Page 9 of 260

7
Eco-rijden
Eco-rijden
Eco-rijden staat voor een aantal dagelijkse
gewoontes voor verlaging van het
brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot van de
auto.
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig
weg en schakel zo snel mogelijk naar de tweede
versnelling. Schakel bij het accelereren bij
voorkeur snel over naar een hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een automatische
transmissie, gebruik dan bij voorkeur de
automatische stand en trap het gaspedaal niet
bruusk of diep in.
De schakelindicator adviseert u de versnelling
in te schakelen die het best geschikt is
voor de rijomstandigheden: volg het op het
instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies
zo snel mogelijk op.
Bij een auto met een automatische transmissie
wordt de schakelindicator alleen in de
handmatige stand weergegeven.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd een veilige afstand tot de auto's voor
u aan, rem bij voorkeur af op de motor in
plaats van het rempedaal te gebruiken en trap
het gaspedaal geleidelijk in. Zo bespaart u
brandstof, verlaagt u de CO
2 en maakt de auto
minder geluid. Als uw auto is voorzien van een
snelheidsregelaar, gebruik deze dan vanaf
een snelheid van 40 km/h als het verkeer goed
doorstroomt.
Gebruik de elektrische voorzieningen op
de juiste manier
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur
in de auto hoog is opgelopen, open dan alle
ruiten en de ventilatieroosters voordat u de
airconditioning inschakelt.
Sluit de ruiten bij snelheden boven 50 km/u, maar laat de ventilatieroosters geopend.
Maak gebruik van alle voorzieningen die
de temperatuur in de auto kunnen verlagen
(zonnescherm van het schuif-/kanteldak,
zonneschermen voor de zijruiten enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste
temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met
een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn
als deze niet automatisch worden geregeld.
Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Schakel de koplampen en de mistlampen vóór
uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten
niet stationair warmdraaien: uw auto warmt
sneller op als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-
speler, spelcomputer enz.) op de auto aan
om het elektriciteitsverbruik, en dus het
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel alle draagbare apparatuur los als u de
auto verlaat.
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht gelijkmatig over de
auto: plaats de zwaarste voorwerpen in
de bagageruimte zo dicht mogelijk bij de
achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand
(dakdragers, imperiaal, fietsendrager,
aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik bij
voorkeur een dakkoffer.
Verwijder de dakdragers en het imperiaal na
gebruik.
Vervang de winterbanden na de winter zo snel
mogelijk door zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer de bandenspanning regelmatig
(bij koude banden) en houd u daarbij aan de
bandenspanning die staat vermeld op de sticker
op de sponning van het bestuurdersportier.
Controleer de bandenspanning met name:
– voorafgaand aan een lange rit;– bij de wisseling van de seizoenen;– als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Vergeet daarbij het reservewiel en de wielen
van een aanhanger of caravan (indien van
toepassing) niet.
Page 10 of 260

8
Eco-rijden
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie
verversen, oliefilter, luchtfilter en interieurfilter
vervangen enz.) en houd u daarbij aan het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Bij uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor:
bij een storing in het SCR-systeem stoot de auto
te veel schadelijke stoffen uit. Ga in dat geval zo
snel mogelijk naar een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats om ervoor te zorgen
dat de uitstoot van stikstofoxiden van uw auto
weer aan de norm voldoet.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan
drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit
de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na
3000 km het gemiddelde brandstofverbruik zich
stabiliseert.
Optimaliseer de actieradius (elektrische
auto)
Het elektriciteitsverbruik van de auto hangt
grotendeels af van de route, de rijsnelheid en
uw rijstijl.
Probeer in het gebied "ECO" op de
vermogensmeter te blijven door gelijkmatig te
rijden en de snelheid niet te veel te variëren.
Anticipeer op de situatie op de weg zodat u op
tijd en geleidelijk kunt remmen; rem zo veel
mogelijk op de motor af om energie terug te
winnen. De vermogensmeter zal dan in het
gebied CHARGE staan.
