Page 152 of 237

150Rijden en bedieningvan het Info-Display. Om het systeem
helemaal uit te schakelen moet u op
e in de middenconsole drukken.
Het systeem wordt automatisch
gedeactiveerd:
● bij uitschakeling van het contact
● bij het uitvallen van de motor
● als u niet binnen 5 minuten na selectie van een bepaalde
parkeermanoeuvre aan de
manoeuvre begint
● bij langdurige stilstand van de auto tijdens een manoeuvre
● bij activeren van de richtingaan‐ wijzer aan de andere kant van dievan de manoeuvre
● als de elektronische stabiliteits‐ regeling wordt getriggerd
● als de rijsnelheid de aangegeven
limiet overschrijdt
● wanneer de bestuurder de stuur‐
wielbeweging afbreekt
● na tien manoeuvres bij in- of uitparkeren bij fileparkeren of na
zeven manoeuvres bij haaks
inparkeren● door het openen van het bestuur‐
dersportier
● als een van de voorwielen in contact komt met een obstakel
● nadat het inparkeren is gelukt
Wanneer u het systeem deactiveert
of wanneer het systeem zichzelf
deactiveert tijdens het inparkeren,
geeft het display dit aan. Ook klinkt er een geluidssignaal.
Het systeem wordt automatisch
gedeactiveerd bij aansluiting van een
aanhanger, fietsdrager etc. op het
elektrische systeem van de auto.
Neem contact op met de dealer om
het systeem voor langere tijd uit te
schakelen.
Storing
Bij een storing verschijnt er een
bericht op het Colour-Info-Display en
klinkt er een geluidssignaal.
Bij een storing in de stuurbekrachti‐
ging licht C op en verschijnt er een
bericht op het Driver Information
Center.9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals
externe geluidsbronnen ertoe
leiden dat het systeem obstakels
niet waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden op lage obstakels die het onderstegedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.
Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel
minder goed wanneer de senso‐
ren zijn bedekt, bijv. met ijs of
sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij
een zware belading eventueel
minder goed.
Voor grotere auto's in de buurt
(bijv. off-roads, minivans, vans)
gelden speciale voorwaarden. De
objectherkenning en de juiste
Page 161 of 237

Rijden en bediening159● de auto is niet aangesloten opeen aanhanger of een elektrische
fietsdrager
● normaal rijgedrag (het systeem detecteert een sportieve rijstijl,
d.w.z. bediening van het rempe‐
daal of het gaspedaal)
● wegen met goede rijstrookmar‐ keringen
● er is geen reservewiel gemon‐ teerd
● de bestuurder neemt de handen gedurende langere tijd niet vanhet stuurwiel
● de auto maakt geen scherpe bochtInschakelen
Als het systeem is geactiveerd,
brandt het led-lampje in de toets j
niet. Druk om een gedeactiveerd systeem te activeren op j.
Het systeem werkt bij snelheden tussen 65 km/h en 180 km/h, en als er rijstrookmarkeringen aanwezig
zijn. De bestuurder moet het stuurwiel vasthouden. De elektronische stabili‐
teitsregeling moet zijn geactiveerd.
Bij het corrigeren van het traject knip‐
pert het controlelampje L geel.
Als de bestuurder de rijrichting van de
auto wenst aan te houden, kan hij/zij
de correctie onderbreken door het
stuurwiel stevig vast te houden, bijv.
tijdens een uitwijkmanoeuvre. De
correctie wordt onderbroken bij
bediening van de richtingaanwijzers.
Als de auto is uitgerust met actieve
dodehoekdetectie, wordt de onder‐
breking van de rijstrookcorrectie
mogelijk geannuleerd.
Dodehoekdetectiesysteem 3 151.
De correctie is niet actief bij bediening van de richtingaanwijzers en gedu‐rende enkele seconden na het
uitschakelen van de richtingaanwij‐
zers.
Als het systeem waarneemt dat de
bestuurder het stuurwiel niet perma‐
nent vasthoudt, onderbreekt het de
correctie. Een waarschuwingsbericht
op het Driver Information Center en
een geluidssignaal waarschuwen u
wanneer er onmiddellijke actie van u
vereist is.
Page 171 of 237
Verzorging van de auto169● Koelvloeistofpeil controleren.
● Zo nodig kentekenplaat monte‐ ren.
Verwerking van sloopauto
Informatie over autodemontagebe‐
drijven en de recycling van sloopau‐
to's vindt u op onze website, als dat
conform de wet vereist is. Laat dit
werk uitsluitend over aan een erkend
autodemontagebedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking
uitvoeren.
De koelventilator kan ook bij uitge‐ schakelde ontsteking gaan
draaien.
9 Gevaar
Het ontstekingssysteem werkt met
een extreem hoge spanning. Nietaanraken.
Motorkap
Openen
Open het bestuurdersportier.
Aan de ontgrendelingshendel trekken en in de uitgangspositie terugduwen.