Page 65 of 260

63
Verlichting en zicht
4Follow me home- en
instapverlichting
Follow me home-verlichting
Automatisch
Met de ring in de stand "AUTO" en bij weinig
licht gaat het dimlicht automatisch branden als
het contact wordt afgezet.
U kunt deze functie in- en uitschakelen en de duur van de
"follow me home-verlichting" instellen in het
menu Rijverlichting / Auto van het touchscreen.
Handmatig
► Trek bij afgezet contact de lichtschakelaar naar u toe (lichtsignaal) om de functie in en uit te
schakelen.
De handbediende follow me home-verlichting
wordt na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
Instapverlichting
Wanneer de auto wordt ontgrendeld, er weinig
licht is en de functie "Automatisch inschakelen
van de koplampen" is geactiveerd, schakelt dit
systeem automatisch bepaalde lampen aan de
buitenzijde en bepaalde lampen in het interieur
in.
U kunt deze functie in- en uitschakelen en de duur van de
instapverlichting instellen in het menu
Rijverlichting / Auto van het touchscreen.
Instapverlichting
buitenspiegels
Deze lampen verlichten de grond bij de
voorportieren zodat u gemakkelijker kunt
instappen.
De instapverlichting wordt automatisch
ingeschakeld:
– als de auto wordt ontgrendeld.– als een van de portieren wordt geopend.– als er een verzoek van de afstandsbediening
wordt ontvangen voor het lokaliseren van de
auto.
Deze gaan ook branden in combinatie
met de instapverlichting en de follow me
home-verlichting.
De verlichting dooft na 30 seconden
automatisch.
Grootlichtassistent
Als de ring in de stand " AUTO” staat,
schakelt dit systeem automatisch tussen
dimlicht en grootlicht op basis van de licht- en
verkeersomstandigheden, met behulp van een
camera aan de bovenkant van de voorruit.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het
rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk
voor de verlichting van zijn auto, voor de
aanpassing van de verlichting aan de
lichtsterkte van de omgeving, het zicht en
het verkeer, en voor het naleven van de
verkeersregels.
Het systeem wordt actief bij een
rijsnelheid hoger dan 25 km/h.
Als de snelheid lager dan 15 km/h wordt,
werkt deze functie niet meer.
Page 66 of 260

64
Verlichting en zicht
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie wordt ingesteld in het menu Rijverlichting/Auto op het
touchscreen.
De status van de functie blijft nadat het contact is
afgezet opgeslagen in het geheugen.
Werking
Als de omgeving voldoende is verlicht en/of als
de verkeerssituatie het gebruik van het grootlicht
niet toelaat:
– De dimlichten blijven branden. Deze lampjes gaan op het
instrumentenpaneel branden.
In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat:
– Het grootlicht gaat automatisch branden. Deze lampjes gaan op
het instrumentenpaneel branden.
De functie wordt uitgeschakeld als de
mistverlichting wordt ingeschakeld of als het
systeem dichte mist detecteert.
De functie wordt automatisch en direct weer
ingeschakeld als de mistverlichting wordt
uitgeschakeld of de auto niet meer in dichte mist
rijdt.
Dit lampje gaat uit als de functie wordt uitgeschakeld.
Werking onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment
zelf de verlichting omschakelen.
► Door het geven van een "lichtsignaal" wordt de werking van de functie onderbroken:• als de verklikkerlampjes "AUT O" en "Dimlicht" branden, zal het systeem
overschakelen op het grootlicht,
• als de verklikkerlampjes "AUTO" en "Grootlicht" branden, zal het systeem
overschakelen op het dimlicht.
Geef nogmaals een lichtsignaal om de functie
weer te activeren.
Er kunnen storingen in de werking van
het systeem optreden:
– bij slecht zicht (sneeuw , zware regenval enz.),– als het gedeelte van de voorruit voor de camera vuil, beslagen of afgedekt is
(bijvoorbeeld met een sticker, enz.),
– als de verlichting van uw auto wordt weerkaatst door spiegelende of reflecterende
panelen (bijvoorbeeld verkeersborden).
Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit als
het dichte mist detecteert.
Het systeem detecteert geen:
– weggebruikers die geen verlichting voeren, zoals voetgangers,– voertuigen waarvan de verlichting wordt afgeschermd (bijvoorbeeld door een vangrail
op de snelweg),
– voertuigen die zich aan de top of de voet van een steile helling, in een bocht of op een
zijweg bevinden.