Page 11 of 260

9
Instrumentenpaneel
1Instrumentenpanelen met
LCD-display
Meters
1.Analoge snelheidsmeter (km/h of mph)
2. LCD-display
3. Toerenteller (x 1000 t/min), schaalverdeling
afhankelijk van de motoruitvoering (benzine
of diesel)
LCD-display - type 1
1.Instellingen snelheidsregelaar /
snelheidsbegrenzer
2. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)
3. Geselecteerde rijmodus 4.
Schakelindicator
Stand selectiehendel en ingeschakelde
versnelling bij automatische transmissie
5. Brandstofniveaumeter
6. Motorolieniveaumeter (afhankelijk van type
motor)
Onderhoudsindicator en vervolgens
kilometerteller (km of mijl)
Deze functies worden na het aanzetten van
het contact achtereenvolgens weergegeven.
7. Informatie van de boordcomputer
LCD-display - type 2
1.Instellingen snelheidsregelaar /
snelheidsbegrenzer
Weergave van verkeersborden met een
snelheidslimiet
2. Weergave van de rijhulpsystemen
3. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)
4. Geselecteerde rijmodus 5.
Schakelindicator
Stand selectiehendel en ingeschakelde
versnelling bij automatische transmissie
6. Brandstofniveaumeter
7. Motorolieniveaumeter (afhankelijk van type
motor)
Onderhoudsindicator en vervolgens
kilometerteller (km of mijl)
Deze functies worden na het aanzetten van
het contact achtereenvolgens weergegeven.
8. Informatie van de boordcomputer
Instrumentenpaneel met
matrixdisplay
Meters
1.Koelvloeistoftemperatuur (°C) (benzine of
diesel)
Indicator verbruik thermisch comfort
(elektrisch)
2. Analoge snelheidsmeter (km/h of mph)
Page 12 of 260

10
Instrumentenpaneel
3.Matrixdisplay
4. Toerenteller (x 1000 t/min), schaalverdeling
afhankelijk van de motoruitvoering (benzine
of diesel)
Vermogensindicator (elektrisch)
5. Brandstofniveaumeter (benzine of diesel)
Indicator oplaadniveau (elektrisch)
Matrixdisplay
1. Instellingen snelheidsregelaar /
snelheidsbegrenzer
Weergave van verkeersborden met een
snelheidslimiet 2.
Schakelindicator (pijl en aanbevolen
versnelling)
Stand van de selectiehendel en
ingeschakelde versnelling bij een auto met
een automatische transmissie (benzine of
diesel)
Stand selectiehendel (elektrisch)
3. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)
Weergave van de rijhulpsystemen
Informatie van de boordcomputer
Energiestroom / laadstatus van de auto
(elektrisch)
4. Onderhoudsindicator en vervolgens
kilometerteller (km of mijl)
Actieradius (elektrisch)
Deze functies worden na elkaar weergegeven
na het aanzetten van het contact.
Geselecteerde rijstand (anders dan de stand
"Normaal")
Digitaal head-up
instrumentenpaneel met
3D-weergave
Dit digitale 3D-instrumentenpaneel kan worden
aangepast.
Afhankelijk van de gekozen weergavemodus
wordt bepaalde informatie verborgen of anders
gepresenteerd.
Voorbeeld van de weergavemodus "METERS":
1. Brandstofniveaumeter (benzine of diesel)
Indicator oplaadniveau (elektrisch)
2. Actieradius (km of mijl)
3. Instellingen snelheidsregelaar/
snelheidsbegrenzer
Weergave van verkeersborden met een
snelheidslimiet
4. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)
5. Kilometerteller (km of mijl)
6. Toerenteller (x 1000 t/min) (benzine of diesel)
Vermogensmeter (elektrisch)
7. Schakelindicator (pijl en aanbevolen
versnelling)
Stand van de selectiehendel en versnelling bij
automatische transmissie (benzine of diesel).
Stand selectiehendel (elektrisch)
Geselecteerde rijstand (anders dan de stand
"Normaal")
8. Koelvloeistoftemperatuur (°C) (benzine of
diesel)
Page 13 of 260

11
Instrumentenpaneel
19.Analoge snelheidsmeter (km/h of mph) (benzine of diesel)
Weergave
Sommige lampjes hebben een vaste positie. De
positie van de andere lampjes kan wisselen.
