordt herkend.
●Er wordt met de auto in een land gereden
waar het verkeer aan de andere kant rijdt.
●De kaartgegevens van het navigatiesys-
teem zijn niet meer up-to-date.
●Het navigatiesysteem werkt niet.
●De snelheidsinformatie die op het instru-
mentenpaneel wordt weergegeven ver-
schilt mogelijk van de informatie die wordt
weergegeven op het navigatiesysteem als
gevolg van de gebruikte kaartgegevens
van het navigatiesysteem.
■Weergave verkeersbord snelheidslimiet
Als het contact de laatste keer UIT werd
gezet terwijl er een verkeersbord met de
maximaal toegestane snelheid op het
multi-informatiedisplay werd weergegeven,
wordt datzelfde verkeersbord weer weerge-
geven wanneer het contact AAN wordt gezet.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12N21E.book Page 420 Thursday, October 24, 2019 2:54 PM
425
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
■Motorkap
●Als de motor is uitgezet door het Stop &
Start-systeem en de motorkap wordt
geopend, slaat de motor af en kan de
motor niet worden gestart door de automa-
tische motorstartfunctie. Start in dat geval
de motor volgens de normale startproce-
dure. (
→Blz. 319, 320)
●Zelfs als de motorkap wordt gesloten nadat
de motor is gestart terwijl de motorkap was
geopend, werkt het Stop & Start-systeem
niet. Sluit de motorkap, zet het contact UIT,
wacht ten minste 30 seconden en start ver-
volgens de motor.
■Gebruik van het Stop & Start-systeem
●Zet het contact UIT en zet de motor volle-
dig uit wanneer de auto voor langere tijd
wordt stilgezet.
●Wanneer het systeem niet werkt, wordt
geannuleerd of een storing heeft, worden
waarschuwingsmeldingen en een waar-
schuwingszoemer gebruikt om de bestuur-
der te informeren. ( →Blz. 426)
●Als de motor is uitgezet door het Stop &
Start-systeem en de startknop wordt inge-
drukt, slaat de motor af en kan de motor
niet worden gestart door de automatische
motorstartfunctie. Start in dat geval de
motor volgens de normale startprocedure.
(→ Blz. 319, 320)
●Wanneer de motor wordt herstart door het
Stop & Start-systeem, is de accessoireaan-
sluiting mogelijk tijdelij k niet bruikbaar. Dit
duidt echter niet op een storing.
●Het plaatsen en verwijderen van elektri-
sche onderdelen en draadloze apparaten
is mogelijk van invloed op het Stop &
Start-systeem. Neem voor meer informatie
contact op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
●Als de motor wordt herstart door het Stop &
Start-systeem, kan de besturing van de
auto zwaarder aanvoelen.
■Als de voorruit is beslagen terwijl de
motor is uitgezet door het Stop &
Start-systeem
Schakel de voorruitverwarming in. (De motor
wordt gestart door de automatische startfunc-
tie van de motor.): →Blz. 568, 573
Druk als de voorruit blijft beslaan op de uit-
schakeltoets van het Stop & Start-systeem
om het systeem uit te schakelen.
■Airconditioning terwijl de motor door
het Stop & Start-systeem is uitgescha-
keld
●Als de airconditioning wordt gebruikt in de
automatische stand, wordt de aanjager-
snelheid mogelijk beperkt of wordt de aan-
jager uitgeschakeld te rwijl de motor is
uitgeschakeld door he t Stop & Start-sys-
teem om veranderingen in de temperatuur
in de auto te beperken.
●Schakel het Stop & Start-systeem uit door
de uitschakeltoets van het Stop &
Start-systeem in te drukken om de presta-
ties van de airconditioning te garanderen
als de auto stilstaat.
■Wanneer er een geur vrijkomt uit de air-
conditioning als de motor is uitgezet
door het Stop & Start-systeem
Auto's met een handmatig bediende aircondi-
tioning: Als de tijd voor uitschakeling bij stil-
stand is ingesteld op “Extended” (verlengd),
wijzig de instelling dan in “Standard” (stan-
daard).
Wanneer er een geur vrijkomt wanneer “Stan-
dard” (standaard) is geselecteerd, druk dan
op de uitschakeltoets van het Stop &
Start-systeem om het Stop & Start-systeem
uit te schakelen.