Reinig de voorruit, met name het
gedeelte vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan ook
beslaan ter hoogte van de camera. Bij
vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of het dak
liggen, omdat de detectiecamera daardoor
kan worden afgedekt.
Ruitenwisserschakelaar
Verwijder onder winterse
omstandigheden sneeuw, ijs of rijp van
de voorruit, van het gebied rondom de
ruitenwisserarmen en -bladen en van de
voorruitrand alvorens de ruitenwissers in te
schakelen.
Schakel de ruitenwissers niet in als de
voorruit droog is. Controleer voordat u bij
extreem koud of warm weer de ruitenwissers
inschakelt of de ruitenwisserbladen niet
vastzitten aan de voorruit.
Zonder automatische
ruitenwissers
Met automatische
ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
► De wissnelheid selecteren: zet de hendel omhoog of omlaag in de gewenste stand.Wissen op hoge snelheid (hevige neerslag)Wissen op normale snelheid (matige
regenval)
Intervalwissen (wissnelheid afhankelijk van de rijsnelheid)Uit
Page 67 of 260

65
Verlichting en zicht
4Zonder automatische
ruitenwissers
Met automatische
ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
► De wissnelheid selecteren: zet de hendel omhoog of omlaag in de gewenste stand.Wissen op hoge snelheid (hevige neerslag)Wissen op normale snelheid (matige
regenval)
Intervalwissen (wissnelheid afhankelijk van de rijsnelheid)Uit
Eén keer wissen (duw de hendel even
omlaag).
of
Automatisch.
Zie de desbetreffende rubriek.
Als het contact is afgezet met de ruitenwissers ingeschakeld, moet u na
het aanzetten van het contact weer de hendel
bedienen om de ruitenwissers opnieuw in te
schakelen (tenzij het contact minder dan 1
minuut is afgezet geweest).
In stand 1 of 2 wordt de wisfrequentie
automatisch verlaagd als de snelheid van
de auto lager is dan 5 km/h.Zodra de wagensnelheid hoger wordt dan 10 km/h, wordt de oorspronkelijke wisfrequentie (snel of normaal) weer
aangehouden.
Eén keer wissen
► Trek de hendel kort naar u toe.
Ruitensproeiers vóór
► Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe.De ruitensproeiers en ruitenwissers werken
zolang er aan de hendel wordt getrokken.
Na het gebruik van de ruitensproeiers wordt nog
een laatste wisslag gemaakt.
Bij auto's met automatische
airconditioning wordt tijdens het
bedienen van de ruitensproeiers vóór
automatisch de luchttoevoer afgesloten om
een onaangename geur in het interieur te
voorkomen.
Bedien de ruitensproeiers niet zolang het
reservoir van de ruitensproeiervloeistof
leeg is; kans op beschadiging van de
ruitenwisserbladen.
Bedien de ruitensproeiers alleen als er geen
risico is van bevriezing van de vloeistof op
de voorruit; hierdoor zou het zicht namelijk
kunnen afnemen. Gebruik tijdens de winter
producten die geschikt zijn voor zeer lage
temperaturen.
Vul nooit bij met water.
Ruitenwisser achter
► Draai aan de ring om het symbool van de gewenste stand tegenover het merkteken te
zetten.
Uit
Page 68 of 260

66
Verlichting en zicht
Interval
Sproeien en wissen
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn geactiveerd op het
moment dat u de achteruitversnelling inschakelt,
treedt ook de ruitenwisser achter in werking.
Deze functie kan worden ingesteld in het menu Rijverlichting/
Auto van het touchscreen.
Schakel de automatische werking van de
ruitenwisser achter uit als sneeuw zich
heeft opgehoopt op de achterruit, bij strenge
vorst of als een fietsendrager op de trekhaak
is bevestigd. Dit kunt u doen via het menu
Rijden/Auto van het touchscreen.
Ruitensproeier achter
► Draai de ring helemaal richting het dashboard en houd hem in deze stand.
De ruitensproeier en ruitenwisser werken zolang
aan de ring wordt gedraaid.
