2
.
.
Instrumentenpaneel 7
Waarschuwings- en verklikkerlampjes 8
M
eters
18
D
immer dashboardverlichting
2
2
Boordcomputer
22
Datum en tijd instellen
2
3
Sleutel
25
Afstandsbediening
25
Voorportieren
28
Schuifdeur(en)
28
B
ediening in geval van een accustoring
2
9
Achterklep
29
Achterdeuren
30
Dakklep
3
2
Centrale vergrendeling
3
3
Alarmsysteem
3
4
Elektrische ruitbediening
3
5Stuurwielverstelling
3
7
Spiegels
3
7
Spiegel naar achterpassagiers
3
8
Voor stoelen
3 8
Individuele voorpassagiersstoel
4
0
Multi-flex bank
4
0
Achterbank
42
Achterstoelen (5 zitplaatsen) 4 3
Achterstoelen (7 zitplaatsen) 4 6
Dubbele cabine
5
0
Modulariteit
5
2
Voorzieningen vóór
5
4
Voorzieningen
passagierscompartiment achter
5
5
Zénith-dak
56
Par fumeur
57
Plafonniers
59
Voorzieningen bagageruimte (5 zitplaatsen)
6
0
Voorzieningen achterin (7 zitplaatsen)
6
1
Voorzieningen laadruimte
6
4
Verwarming/handbediende airconditioning
6
6
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
6
7
Ontdooien en ontwasemen
7
0Lichtschakelaar
71
Automatisch inschakelen van de verlichting
7
2
LED-dagrijverlichting
72
Follow me home-verlichting
7
2
Statische bochtverlichting
73
R
ichtingaanwijzers
73
Koplampverstelling
73
Ruitenwisserschakelaar 73
Algemene aanbevelingen met betrekking
tot de veiligheid
7
6
Alarmknipperlichten
77
Claxon
77
Noodoproep of pechhulpoproep
7
7
ABS
79
BAS
7
9
ASR en DSC
7
9
Grip Control
8
0
Veiligheidsgordels
82
Airbags
85
Kinderzitjes
89
Uitschakelen airbag vóór
aan passagierszijde
9
0
ISOFIX-bevestigingen
98
Kinderbeveiliging
102
Overzicht
Instrumentenpaneel
Toegang tot de auto Ergonomie en comfort
Veiligheid
Verlichting en zicht
Eco-rijden
Inhoudsopgave
7
Instrumentenpaneel
Meters
1.Snelheidsmeter (in kilometer of mijl).
2. Display.
3. Brandstofmeter, koelvloeistof-
temperatuurmeter.
4. Toerenteller.
5. Resetten van dagteller/
onderhoudsindicator.
6. Dimmer dashboardverlichting.
Displays
Niveau 1
Niveau 2
met touchscreen
Schermen
De indeling van de informatie die op het
scherm gepresenteerd wordt, is afhankelijk van
de uitvoering van uw auto.
1
Instrumentenpaneel
22
Boordcomputer
Als een storing wordt gedetecteerdIn het geval van een tijdelijke
storing verdwijnt de waarschuwing
tijdens de volgende rit na controle
van de zelfdiagnose van het SCR-
emissieregelsysteem.
Deze lampjes gaan branden in combinatie met
een geluidssignaal en de melding "Storing
emissieregeling".
De waarschuwing wordt tijdens het rijden
gegeven zodra de storing voor de eerste keer
wordt gedetecteerd en ver volgens steeds bij
het aanzetten van het contact zolang de storing
niet is verholpen.
Tijdens de toegestane rijfase (tussen 1100
en 0
km) Als een storing in het SCR-systeem is
bevestigd (nadat 50
km is gereden ter wijl
de melding van de storing permanent wordt
weergegeven), gaan deze lampjes branden en
knippert het lampje UREA in combinatie met
een geluidssignaal en de weergave van een
melding die aangeeft hoeveel kilometer of mijl
u nog kunt rijden.