Auto's met automatische airconditioning:
Druk op de uitschakeltoets van het Stop &
Start-systeem om het Stop & Start-systeem
uit te schakelen.
■Wijzigen van de tijd voor uitschakeling
bij stilstand bij ingeschakelde aircondi-
tioning
De werkingsduur van het Stop & Start-sys-
teem als de airconditioni ng is ingeschakeld,
kan via van het multi-informatiedisplay
( → Blz. 123) worden gewijzigd. (De werkings-
duur van het Stop & Start-systeem als de air-
conditioning is uitgeschakeld, kan niet
worden gewijzigd.)
■Wanneer er een zoemer klinkt
Auto's met Multidrive CVT: Als het bestuur-
dersportier wordt geopend terwijl de motor is
uitgezet door het Stop & Start-systeem en de
selectiehendel in D staat, klinkt er een zoe-
mer en gaat het controlelampje Stop & Start
knipperen. Sluit het bestuurdersportier om de
zoemer te stoppen.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12N21E.book Page 425 Thursday, October 24, 2019 2:54 PM
426
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Beveiligingsfunctie van het Stop &
Start-systeem
●Als het volume van het audiosysteem hoog
staat, wordt het geluid van het audiosys-
teem mogelijk plotseling uitgeschakeld om
het stroomverbruik te beperken. Stel het
volume van het audiosysteem op een
gematigd niveau in om te voorkomen dat
het audiosysteem wordt uitgeschakeld.
Zet, als het audiosysteem wordt uitgescha-
keld, het contact UIT, wacht gedurende ten
minste 3 seconden en zet vervolgens het
contact in stand ACC of AAN om het
audiosysteem weer in te schakelen.
●Het audiosysteem wordt mogelijk niet inge-
schakeld wanneer de accukabels zijn los-
genomen en weer aangesloten. Zet als dit
gebeurt het contact UIT en herhaal de
onderstaande procedure tweemaal om het
audiosysteem normaal
in te schakelen.
• Zet het contact AAN en vervolgens UIT.
■Batterij vervangen
→ Blz. 705
■Weergeven van de informatie van het
Stop & Start-systeem
→ Blz. 129
■Meldingen multi-informatiedisplay
In de volgende gevallen kunnen en een
melding worden weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
●Wanneer de motor niet kan worden uitge-
schakeld door het Stop & Start-systeem “Press Brake Harder to Activate” (trap
het rempedaal verder in om te activeren)
• Het rempedaal wordt niet ver genoeg inge- trapt.
→ Als het rempedaal verder wordt ingetrapt,
werkt het systeem.
“Non-Dedicated Battery.” (niet-speci-
fieke batterij)
• Er is mogelijk een niet-specifieke batterij voor het Stop & Start-systeem geplaatst.
→ Het Stop & Start-systeem werkt niet. Laat
de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige. “Battery Charging” (accu aan het opla-
den)
• De accu is mogelijk bijna leeg.
→ Het uitschakelen van de motor is tijdelijk
niet mogelijk om voorrang te geven aan het
laden van de accu, maar als de motor kort-
stondig draait, wordt het uitschakelen van de
motor toegestaan.
• Er wordt mogelijk een onderhoudslaadpro- cedure uitgevoerd, bijvoorbeeld wanneer
de accu periodiek wordt opgeladen enige
tijd nadat de accupolen zijn losgenomen
en weer aangesloten, enige tijd nadat de
accu is vervangen, enz.
→ Wanneer de onderhoudslaadprocedure na
ongeveer 5 - 60 minuten is voltooid, kan het
systeem worden bediend.
• Gedurende lange tijd continu weergegeven
→ De accu kan verouderd zijn. Neem voor
meer informatie contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
“Stop & Start System Unavailable” (Stop
& Start-systeem niet beschikbaar)
• Het Stop & Start-systeem is tijdelijk uitge- schakeld.
→ Laat de motor kortstondig draaien.
• De motor is mogelijk herstart terwijl de motorkap was geopend.
→ Sluit de motorkap, zet het contact UIT,
wacht ten minste 30 seconden en start ver-
volgens de motor.