Na het sproeien wordt nog een laatste wisslag
gemaakt.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
In deze onderhoudsstand kunnen de
ruitenwisserbladen worden gereinigd of
vervangen. De stand kan 's winters (ijs, sneeuw)
ook worden gebruikt om de ruitenwisserbladen
los van de voorruit te zetten.
Om een goede werking van de
ruitenwissers te behouden adviseren wij
u:
– er voorzichtig mee om te gaan.– ze regelmatig te reinigen met zeepsop.– de ruitenwissers niet te gebruiken om een stuk karton tegen de voorruit te houden.– ze te vervangen zodra ze tekenen van slijtage vertonen.
Voordat u een wisserblad vóór demonteert
► Als de ruitenwisserschakelaar binnen een minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, worden de ruitenwissers in de verticale
stand gezet.
► U kunt vervolgens de gewenste procedure uitvoeren of de ruitenwisserbladen vervangen.
Na het monteren van een ruitenwisserblad
vóór
► Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers
weer in de oorspronkelijke stand te zetten.
Ruitenwisserbladen
vervangen
Ruitenwisserbladen vóór verwijderen/
aanbrengen
► Voer de vervangingsprocedures voor de ruitenwisserbladen uit vanaf de bestuurderszijde.► Begin met het ruitenwisserblad het verst van u vandaan, houd elke arm vast bij het starre
gedeelte en beweeg deze zo ver mogelijk
omhoog.
Raak de ruitenwisserbladen niet aan
- kans op onherstelbare vervorming.
Laat de ruitenwissers niet los terwijl ze
bewegen - kans op beschadiging van de
voorruit!
► Reinig de voorruit met ruitensproeiervloeistof.
Gebruik geen waterafstotende producten
van het type "Rain X".
► Maak het versleten wisserblad het dichtst bij u los en verwijder het.► Breng het nieuwe wisserblad aan en klem deze op de ruitenwisserarm.► Herhaal de procedure voor het andere ruitenwisserblad.► Begin met het ruitenwisserblad het dichtst bij u; houd nogmaals elke arm vast bij het starre
gedeelte en leg de ruitenwisser voorzichtig op
de voorruit.
Verwijderen/aanbrengen
ruitenwisserblad achter
► Houd de arm vast bij het starre gedeelte en beweeg deze zo ver mogelijk omhoog.► Reinig de achterruit met reinigingsmiddel voor autoruiten.► Maak het versleten wisserblad los en verwijder het.► Breng het nieuwe wisserblad aan en klem het op de ruitenwisserarm.► Houd nogmaals de arm vast bij het starre gedeelte en leg de ruitenwisser voorzichtig op de
achterruit.
Automatische
ruitenwissers
In de stand AUTO worden de ruitenwissers
vóór automatisch ingeschakeld als neerslag
wordt gedetecteerd. Als het regent, wordt de
Page 69 of 260

67
Verlichting en zicht
4► Maak het versleten wisserblad het dichtst bij u los en verwijder het.► Breng het nieuwe wisserblad aan en klem deze op de ruitenwisserarm.► Herhaal de procedure voor het andere ruitenwisserblad.► Begin met het ruitenwisserblad het dichtst bij u; houd nogmaals elke arm vast bij het starre
gedeelte en leg de ruitenwisser voorzichtig op
de voorruit.
Verwijderen/aanbrengen
ruitenwisserblad achter
► Houd de arm vast bij het starre gedeelte en beweeg deze zo ver mogelijk omhoog.► Reinig de achterruit met reinigingsmiddel voor autoruiten.► Maak het versleten wisserblad los en verwijder het.► Breng het nieuwe wisserblad aan en klem het op de ruitenwisserarm.► Houd nogmaals de arm vast bij het starre gedeelte en leg de ruitenwisser voorzichtig op de
achterruit.
Automatische ruitenwissers
In de stand AUTO worden de ruitenwissers
vóór automatisch ingeschakeld als neerslag
wordt gedetecteerd. Als het regent, wordt de
wissnelheid automatisch aangepast aan de
hoeveelheid neerslag.
De neerslag wordt gedetecteerd door een
regen-/lichtsensor die zich in het midden aan de
bovenzijde van de voorruit bevindt, achter de
binnenspiegel.
Dek de regen-/lichtsensor niet af.
Schakel de automatische ruitenwissers
uit en zet het contact af als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen van de
automatische ruitenwissers tot de voorruit
volledig ontdooid is.