Tijdens het rijden wordt de melding elke
30
seconden weergegeven zolang de storing in
de SCR-emissieregeling niet is verholpen.
De waarschuwing wordt opnieuw weergegeven
zodra het contact wordt aangezet.
Ga zo snel mogelijk naar een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Als u dit niet doet, kan de motor niet meer
worden gestart.
Starten geblokkeerd
Elke keer dat het contact wordt aangezet, gaan
deze lampjes branden en knippert het lampje
UREA in combinatie met een geluidssignaal en
de melding "Storing emissieregeling: Starten
geblokkeerd". U hebt de limiet van de toegestane
rijfase overschreden: het
startblokkeringssysteem voorkomt dat de
motor kan worden gestart.
Om de motor weer te kunnen starten, is het
noodzakelijk dat u contact opneemt met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Dimmer dashboardverlichting
F Druk bij ingeschakelde verlichting op de knop om
de dashboardverlichting
aan te passen. Laat deze
knop los als de verlichting
de zwakste (of felste) stand
heeft bereikt en druk de
knop opnieuw in om de
verlichting feller (zwakker)
te maken.
Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte
is bereikt.
Instrumentenpaneel
34
Het systeem vergrendelt de portieren en
deuren zodra een snelheid van 10 km/h
wordt bereikt. U kunt de sloten dan horen
vergrendelen. Het lampje in de knop op het
centrale bedieningspaneel op het dashboard
gaat branden.
Als tijdens het rijden één van de portieren of
deuren wordt geopend, wordt de auto volledig
ontgrendeld.
Activeren/deactiveren van het
systeem
Druk bij aangezet contact op deze knop en
houd deze ingedrukt om de functie te activeren
of deactiveren.
Controleer als dit lampje brandt of de
portieren, achterklep, achterdeuren,
schuifdeuren en motorkap goed zijn
gesloten.
Alarmsysteem
Vergrendelen van de auto
met volledig alarm
Inschakelen van het alarm
F Zet het contact af en verlaat de auto.
F S chakel het alarm binnen vijf minuten na het
verlaten van de auto in door vergrendeling
of super vergrendeling van de auto via de
afstandsbediening. De rode LED op de
knop knippert één keer per seconde.
Uitschakelen van het alarm
F Ontgrendel de auto via de afstandsbediening of zet het contact aan.
De rode LED gaat uit.
Vergrendelen van de auto met
alleen externe beveiliging
Als u uw auto even verlaat en een ruit
gedeeltelijk open wilt laten of een huisdier in de
auto laat, dient u alleen de externe beveiliging
in te schakelen.
F
Z
et het contact af.
Afgaan van het alarm
De sirene klinkt, de richtingaanwijzers
knipperen ongeveer 30 seconden en de rode
LED knippert snel.
F
S
teek de sleutel in het contactslot en zet het
contact aan om het afgaan van het alarm te
stoppen.
Anti- over valsysteem
Vergrendelen tijdens het rijden
Als uw auto met dit systeem is uitgerust, biedt
het twee beveiligingstypen.
-
e
xterieurbeveiliging: klinkt als een van
de portieren of deuren, of de motorkap
geopend wordt.
-
i
nterieurbeveiling: klinkt als het volume in
het interieur verandert (ingeslagen ruit of
beweging in de auto).
Als uw auto is uitgerust met een tussenschot,
is de interieurbeveiliging niet actief in de
laadruimte.
F
D
ruk binnen tien seconden op de knop tot
de rode LED blijft branden.
F
V
erlaat de auto.
F
S
chakel het alarm binnen vijf minuten na het
verlaten van de auto in door vergrendeling
of super vergrendeling van de auto via de
afstandsbediening (de rode LED op de knop
knippert één keer per seconde).
Toegang tot de auto
54
Middenconsole met
opbergruimte
Deze console biedt een aanzienlijke
hoeveelheid extra opbergruimte: hij kan
ver wijderd worden en kan worden vastgeklemd
op een voetstuk dat aan de achterzijde ook
over twee bekerhouders beschikt.