“Preparing to Operate” (voorbereiden
om in werking te treden)
• De auto rijdt op grote hoogte.
• Het vacuüm van de rembekrachtiger is te laag.
→ Wanneer het vacuüm van de rembekrach-
tiger een bepaald niveau bereikt, wordt het
systeem ingeschakeld.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12N21E.book Page 426 Thursday, October 24, 2019 2:54 PM
427
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
“For Climate Control” (voor klimaatrege-
ling)
• De airconditioning wordt gebruikt wanneer de omgevingstemperatuur hoog of laag is.
→ Het systeem treedt in werking wanneer het
verschil tussen de ingestelde temperatuur en
de temperatuur in het interieur te klein is.
• De voorruitverwarming is ingeschakeld.
●Wanneer de motor automatisch wordt her-
start terwijl hij was uitgeschakeld door het
Stop & Start-systeem
“Preparing to Operate” (voorbereiden
om in werking te treden)
• Het rempedaal is dieper of pompend inge- trapt.
→ Het systeem wordt ingeschakeld als de
motor draait en het vacuüm van de rembe-
krachtiger een bepaald niveau heeft bereikt.
“For Climate Control” (voor klimaatrege-
ling)
• De airconditioning wordt ingeschakeld of gebruikt.
• De voorruitverwarming is ingeschakeld.
“Battery Charging” (accu aan het opla-
den)
• De accu is mogelijk bijna leeg.
→ De motor wordt herstart om voorrang te
geven aan het laden van de accu. Wanneer
de motor kortstondig draait, kan het systeem
herstellen.
●Wanneer de motor niet weer kan worden
gestart door het Stop & Start-systeem
“Shift to N and Press Clutch” (zet selec-
tiehendel in stand N en trap het koppelings-
pedaal in) (auto's met handgeschakelde
transmissie)
→ Terwijl de motor is uitgeschakeld door het
Stop & Start-systeem wordt de selectiehendel
in een andere stand dan de neutraalstand
gezet zonder dat het koppelingspedaal is
ingetrapt.
■Waarschuwingsmeldingen Stop &
Start-systeem
Als zich een systeemstoring voordoet, wordt
er een waarschuwingsmelding weergegeven
op het multi-informatiedisplay om de bestuur-
der te waarschuwen. ( →Blz. 672)
■Als het controlelampje uitgeschakeld
Stop & Start-systeem blijft knipperen
Er is mogelijk een storing in het systeem aan-
wezig. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING
■Als het Stop & Start-systeem is inge-
schakeld
●Trap het rempedaal in en activeer indien
nodig de parkeerrem als de motor is uit-
gezet door het Stop & Start-systeem
(het controlelampje van het Stop &
Start-systeem brandt). (Behalve wan-
neer het Brake Hold-systeem is inge-
schakeld of de auto tot stilstand komt
als gevolg van een gecontroleerde stop
tijdens het rijden met de Dynamic Radar
Cruise Control met volledig snelheids-
bereik in de afstandsregelmodus
*)
●Verlaat de auto niet als de motor is uit-
gezet door het Stop & Start-systeem
(zolang het controlelampje van het Stop
& Start-systeem brandt).
Anders kan door de automatische
motorstartfunctie een ongeval ontstaan.
●Zorg ervoor dat de motor niet wordt uit-
gezet door het Stop & Start-systeem als
de auto zich in een slecht geventileerde
ruimte bevindt. Anders kan de motor
worden gestart door de automatische
motorstartfunctie, waardoor er uitlaat-
gassen in de auto terecht kunnen
komen die zeer schadelijk kunnen zijn
voor de gezondheid.
*: Auto's met Dynamic Radar Cruise Con- trol met volledig snelheidsbereik
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12N21E.book Page 427 Thursday, October 24, 2019 2:54 PM
430
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Bedieningstoetsen instrumentenpa-
neel
In-/uitschakelen van de Blind Spot Monitor.
Indicatoren in buitenspiegel
Wanneer een auto wordt gesignaleerd in de
dode hoek van de buitenspiegels of van ach-
teren snel de dode hoek nadert, gaat de
indicator in de buitenspiegel aan die zijde
branden. Als de rich
tingaanwijzerschake-
laar wordt bediend in de richting van de zijde
waar een auto wordt gesignaleerd, gaat de
indicator in de buitenspiegel knipperen.