Voor bepaalde functies die zowel een
verklikkerlampje hebben voor de ingeschakelde
status als voor de uitgeschakelde status, is
slechts één specifieke positie beschikbaar.
Permanent weergegeven informatie
In de standaardweergave toont het
instrumentenpaneel het volgende:
– op vaste posities:• Informatie over de versnellingsbak/transmissie en de schakelindicator.• Brandstofniveaumeter (benzine of diesel).• Actieradius (benzine of diesel).• Koelvloeistoftemperatuurmeter (benzine of diesel).• Laadniveaumeter en indicator actieradius (elektrisch).• Vermogensmeter (elektrisch).• Rijstand.– op variabele posities:• Digitale snelheidsmeter .• Kilometerteller.• Status- of waarschuwingsmeldingen die kort worden weergegeven.
Optionele informatie
Afhankelijk van de geselecteerde
weergavemodus en de ingeschakelde functies
kan de volgende aanvullende informatie worden
weergegeven:
– Toerenteller.– Boordcomputer.– Rijhulpsystemen.– Snelheidsbegrenzer of -regelaar . – Media die wordt afgespeeld.– Navigatie-aanwijzingen.– Analoge snelheidsmeter.– Motorinformatie (G-meters, vermogensmeters, boost, koppel) in de sportstand.– Energiestroom (elektrisch).
Persoonlijke
instellingen voor het
instrumentenpaneel
U kunt het uiterlijk van het instrumentenpaneel
aanpassen door een keuze te maken uit:
– Een schermkleur .
– Een weergavemodus.
Schermtaal en eenheden
Deze zijn afhankelijk van de instellingen
van het touchscreen.
Wanneer u reist naar een land met een
andere officiële eenheid voor de afstanden en
snelheidslimieten (km of mijl, km/h of mph),
moet u de configuratie van de eenheden
wijzigen.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Keuze van de schermkleur
Met PEUGEOT Connect Nav
De kleur van het scherm van het
instrumentenpaneel is afhankelijk van het
kleurenschema dat in dit systeem is ingesteld.
► Druk op Instellingen in de zijbalk van
het touchscreen.
► Selecteer "Thema's".► Selecteer een schermkleur en druk op "OK" om te bevestigen.
De weergavemodus instellen
In elke modus kan er specifieke informatie op het
instrumentenpaneel worden weergegeven.
De weergavemodus wijzigen
Page 14 of 260

12
Instrumentenpaneel
► Draai de rolknop links op het stuurwiel om de verschillende weergavemodi op
het instrumentenpaneel weer te geven en
erdoorheen te bladeren.
► Druk op de rolknop om de modus te bevestigen.
Als u niet op de rolknop drukt, wordt de
geselecteerde weergavemodus automatisch na
een paar seconden toegepast.
Overzicht van weergavemodi
– "METERS": standaardweergave van analoge
en digitale snelheidsmeters, kilometerteller en:
• brandstofniveaumeter, koelvloeistofniveaumeter en toerenteller
(benzine of diesel).
• acculadingsindicator en vermogensmeter (elektrisch).– NAVIAGATIE": standaardweergave, plus
informatie over de huidige routebegeleiding
(kaart en navigatie-aanwijzingen).
– "RIJDEN" : standaardweergave, plus informatie over actieve rijhulpsystemen.
– "MINIMAAL": 2D-weergave met digitale
snelheidsmeter, kilometerteller/dagteller en:
• brandstofniveaumeter en koelvloeistoftemperatuurmeter (benzine of
diesel).
• indicator laadniveau tractiebatterij (elektrisch).– "PERSOONLIJK 1" / " PERSOONLIJK 2":
toont de informatie die de bestuurder selecteert
in het midden van het instrumentenpaneel.
Een weergavemodus "PERSOONLIJK"
configureren
Met PEUGEOT Connect Radio► Druk op Instellingen in de bovenste
balk van het touchscreen.
► Selecteer "Configuratie".
► Selecteer "Persoonlijke instellingen
voor het instrumentenpaneel".
Met PEUGEOT Connect Nav
► Druk op Instellingen in de zijbalk van
het touchscreen.