Zorg er voor dat het voor werp (fles, blikje enz.)
stevig in de bekerhouder wordt geplaatst en dat
het tijdens het rijden niet kan omvallen.
Er kan in dat geval vloeistof gemorst worden,
die bij contact met schakelaars op het
dashboard en de middenconsole storingen
veroorzaakt.
Wees altijd voorzichtig.
Voorzieningen vóór
1.Onderste dashboardkastje (met of zonder
deksel).
Bovenste dashboardkastje
Dit bevindt zich in het dashboard, achter het
stuurwiel.
De uitsparing maakt het openen van het deksel
gemakkelijker. Begeleid deze tot de aanslag.
Begeleid om het te sluiten het deksel omlaag
en druk ver volgens kort op het midden er van.
Het morsen van vloeistof kan kortsluiting
veroorzaken, wat tot brand kan leiden.
Rijd nooit met een geopend
dashboardkastje wanneer een passagier
voorin zit. Bij hard remmen kan dit letsel
tot gevolg hebben. 2.
Opbergvak en flessenhouder (1,5 l).
3. Opbergvak zijkant.
4. Tassenhaak.
Hieraan kunnen alleen zachte en niet al te
zware tassen worden opgehangen.
Ergonomie en comfort
58
Verspreiding parfum instellen
Parfumeur verwijderenGeurpatroon vervangen
F Draai aan de verchroomde knop om de
hoeveelheid par fum in te stellen:
-
n
aar links voor minder,
-
n
aar rechts voor meer.
F
D
raai de verchroomde knop volledig naar
links om de par fumeur uit te schakelen. F
D
ruk de knop in en draai deze een
kwartslag naar links tot de aanslag.
F
V
er wijder de par fumeur uit het dashboard.
F
V
ervangen de geurpatroon.
De navulverpakking voor de par fumeur bestaat
uit een geurpatroon B en de afgedichte houder C
.
F
V
erwijder de beschermfolie D .
F
P
laats de kop van geurpatroon B op knop A
van de parfumeur.
F
V
erdraai de geurpatroon een kwartslag om
deze in de knop te vergrendelen en ver wijder
de houder.
F
B
reng de par fumeur op zijn plaats aan.
U kunt de geurpatronen op elk moment
vervangen en de aangesproken geurpatronen in
hun originele houder bewaren.
De knop van de par fumeur A maakt geen
deel uit van de geurpatroon. De geurpatronen
worden zonder par fumeurknop A geleverd. De knop van de par fumeur A kan alleen samen
met een geurpatroon in het multifunctionele
dak worden aangebracht.
Zorg dus altijd dat u over de knop A en een
geurpatroon beschikt.
Deze patronen zijn verkrijgbaar bij het
PEUGEOT-netwerk.
Parfumeur plaatsen
Na het aanbrengen of ver vangen van de
geurpatroon:
F
p
laats de par fumeur terug,
F
d
raai deze een kwartslag naar rechts.
Ergonomie en comfort
67
Airconditioning
De airconditioning werkt alleen bij draaiende
motor.Druk op de toets om de
airconditioning in te schakelen;
het lampje gaat branden. Druk
nogmaals op de toets om de
airconditioning uit te schakelen; het
lampje gaat uit.
De airconditioning werkt niet als de regeling
voor de luchtopbrengst is ingesteld op 0.
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
1. Comfortprogramma AUTO.
2. Temperatuurregeling bestuurderszijde/
passagierszijde.
3. Regeling luchtverdeling.
4. Regeling luchtopbrengst.
5. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie.
6. In-/uitschakelen van de airconditioning. Om het interieur maximaal te verkoelen
of te ver warmen is het mogelijk de
minimale waarde 15 of de maximale
waarde 27 te overschrijden door verder te
draaien tot respectievelijk LO of HI wordt
weergegeven.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager (of hoger) is dan
de ingestelde waarde, heeft het geen
zin om voor een optimale temperatuur
de ingestelde waarde te wijzigen. Het
systeem compenseert automatisch en zo
snel mogelijk het temperatuurverschil.
