Kort en bondig71Elektrische ruitbediening .......23
2 Buitenspiegels ......................20
3 Zijdelingse ventilatieope‐
ningen ................................... 99
4 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dim-/grootlicht .... 86
Parkeerlichten ....................... 87
Knoppen voor Driver
Information Center ................73
5 Cruisecontrol ...................... 124
Adaptieve cruisecontrol ......129
Snelheidsbegrenzer ............126
Verwarmd stuurwiel ..............55
6 Instrumenten ......................... 63
Driver Information Centre ...... 73
7 Bedieningselementen van
infotainment
8 Wis-/wasinstallatie
voorruit, wis-/
wasinstallatie achter ............. 56
9 Aan/Uit-knop ....................... 103
10 Centrale vergrendeling ........11
11 Middelste luchtroosters ........9912Bedieningselementen
voor display .......................... 75
13 Status-led alarmsysteem .....18
14 Info-Display .......................... 75
15 Alarmknipperlichten .............86
16 Handschoenenkastje ...........47
17 Verwarming en ventilatie .....92
18 USB-laadpoort .....................59
19 Elektrische aansluiting ..........59
20 Parkeerhulp /
Geavanceerde
parkeerhulp ........................ 143
Lane Keep Assist ................158
Stop/Start-systeem .............106
Elektronische stabiliteits‐
regeling en Traction Control 122
21 Handgeschakelde
versnellingsbak ..................118
Automatische
versnellingsbak ..................114
22 Handbediende handrem ....119
Elektrische handrem ..........119
23 Contactslot .......................... 10224Stuurwiel verstellen ..............55
25 Claxon .................................. 56
26 Zekeringhouder ..................182
27 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 169
28 Lichtschakelaar ....................81
Koplampverstelling ............... 83
Mistlampen /
mistachterlichten ..................87
Instrumentenverlichting ........88
62Instrumenten en bedieningsorganenWaarschuwingslam‐
pen, meters en controlelampen
Instrumentengroep
De volgende instrumentengroep is
leverbaar:
Overzicht
1Richtingaanwijzers 3 66aGordelverklikker 3 66dAirbags en gordelspanners
3 67gAirbag deactiveren 3 67SLaadsysteem 3 67WStoringsindicatielamp 3 68CLaat auto spoedig nakijken
3 68+Schakel motor uit 3 68XSysteemcontrole 3 68hRem- en koppelingssysteem
3 68j ,Elektrische parkeerrem
3 69oAutomatische bediening van
elektrische handrem uit
3 69kStoring elektrische
parkeerrem 3 69iAntiblokkeersysteem (ABS)
3 69YSchakelen 3 69LLane Keep Assist 3 69JElektronische stabiliteitsrege‐
ling en Traction Control-
systeem 3 70VKoelvloeistoftemperatuur te
hoog 3 70zVoorverwarmen 3 70tUitlaatfilter 3 70uAdBlue 3 71qSpanningsverliesdetectie
3 71TMotoroliedruk 3 71rTe laag brandstofpeil 3 71nAutostop 3 71FBuitenverlichting 3 72DDimlicht 3 72AGroot licht 3 72BGrootlichtassistentie 3 72GMistlampen voor 3 72HMistachterlicht 3 72yRegensensor 3 72mActief noodstopsysteem
3 72PPortier open 3 73
Instrumenten en bedieningsorganen69Licht op wanneer de handrem wordt
aangetrokken en het contact wordt
ingeschakeld 3 119.
Elektrische handrem
j brandt of knippert rood.
Brandt
Elektrische handrem is aangetrokken
3 119.
Knippert
De elektrische parkeerrem wordt niet automatisch aangetrokken. Het
aantrekken of loszetten werkt niet.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Elektrische handrem defect
k brandt geel.
Brandt
Storing in de elektrische parkeerrem
3 119.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Automatische bediening
van elektrische handrem uit
o brandt geel.