Inschakelen
► Duw de hendel kort omlaag.De ruitenwissers maken één slag om het
inschakelen te bevestigen.
Dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden en er
wordt een melding weergegeven.
Uitschakelen
► Duw de hendel nog een keer kort omlaag of zet de hendel in een andere stand ( Int., 1 of 2).Dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat uit en er wordt
een melding weergegeven.
Elke keer als het contact meer dan 1
minuut is afgezet geweest, moet u de
automatische werking van de ruitenwissers
opnieuw activeren door de hendel één keer
omlaag te duwen.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in de
intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Page 70 of 260

68
Veiligheid
Algemene aanbevelingen met betrekking tot de
veiligheid
Verwijder de stickers niet die op de
verschillende plaatsen van uw auto zijn
aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie over
de identificatie van de auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw
auto contact op met een gekwalificeerde
werkplaats die beschikt over de juiste
technische informatie, vakkennis en
apparatuur. Het PEUGEOT-netwerk is in staat
u dit te bieden.
Afhankelijk van de landelijke wetgeving kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser, een
verbandtrommel, spatlappen aan de
achterzijde van de auto enz.
Monteren van elektrische accessoires:– Het monteren van elektrische uitrustingselementen of accessoires die niet
onder een artikelnummer in het assortiment
van PEUGEOT voorkomen, kan tot een
hoger stroomverbruik leiden en kan storingen
in het elektrische systeem van uw auto
veroorzaken. Ga naar het PEUGEOT-netwerk
voor meer informatie over het aanbod aan
accessoires met een artikelnummer.
– Uit veiligheidsoverwegingen is toegang tot de diagnose-aansluiting, die is gekoppeld
aan de elektronische systemen in de
auto, uitsluitend voorbehouden aan het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats waar de beschikking is over
geschikt gereedschap (kans op storingen in
de elektronische systemen die kunnen leiden
tot pech of ernstige ongevallen). De fabrikant
kan niet aansprakelijk worden gesteld als dit
voorschrift niet wordt opgevolgd.
– Wijzigingen of aanpassingen die niet door PEUGEOT zijn voorzien of toegestaan, of
die niet volgens de technische voorschriften
van de fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot het
vervallen van de commerciële garantie.
Monteren van als accessoire
geleverde radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender
met buitenantenne monteert, moet u bij
het PEUGEOT-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne,
specifieke installatievoorschriften) van de
voor montage geschikte zenders opvragen,
conform de Richtlijn Elektromagnetische
Compatibiliteit (2004/104/EG).
Conformiteitsverklaring voor
radioapparatuur
De relevante certificaten zijn beschikbaar op
de website http://public.servicebox.peugeot.
com/APddb/.
Alarmknipperlichten
► Wanneer u op de rode toets drukt, gaan alle richtingaanwijzers knipperen.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatisch inschakelen van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden afhankelijk van de
mate van remvertraging de alarmknipperlichten
automatisch ingeschakeld. Zodra u weer gas
geeft, gaan de alarmknipperlichten uit.
U kunt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de toets in te drukken.
Page 71 of 260

69
Veiligheid
5Claxon
► Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.
Geluidssignaal voor
voetgangers (elektrisch)
Het geluidssignaal voor voetgangers klinkt als
de auto rijdt, bij snelheden tot 30 km/u in een
versnelling vooruit of achteruit.
Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden.
* In overeenstemmi ng met de algemene gebruiksvoorwaarden van de dienst, die u bij een deal\
er kunt opvragen en afhankelijk van de technische beperkingen van het systeem.
** In gebieden die worden gedekt door Peugeot Connect SOS en Peugeot Connect AssistanceBij een dealer kunt u een lijst van landen waar het systeem werkzaam is en een lijst met beschikbare telematicadiensten opvragen; de\
ze lijsten zijn ook beschikbaar op de internetsite voor uw land. Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren.
Urgence-noodoproep
of Assistance-
pechhulpoproep
Peugeot Connect SOS
(PE112)
► Druk in geval van nood langer dan 2 seconden op de toets
1.
Het brandende controlelampje en een
spraakbericht bevestigen dat de oproep naar de
hulpdiensten is verstuurd *.
‘Peugeot Connect SOS’ zoekt onmiddellijk
uw auto en brengt u een contact met de juiste
nooddiensten**.