Controlelampje BSM
Gaat branden wanneer de Blind Spot Moni-
tor wordt ingeschakeld
■Zichtbaarheid van de indicatoren in de
buitenspiegels
Mogelijk zijn de indicatoren in de buitenspie-
gels bij fel zonlicht niet goed te zien.
■Wanneer “Blind Spot Monitor Unavaila-
ble” (Blind Spot Monitor niet beschik-
baar) wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
Er bevindt zich mogelijk ijs, sneeuw, modder,
enz. bij de sensoren op de achterbumper.
( → Blz. 442) Na het verwijderen van het ijs,
de sneeuw, de modder, enz. van de achter-
bumper moet het systeem weer normaal
gaan werken. Ook werken de sensoren
mogelijk niet normaal bij extreem warm of
koud weer.
■Wanneer “Blind Spot Monitor Malfunc-
tion Visit Your Dealer” (Storing in Blind
Spot Monitor. Ga naar uw dealer) op het
multi-informatiedisplay wordt weerge-
geven
Er zit mogelijk een storing in de sensor of de
sensor is niet goed uitgelijnd. Laat de auto
nakijken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. ( →Blz. 723)
Systeemonderdelen
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12N21E.book Page 430 Thursday, October 24, 2019 2:54 PM
445
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
●Onder de volgende omstandigheden is de
kans dat de Blind Spot Monitor onnodig
een auto en/of object signaleert groter:
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd door- dat de sensor of de omgeving ervan is
blootgesteld aan hevige schokken
• Wanneer de afstand tussen uw auto en een vangrail, muur, enz. die het detectie-
gebied binnenkomt kort is
• Bij het op- en afrijden van opeenvolgende steile hellingen, zoals heuvels, dalingen in
de weg, enz.
• Wanneer de rijstroken smal zijn of wan- neer op de rand van een rijstrook wordt
gereden en een auto die op een andere
dan de aangrenzende rijstroken rijdt het
detectiegebied binnenkomt
• Bij het rijden op wegen met scherpe boch- ten, opeenvolgende bochten of oneffenhe-
den
• Als de banden slippen of spinnen
• Wanneer er slechts weinig ruimte zit tus- sen uw auto en een auto achter u
• Wanneer een accessoire (zoals een fiet- sendrager) op de achterzijde van de auto
is gemonteerd
*: Indien aanwezig
■Soorten sensoren
Hatchback
Hoeksensoren voor
Binnenste sensoren voor
Hoeksensoren achter
Middelste sensoren achter
Zijsensoren voor (indien aanwezig)
Zijsensoren achter (indien aanwe-
zig)
Wagon
Toy o t a Pa r k i n g
Assist-sensor*
De afstand van uw auto tot objec-
ten, zoals een muur, bij het filepar-
keren en inparkeren in een garage
wordt gemeten door sensoren en
wordt doorgegeven via het
multi-informatiedisplay, het
head-up display (indien aanwezig),
het audiosysteemdisplay (indien
aanwezig) en een zoemer. Contro-
leer bij gebruik van dit systeem
ook altijd zelf de omgeving.
Systeemonderdelen
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12N21E.book Page 445 Thursday, October 24, 2019 2:54 PM
446
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Hoeksensoren voor
Binnenste sensoren voor
Hoeksensoren achter
Middelste sensoren achter
Zijsensoren voor (indien aanwezig)
Zijsensoren achter (indien aanwe-
zig)
■Weergave
Wanneer de sensoren een object, zoals
een muur, signaleren, wordt er een
afbeelding weergegeven op het
multi-informatiedisplay, het head-up
display (indien aanwezig) en het audio-
systeemdisplay (indien aanwezig) over-
eenkomstig de positie van en de
afstand tot het object.
Multi-informatiedisplay en head-up
display
Signalering hoeksensoren voor
Signalering binnenste sensor voor Signalering zijsensor voor (indien
aanwezig)
*
Signalering zijsensor achter (indien
aanwezig)
*
Signalering hoeksensoren achter
Signalering binnenste sensor achter
*: De displays van de zijsensoren worden
niet weergegeven tot de gebieden aan de
zijkant volledig zijn gescand.