Brandt Automatische bediening is geacti‐
veerd of werkt niet. In geval van een storing licht o samen met andere
controlelampen op of gaat deze
vergezeld van een bijbehorend
bericht op het Driver Information
Center.
Activeer de automatische bediening
opnieuw of laat het probleem verhel‐
pen door een garage in geval van een
storing.
Automatische bediening 3 119.
Antiblokkeersysteem (ABS)
i brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de ontsteking enkele seconden. Het systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als het controlelampje na enkele
seconden niet dooft of als tijdens de
rit gaat branden, dan zit er een storing
in het ABS-systeem. Het remsysteem blijft normaal werken, maar zonder
ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 119.
Schakelen Y met het getal van een hogere
versnelling verschijnt wanneer wordt aanbevolen om vanwege de brand‐
stofbesparing op te schakelen.
Bij auto's met automatische versnel‐
lingsbak is het systeem alleen actief
in de handgeschakelde modus.
Handgeschakelde modus 3 116.
Lane keep assist
L brandt of knippert geel.
Verlichting81VerlichtingRijverlichting................................ 81
Lichtschakelaar ......................... 81
Automatische verlichting ...........82
Grootlicht ................................... 82
Grootlichtassistentie ..................82
Lichtsignaal ............................... 83
Koplampverstelling ....................83
Koplampinstelling in het buitenland ................................. 84
Dagrijlicht ................................... 84
LED-koplampen .........................84
Alarmknipperlichten ...................86
Richtingaanwijzers ....................86
Mistlampen voor ........................87
Mistachterlicht ........................... 87
Parkeerlichten ........................... 87
Achteruitrijlichten .......................88
Beslagen lampglazen ................88
Binnenverlichting .........................88
Regelbare instrumentenverlichting ...........88
Leeslampen ............................... 89
Verlichting zonneklep ................89
Verlichtingsfuncties ......................89
Instapverlichting ........................89Uitstapverlichting .......................89
Autozoekverlichting ...................89
Wegverlichting ........................... 90
Ontlaadbeveiliging accu ............90Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
AUTO:automatische verlichting
schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en
koplamp8:zijmarkeringslichten9:dimlicht of groot licht
Wanneer u de ontsteking inschakelt,
is de automatische verlichting actief.
Controlelampje 8 3 72.
Rijden en bediening101Rijden en bedieningRijtips......................................... 102
Controle over de auto ..............102
Sturen ...................................... 102
Starten en bediening .................102
Nieuwe auto inrijden ................102
Contactslotstanden ..................102
Aan/Uit-knop ............................ 103
Motor starten ........................... 105
Uitrol-brandstofafsluiter ...........106
Stop/Start-systeem ..................106
Parkeren .................................. 109
Uitlaatgassen ............................. 110
Uitlaatfilter ............................... 110
Katalysator .............................. 111
AdBlue ..................................... 111
Automatische versnellingsbak ...114
Versnellingsbakdisplay ............114
Schakelen ................................ 115
Handmatige modus .................116
Elektronische rijprogramma's ..116
Storing ..................................... 117
Stroomonderbreking ................117
Handgeschakelde versnellings‐ bak ............................................. 118Remmen.................................... 119
Antiblokkeersysteem ...............119
Handrem .................................. 119
Remassistentie ........................122
Hellingrem ............................... 122
Rijregelsystemen .......................122
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..122
Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 124
Cruise control .......................... 124
Snelheidsbegrenzer ................126
Adaptieve cruise control ..........129
Actieve noodrem .....................136
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing ........................................ 139
Voetgangersbescherming vóór ........................................ 142
Parkeerhulp ............................. 143
Geavanceerde parkeerhulp .....147
Blindehoeksysteem .................151
Panoramazichtsysteem ...........153
Achteruitkijkcamera .................156
Verkeersbordherkenning .........158
Lane keep assist .....................158
Vermoeidheidsdetectie ............161
Brandstof ................................... 162
Brandstof voor benzinemotoren .....................162Brandstof voor dieselmotoren . 163
Tanken .................................... 164
Trekhaak .................................... 165
Algemene informatie ...............165
Rijgedrag en aanhangertips ....165
Aanhanger trekken ..................166
122Rijden en bedieningHet uitschakelen van de automati‐
sche bediening van de elektrische
parkeerrem wordt bevestigd door o
dat brandt op de instrumentengroep
3 69. De elektrische parkeerrem kan
alleen handmatig worden aangetrok‐ ken en losgezet.