► Wanneer u deze toets meteen opnieuw indrukt, wordt de oproep geannuleerd.
Het controlelampje knippert wanneer de
autogegevens worden verzonden en blijft
branden wanneer communicatie tot stand is
gebracht.
Als de airbagregeleenheid onafhankelijk
van de activering van de airbags een
aanrijding detecteert, wordt er automatisch
een noodoproep verzonden.
‘Peugeot Connect SOS’ is een dienst die
gratis beschikbaar is.
Werking van het systeem
– Het systeem werkt goed als het controlelampje bij het inschakelen van het contact rood en
daarna groen brandt, en vervolgens uit gaat.
– Als het controlelampje permanent rood brandt,
dan is er een storing in het systeem.– Als het controlelampje rood knippert, vervang de noodbatterij.
Page 72 of 260

70
Veiligheid
In de laatste twee gevallen kan er mogelijk
geen noodoproep of pechhulpoproep worden
verstuurd.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
dealer of een erkende reparateur.
Bij een storing in het systeem kan er wel
met de auto worden gereden.
Gegevensverwerking
De verwerking van persoonsgegevens
door het "Peugeot Connect SOS"-systeem
(PE112) voldoet aan het kader voor
bescherming van persoonsgegevens volgens
Verordening 2016/679 (GDPR) en Richtlijn
2002/58/EC van het Europese parlement
en de Europese Raad, en is specifiek
bedoeld om de belangen van het onderwerp
van de gegevens te beschermen, in
overeenstemming met Artikel 6.1, paragraaf
d) van Verordening 2016/679.
De verwerking van persoonsgegevens
is uitsluitend beperkt tot het beheer van
het "Peugeot Connect SOS"-systeem in
combinatie met het noodnummer 112 voor
Europa.
Het "Peugeot Connect SOS"-systeem is
in staat om alleen de volgende gegevens
* Afhankelijk van de geografische dekking van ‘Peugeot Connect SOSPeugeot Connect Assistance’ en van de officiële landstaal die door de eigenaar van de auto is gekozen.
Bij een dealer kunt u een lijst van landen waar het systeem werkzaam is \
en een lijst met beschikbare telematicadiensten opvragen; deze lijsten z\
ijn ook
beschikbaar op de internetsite voor uw land.
met betrekking tot de auto te verzamelen
en te verwerken: chassisnummer, type
(personenauto of bedrijfsauto), type brandstof
of voedingsbron, de drie meest recente
locaties en de rijrichting, en een logbestand
met tijdstempel dat de automatische
inschakeling van het systeem aangeeft.
De verwerkte gegevens worden ontvangen
door noodoproepcentra die door de relevante
nationale autoriteiten zijn aangewezen in
het gebied waarin zij zich bevinden, met
ontvangst op prioriteit en verwerking van
oproepen naar het noodnummer 112.
Gegevensopslag
Gegevens in het geheugen van het
systeem zijn alleen buiten het systeem
toegankelijk als er een oproep wordt
gemaakt. Het systeem is niet traceerbaar en
wordt bij normaal gebruik niet continu in de
gaten gehouden.
De gegevens in het interne geheugen van
het systeem worden automatisch en continu
gewist. Alleen de drie meest recente locaties
van de auto worden opgeslagen.
Wanneer er een noodoproep wordt gedaan,
wordt het gegevenslogbestand maximaal 13
uur opgeslagen.
Toegang tot gegevens
U hebt het recht van toegang tot
de gegevens en kunt waar nodig een
verzoek indienen om de verwerking van
persoonsgegevens die niet zijn verwerkt in
overeenstemming met de voorschriften van
verordening 2016/679 (GDPR) te corrigeren,
te wissen of te beperken. Derden die deze
gegevens hebben ontvangen, moeten op de
hoogte worden gesteld van het corrigeren,
wissen of beperken in overeenstemming met
de hierboven genoemde Richtlijn, tenzij dit
onmogelijk is of onredelijke inspanningen
vereist.
U hebt ook het recht om een
klacht in te dienen bij de relevante
gegevensbeschermingsautoriteit.
Peugeot Connect
Assistance
► Houd bij pech toets 2 langer dan 2 seconden
ingedrukt om hulp in te roepen (dit wordt
bevestigd met een spraakbericht *).
► Wanneer u deze toets meteen opnieuw indrukt, wordt de oproep geannuleerd.