Audiosysteemdisplay
Er wordt een afbeelding weergegeven wan-
neer de Toyota Parking Assist Monitor wordt
weergegeven.
Als er een object wordt gesignaleerd, ver-
schijnt er een vereenvoudigde afbeelding op
het audiosysteemdisplay.
Gebruik de bedienin gstoetsen van het
instrumentenpaneel om de Toyota Par-
king Assist-sensor in of uit te schake-
len. ( →Blz. 124)
1 Druk op of om te
selecteren.
2 Druk op of om te
selecteren en druk vervolgens op
.
Toyota Parking Assist-sensor
in-/uitschakelen
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12N21E.book Page 446 Thursday, October 24, 2019 2:54 PM
447
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Wanneer de Toyota Parking Assist-sen-
sor wordt uitgeschakeld, gaat het con-
trolelampje Toyota Parking
Assist-sensor OFF (
→Blz. 111) bran-
den.
Als het systeem is uitgeschakeld en u
het weer wilt inschakelen, selecteer
dan op het multi-informatiedisplay,
selecteer en vervolgens “On”
(aan). Als het systeem door middel van
deze methode is uitgeschakeld, wordt
het niet automatisch weer ingeschakeld
nadat het contact UIT en weer AAN is
gezet.
WAARSCHUWING
■Bij gebruik van de Toyota Parking
Assist-sensor
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht.
Anders kan een ongeval het gevolg zijn.
●Rijd als het systeem is ingeschakeld
niet harder dan 10 km/h.
●Het detectiegebied van de sensoren en
de reactietijden zijn beperkt. Controleer
tijdens het voor- of achteruitrijden of de
omgeving (vooral naast de auto) veilig is
en rijd langzaam. Regel de snelheid met
het rempedaal.
●Monteer geen accessoires binnen de
detectiegebieden van de sensoren.
●Objecten direct onder de bumper wor-
den niet waargenomen.
Smalle paaltjes of objecten die lager zijn
dan de sensor worden mogelijk niet
gesignaleerd wanneer u ze nadert, zelfs
als ze eerder wel zijn gesignaleerd.
■Zijsensoren (indien aanwezig)
In de onderstaande situaties werkt het
sonarsysteem mogelijk niet goed, waar-
door een ongeval kan ontstaan. Rijd met
de nodige voorzichtigheid.
●Obstakels worden mogelijk niet aan de
zijkanten gesignaleerd tot er kort met de
auto is gereden en de scan van de zij-
kanten is voltooid. (→ Blz. 448)
●Zelfs nadat de scan van de zijkanten is
voltooid, kunnen obstakels zoals andere
voertuigen, mensen of dieren die vanaf
opzij naderen niet worden gesignaleerd.
●Zelfs nadat de scan van de zijkanten is
voltooid, kunnen obstakels mogelijk niet
worden gesignaleerd, afhankelijk van de
situatie rondom de auto. Op dat moment
wordt de weergave van de zijsensor
(→ Blz. 446) tijdelij k uitgeschakeld.
■Wanneer moet de functie uitgescha-
keld worden
Schakel in de volgende situaties de functie
uit, omdat deze anders mogelijk zelfs
werkt als er geen kans op een aanrijding
is.
●De auto is uitgerust met een staafan-
tenne, een draadloze antenne of mist-
lampen.
●De voor- of achterbumper of een sensor
ondergaat een sterke schok.
●Als een niet-originele Toyota-wielop-
hanging (bijvoorbeeld verlaagde wielop-
hanging) is gemonteerd.
●Er zijn sleepogen geplaatst.
●Er is een kentekenplaat met achter-
grondverlichting gemonteerd.
■Als de Toyota Parking Assist-sensor
in gebruik is
Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk niet correct door een storing in
een sensor, enz. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING
●Het display van de Toyota Parking
Assist-sensor knippert of wordt continu
weergegeven en er klinkt een piepsig-
naal terwijl er geen objecten worden
gesignaleerd.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12N21E.book Page 447 Thursday, October 24, 2019 2:54 PM