Om de automatische bediening weer
in te schakelen moet u bovenstaande stappen herhalen.
Werkingstest
Wanneer de auto niet beweegt, kan
de elektrische parkeerrem automa‐
tisch worden ingeschakeld. Dit wordt
gedaan om het systeem te testen.
Storing
De storingsmodus van de elektrische
parkeerrem wordt aangeduid door
controlelampje k en een bericht op
het Driver Information Center.
Boordinformatie 3 76.
Controlelamp j knippert: elektri‐
sche handrem is niet helemaal
aangetrokken of losgezet. Knippert
de lamp continu, zet de elektrische
handrem dan los en probeer deze
weer aan te trekken.Remassistentie
Bij het snel en krachtig intrappen van
het rempedaal remt het systeem
automatisch met maximale kracht.
Het werken van de remassistentie
blijkt mogelijk uit het pulseren van het
rempedaal en een grotere weerstand bij het intrappen van het rempedaal.
Blijf het rempedaal voor het maken
van een noodstop gelijkmatig intrap‐
pen. Bij het loslaten van het rempe‐
daal neemt de maximale remkracht
automatisch af.
Hellingrem
Het systeem helpt ongewenste bewe‐ gingen tegen te gaan bij het wegrijdenop een helling.
Wanneer u het rempedaal loslaat nadat u op een helling bent gestopt, blijft de rem nog 2 seconden lang
ingeschakeld. De remmen worden
automatisch losgezet zodra de auto
weer optrekt.Rijregelsystemen
Elektronische stabiliteitsre‐geling en Traction Control- systeem
De elektronische stabiliteitsregeling verbetert indien nodig de rijstabiliteit ongeacht de staat van het wegdek of
de grip van de banden.
Zodra de auto dreigt uit te breken
(onderstuur / overstuur) wordt het
motorvermogen verminderd en
worden de wielen afzonderlijk afge‐
remd.
De elektronische stabiliteitsregeling
werkt in combinatie met het Traction
Control-systeem. Het voorkomt dat
de aangedreven wielen doorslaan.
Het Traction Control-systeem is een
onderdeel van de elektronische stabi‐ liteitsregeling.
Het Traction Control-systeem
verhoogt indien nodig de stabiliteit,
ongeacht het type wegdek of de grip
van de banden, door te voorkomen
dat de aangedreven wielen door‐
slaan.
138Rijden en bedieningBij een snelheid lager dan 30 km/u
kan de actieve noodrem de auto volledig tot stilstand brengen. Bij snel‐
heden hoger dan 30 km/u verlaagt de
actieve noodrem de snelheid. Het is
echter zaak dat u het rempedaal
bedient.
Het automatische noodstopsysteem
remt de auto mogelijk tot stilstand af
om een mogelijke botsing te helpen voorkomen.
● Automatische versnellingsbak: Als de auto volledig tot stilstand
komt, blijft het systeem nog zo'n
twee seconden automatisch
remmen. Houd het rempedaal
ingetrapt om te voorkomen dat
de auto weer gaat rijden.
● Handgeschakelde versnellings‐ bak: Als de auto volledig tot stil‐
stand komt, kan de motor
afslaan.