► Selecteer "OPTIES ".► Selecteer "Persoonlijke instellingen
voor het instrumentenpaneel".
► Selecteer "PERSOONLIJK 1" of
"PERSOONLIJK 2".
► Selecteer het type weer te geven informatie met de scrollpijlen op het touchscreen:• "Standaard" (leeg).• "Boordcomputer".• "Media".• "G-meters " (afhankelijk van de uitvoering).
• "Vermogensmeters + Boost + Koppel"
(afhankelijk van de uitvoering).
• "Energieverbruik" (afhankelijk van de
uitvoering).
► Bevestig om de instelling op te slaan en af te sluiten.
De informatie wordt meteen op het
instrumentenpaneel weergegeven als de
bijbehorende weergavemodus is geselecteerd.
Het type information dat in de modus
"PERSOONLIJK 1" is geselecteerd, is
niet beschikbaar in de modus
"PERSOONLIJK 2".
Waarschuwings- en
verklikkerlampjes
De waarschuwings- en verklikkerlampjes
(weergegeven als symbolen) informeren
de bestuurder over een storing
(waarschuwingslampjes) of de werking van
een systeem (verklikkerlampjes ingeschakelde
of uitgeschakelde functie). Bepaalde lampjes
kunnen op twee manieren (permanent of
knipperend) en/of in verschillende kleuren
branden.
Bijbehorende waarschuwingen
Een lampje kan branden in combinatie met een
geluidssignaal en/of een melding op het display.
Door de weergegeven waarschuwingen te
relateren aan de werkingstoestand van de
auto kan worden bepaald of er sprake is van
een normale situatie of van een storing; zie
de beschrijving van ieder lampje voor meer
informatie.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
rode of oranje waarschuwingslampjes enkele
seconden branden. Deze lampjes moeten doven
als de motor draait.
Page 15 of 260

13
Instrumentenpaneel
1Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over een systeem of een functie.
Continu brandend
waarschuwingslampje
Als een rood of oranje waarschuwingslampje
blijft branden, duidt dit op een storing die verder
moet worden onderzocht.
Wanneer een waarschuwingslampje blijft
branden
De aanduidingen (1), (2) en (3) in het overzicht
van de waarschuwings- en verklikkerlampjes
geven aan of u naast de onmiddellijk aanbevolen
acties contact met een gekwalificeerde
professional moet opnemen.
(1): Zet de auto stil
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
(2): Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
(3): Ga naar het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Lijst met
waarschuwingslampjes
Rode waarschuwingslampjes
STOP
Brandt permanent, in combinatie met een ander waarschuwingslampje, de
weergave van een melding en een geluidssignaal.
Er is een ernstige storing in de motor, het
remsysteem, de stuurbekrachtiging of de
automatische transmissie, of een ernstige
elektrische storing gedetecteerd.
Voer (1) en dan (2) uit.
Zelfdiagnosesysteem van de motor
(benzine of diesel)
Brandt permanent.Er is sprake van een ernstige
motorstoring.
Voer (1) en dan (2) uit.
Te hoge koelvloeistoftemperatuurPermanent met blokjes in rood (met instrumentenpaneel met
matrixdisplay).
of
Permanent (behalve bij instrumentenpaneel met
matrixdisplay).
De temperatuur van het koelsysteem is te hoog.
Zie (1), laat de motor afkoelen en vul dan waar
nodig bij. Zie (2) als het probleem niet verdwijnt.
Motoroliedruk (benzine of diesel)Brandt permanent.Er is een probleem met het
smeersysteem van de motor.
Voer (1) en dan (2) uit.
Systeemstoring (elektrisch)Brandt permanent.Er is een storing in de elektromotor of
tractiebatterij gedetecteerd.
Voer (1) en vervolgens (2) uit.
Kabel aangesloten (elektrisch)Brandt permanent.De auto kan niet worden gestart als
de laadkabel op de aansluiting op de auto is
aangesloten.
Koppel de laadkabel los en sluit de klep.
Laadtoestand 12 V-accuBrandt permanent.