Automatische werking
Comfortprogramma AUTO
Comfortwaarde bestuurder of
voorpassagier
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op een temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit.
Dit is de normale stand van de airconditioning. F
D
ruk op deze toets. Het symbool
AUTO wordt weergegeven. Om bij koude motor de toevoer van koude lucht
te beperken, wordt de ventilatie geleidelijk op
het optimale niveau gebracht.
Voor uw comfort worden de instellingen van de
airconditioning de volgende keer dat uw auto
wordt gestart, gehandhaafd.
De automatische werking wordt uitgeschakeld
als u handmatig een instelling wijzigt (het
symbool AUTO verdwijnt).
Afhankelijk van het geselecteerde comfortniveau
regelt het systeem de luchtverdeling, de
luchtopbrengst en de luchttoevoer om het
comfort en de luchtcirculatie in het interieur
optimaal te houden. U hoeft het systeem niet
meer zelf bij te regelen.
F Draai deze knop naar links of
naar rechts om deze waarde
te verlagen of verhogen. Een
waarde van rond de 21 zorgt
voor een optimaal comfort.
Afhankelijk van uw wensen is
een waarde tussen 18 en 24
gebruikelijk.
Dek de zonnesensor op het dashboard
niet af.
3
Ergonomie en comfort
68
Handbediening
Als u dat wenst, kunt u de automatische
bediening van het systeem handmatig
aanpassen. De overige functies blijven
automatisch geregeld. Druk op de toets AUTO
om het systeem weer volledig automatisch te
laten functioneren.
Luchtverdeling
Druk deze toets herhaaldelijk in om
de luchtstroom te verdelen naar:
-
d
e voorruit,
-
d
e voorruit en de voetenruimte,
-
d
e voetenruimte,
-
de
zijventilatieroosters, de middelste
ventilatieroosters en de voetenruimte,
-
de
zijventilatieroosters en de middelste
ventilatieroosters,
Luchtopbrengst
F Druk op de knop met de kleine ventilator om de luchtopbrengst
te verlagen of op de knop met
de grote ventilator om de
luchtopbrengst te verhogen.
Op het display worden meer ventilatorbladen
opgevuld naarmate de luchtopbrengst hoger
wordt.
Uitschakelen van het systeem
F Druk op de knop met de kleine ventilator van de
luchtopbrengstregeling tot het
symbool van de ventilator is
verdwenen.
Hierdoor worden alle systeemfuncties
uitgeschakeld behalve de luchtrecirculatie
en de achterruitver warming (indien uw auto
hiermee is uitgerust). Uw ingestelde waarden
voor het comfortniveau worden nu niet meer
aangehouden en niet meer weergegeven.
Vermijd de uitgeschakelde stand voor uw eigen
comfort.
Druk op de toets grote ventilator of
de toets AUTO om het systeem weer
met de laatst ingestelde waarden in
te schakelen.
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie in het interieur
F Druk op deze toets om de lucht in het interieur te laten
recirculeren. Het symbool
van de recirculatie wordt
weergegeven.
De recirculatie van de interieurlucht dient om de
toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast
tijdelijk af te sluiten. Vermijd het te lang rijden
met ingeschakelde luchtrecirculatie om
beslagen ruiten, stank en vocht te voorkomen.
Druk nogmaals op deze toets om de toevoer
van buitenlucht weer in te schakelen.
Airconditioning AAN/UIT
F Wanneer deze knop wordt ingedrukt, zal het symbool A/C
worden weergegeven en de
airco ingeschakeld worden.
Druk nogmaals op deze toets om het koelen
van de lucht weer uit te schakelen.
De ventilatieopening in het
dashboardkastje verspreidt frisse lucht
(als de airconditioning ingeschakeld
is), afhankelijk van de instelling van de
gewenste temperatuur in het interieur en
de buitentemperatuur.
Ergonomie en comfort