De werking van de functie is mogelijk voelbaar door een lichte trilling in het
rempedaal.9 Waarschuwing
Het automatisch noodstopsys‐
teem is een noodfunctie ter voor‐
bereiding op een botsing en is niet ontworpen om botsingen te voor‐
komen. Vertrouw voor het afrem‐
men van de auto niet op het
systeem. Het automatische nood‐
stopsysteem remt niet buiten het actieve snelheidsbereik en
reageert alleen op gedetecteerde
voertuigen en voetgangers.
Slimme remassistentie
De slimme remassistentie zorgt voor
een verhoogde remwerking wanneer
het rempedaal snel wordt bediend.
De remwerking hangt af van de snel‐
heid en de afstand ten opzichte van
een voorligger/tegenligger.
Iets trillen van het rempedaal of
bewegen van het pedaal is hierbij
normaal en het rempedaal moet zo
nodig ingetrapt blijven. Intelligente
remassistentie wordt pas automa‐
tisch uitgeschakeld wanneer het
rempedaal wordt losgelaten.
9 Waarschuwing
Door de slimme remassistentie
kan de auto in bepaalde situaties
krachtiger remmen dan op dat
moment strikt noodzakelijk is.
Hierbij kunt u de verkeersstroom
belemmeren. Haal in dat geval uw
voet van het rempedaal en rem
vervolgens in gepaste mate af.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 139.
Voetgangersbescherming vóór
3 142.
Systeembeperkingen In sommige gevallen kan de actieve
noodrem automatisch remmen in
situaties waarin dat onnodig lijkt te
zijn, bijvoorbeeld in parkeergarages,
vanwege diverse soorten obstakels,
zoals verkeersborden of voertuigen
op een andere rijstrook. Dit behoort
bij de normale werking van het
systeem, de auto behoeft geen
onderhoud. Trap om automatisch
Rijden en bediening153voertuig wordt niet alleen opge‐
merkt door de dodehoekdetectie, maar is tevens zichtbaar in het
gebied voor de auto
● in zeer druk verkeer: gedetec‐ teerde voertuigen voor en achter
uw auto worden ten onrechte
geïnterpreteerd als een vracht‐
wagen of een stilstaand obstakel
● wanneer u op te hoge snelheid inhaalt
Uitschakelen
U kunt het systeem inschakelen via het menu Boordinstellingen op het
Info-Display.
Info-Display 3 75.
De stand van het systeem wordt bij
uitschakeling van het contact in het
geheugen opgeslagen.
Het systeem wordt automatisch
gedeactiveerd bij aansluiting van een
aanhanger op het elektrische
systeem van de auto.
Bij slecht weer, zoals zware regenval, kan het systeem onterecht reageren.Storing
Bij een storing gaat C op het instru‐
mentenpaneel branden en verschijnt
er een bericht op het display. Neem
contact op met een dealer of een
erkende werkplaats voor een controle
van het systeem.
Actieve dodehoekdetectie Naast het reguliere dodehoekdetectie corrigeert de actieve dodehoekdetec‐
tie het traject van de auto door het
stuurwiel rustig terug in de rijstrook te
draaien wanneer er een object binnen een bepaalde dode hoek wordt gede‐tecteerd. Het systeem is alleen actief
als het dodehoeksysteem en lane
keep assist geactiveerd zijn.
Lane Keep Assist 3 158.
Het dodehoeksysteem werkt bij een
rijsnelheid tussen 65 en 140 km/u.
Werking Bij een poging tot sturen in de richtingvan het gedetecteerde voertuig voelt
de bestuurder dat het stuurwiel naar
de tegenovergestelde kant draait.Draai het stuurwiel in dezelfde rich‐ ting mee als het systeem niet
voldoende stuurt.
Het systeem grijpt zelfs als de rich‐
tingaanwijzers zijn ingeschakeld in.
Panoramazichtsysteem
Met dit systeem ziet u de omgeving
van de auto op het Info-Display als
een afbeelding van bijna 180°, als het
ware van boven af.
Het systeem gebruikt: ● achtercamera, in de achterbum‐ per
● ultrasone parkeersensoren in de achterbumper