Een storing in het laadstroomcircuit van
de accu (vervuilde accuklemmen, aandrijfriem
dynamo niet goed gespannen of gebroken enz.).
Voer (1) uit.
Als de elektrische parkeerrem niet meer werkt,
beveilig de auto dan op de volgende manier
tegen wegrollen.
► Bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak: schakel een versnelling in.► Bij een auto met een automatische transmissie EAT6: zet de selectiehendel in stand
P .
► Bij een auto met een automatische transmissie EAT8 of een selectiehendel
(elektrisch): plaats het wielblok tegen een van
de wielen.
Reinig de accuklemmen en zet ze correct vast.
Als het waarschuwingslampje niet uit gaat
wanneer de motor is gestart, voer (2) uit.
Portieren(en) geopendPermanent, in combinatie met een melding die aangeeft om welk portier het
Page 16 of 260

14
Instrumentenpaneel
gaat.
Een portier of de achterklep is niet goed gesloten
(rijsnelheid lager dan 10 km/u).
Permanent, in combinatie met een melding die aangeeft om welk portieren
het gaat en een geluidssignaal.
Een portier of de achterklep is niet goed gesloten
(rijsnelheid hoger dan 10 km/u).
Veiligheidsgordels niet vastgemaakt of
losgemaakt
Brandt permanent of knippert in combinatie met een in volume toenemend
geluidssignaal.
Een van de veiligheidsgordels is niet
vastgemaakt of weer losgemaakt.
Handbediende parkeerremvast.De parkeerrem is ingeschakeld of niet
goed vrijgezet.
Elektrische parkeerremBrandt permanent.De elektrische parkeerrem is
aangetrokken.
Knippert.Het aantrekken/vrijzetten werkt niet.
Voer (1) uit: parkeer de auto op een vlakke
(horizontale) ondergrond.
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak: schakel een versnelling in.
Bij een auto met een automatische transmissie
of een selectiehendel (elektrisch): selecteer stand PBij een auto met een automatische
transmissie of een selectiehendel
Zet het contact af en voer (2) uit.
RemsysteemBrandt permanent.Het remvloeistofniveau is te laag.
Voer (1) uit en vul het remvloeistofreservoir
bij met de door de fabrikant voorgeschreven
remvloeistof. Voer (2) uit als het probleem blijft
bestaan.
Permanent.Een storing in het systeem van de
elektronische remdrukregelaar (EBD).
Zie (1) en dan (2).
Oranje waarschuwingslampjes
Service
Brandt tijdelijk in combinatie met de weergave van een melding.
Er zijn één of meer kleine storingen gedetecteerd
waarbij geen specifiek lampje gaat branden.
Identificeer de oorzaak van de storing
met behulp van de melding op het
instrumentenpaneel.
Bepaalde zaken kunt u zelf verhelpen, zoals een
geopend portier of het begin van verzadiging van
het roetfilter.
Voor andere problemen, zoals met het
bandenspanningscontrolesysteem, (3) uitvoeren.
Brandt permanent, in combinatie met de
weergave van een melding.
Er zijn één of meer ernstige storingen
gedetecteerd waarbij geen specifiek lampje gaat
branden.
Identificeer de oorzaak van de storing
met behulp van de melding op het
instrumentenpaneel en voer dan (3) uit.
Brandt permanent, in combinatie met de melding "Storing parkeerrem".
De functie automatisch vrijzetten van de
elektrische parkeerrem is niet beschikbaar.
Voer (2) uit.
Waarschuwingslampje Service brandt permanent en
onderhoudssleutel knippert en brandt vervolgens
permanent.
Het interval voor de onderhoudsbeurt is
overschreden.
Laat de onderhoudsbeurt van uw auto zo snel
mogelijk uitvoeren.
Alleen bij BlueHDi-dieselmotoren.
Voorgloeien (diesel)Brandt tijdelijk
(tot ongeveer 30 seconden bij lage
temperaturen).
Wanneer het contact wordt aangezet, als de
weersomstandigheden en de motortemperatuur
dit noodzakelijk maken.
Wacht met starten totdat het lampje uit gaat.
Wanneer het waarschuwingslampje uit gaat,
wordt de motor onmiddellijk gestart wanneer u: