STARTEN EN RIJDEN
174
Wanneer u de contactschakelaar in de stand
ON/RUN zet, wordt door ParkSense automa-
tisch de systeemstatus (ingeschakeld of
uitgeschakeld) hersteld die actief was
voordat het contact werd uitgeschakeld.
ParkSense kan uitsluitend worden geactiveerd
wanneer de schakelhendel in de stand
REVERSE staat. Het systeem blijft actief totdat
de voertuigsnelheid toeneemt tot ongeveer
11 km/u (7 mph) of meer. Als de hendel in de
stand REVERSE staat en de rijsnelheid van het
systeem wordt overschreden, wordt een waar -
schuwing weergegeven op het display in de
instrumentengroep om aan te geven dat de rijs -
nelheid te hoog is. Het systeem wordt weer
actief als de rijsnelheid is gedaald tot minder
dan ongeveer 9 km/u (6 mph).
ParkSense sensoren
De vier ParkSense sensoren die zich in de
achterkant/achterbumper bevinden,
bewaken het gebied achter de auto dat
binnen het zichtveld van de sensoren valt. De
sensoren kunnen in horizontale richting
obstakels op een afstand van ongeveer 30 tot
200 cm (12 tot 79 inch) van het achterpa -
neel/de achterbumper detecteren, afhanke -
lijk van de plaats, het type en de richting van
het obstakel.
ParkSense waarschuwingsscherm
Het ParkSense waarschuwingsdisplay wordt
alleen weergegeven wanneer "Sound and
Display" (Geluid en weergave) wordt geselec -
teerd in het deel met door de klant te
programmeren functies van het Uconnect
systeem. Raadpleeg de paragraaf "Instel -
lingen van Uconnect" in het hoofdstuk
"Multimedia" in het instructieboekje voor
meer informatie.
Het ParkSense waarschuwingsscherm
bevindt zich op het display in de instrumen -
tengroep. Het zorgt voor visuele waarschu -
wingen om de afstand tussen de achterzijde
- bumper en het gedetecteerde obstakel weer
te geven. Raadpleeg de paragraaf "Display in
de instrumentengroep" in het hoofdstuk "Uw
instrumentenpaneel leren kennen" in het
instructieboekje voor meer informatie.
ParkSense in- en uitschakelen
ParkSense kan worden in- en uitge -
schakeld met de ParkSense scha -
kelaar, die zich op het
schakelpaneel onder het Uconnect
scherm bevindt. Wanneer de ParkSense schakelaar wordt
ingedrukt om het systeem uit te schakelen,
wordt op het display van de instrumenten
-
groep gedurende ongeveer vijf seconden de
melding "PARKSENSE OFF" (parkeerhulp
uitgeschakeld) weergegeven. Raadpleeg de
paragraaf "Display in de instrumentengroep"
in het hoofdstuk "Uw Instrumentenpaneel
leren kennen" in uw instructieboekje voor
meer informatie. Als de schakelhendel in de
stand REVERSE wordt gezet en het systeem
is uitgeschakeld, wordt op het display van de
instrumentengroep de melding "PARK -
SENSE OFF" (parkeerhulp uitgeschakeld)
weergegeven zolang de schakelhendel in
REVERSE staat.
De LED in de ParkSense schakelaar gaat aan
als ParkSense is uitgeschakeld of service
vereist. De LED in de ParkSense schakelaar
gaat uit als het systeem is ingeschakeld. Als
de ParkSense schakelaar wordt ingedrukt, en
het systeem service vereist, knippert de LED
in de ParkSense schakelaar kort, en vervol -
gens blijft de LED aan.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 174
175
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van
ParkSense
Zorg ervoor dat de achterbumper vrij is van
sneeuw, ijs, modder en vuil om te zorgen
dat het ParkSense systeem correct werkt.
Drilboren, grote vrachtwagens en andere
bronnen van trillingen kunnen de werking
van ParkSense nadelig beïnvloeden.
Wanneer u ParkSense uitschakelt, wordt
in de instrumentengroep de melding
"PARKSENSE OFF" (parkeerhulp uitge-
schakeld) weergegeven. Zodra u Park-
Sense uitschakelt, blijft het systeem
bovendien uitgeschakeld totdat u het weer
inschakelt, zelfs als u het contact uit- en
inschakelt.
ParkSense, indien ingeschakeld, zal het
volume van de radio verlagen wanneer het
systeem een geluidssignaal voortbrengt.
Reinig de ParkSense sensoren regelmatig,
maar let daarbij op dat u geen krassen of
andere schade toebrengt. De sensoren
mogen niet bedekt zijn met ijs, sneeuw,
modder, vuil of afval. Verontreiniging van
de sensoren kan ertoe leiden dat het
systeem niet goed werkt. Het ParkSense
systeem kan obstakels achter de auto/bumper over het hoofd zien of abusievelijk
aangeven dat er een obstakel achter de
auto/bumper aanwezig is.
De werking van de sensoren achter wordt
automatisch uitgeschakeld wanneer de
elektriciteitsstekker van de aanhanger in de
contactdoos van de trekhaak van het voer
-
tuig wordt gestoken. De sensoren achter
worden automatisch weer ingeschakeld
wanneer de stekker van de aanhangerkabel
uit de contactdoos wordt gehaald.
Gebruik de ParkSense schakelaar om het
ParkSense systeem uit te schakelen
wanneer voorwerpen, zoals fietsendragers,
enz., op het achterpaneel/de achter -
bumper zijn geplaatst. Als dit wel het
geval is, zal het systeem een nabijgelegen
object mogelijk interpreteren als een
sensorprobleem en wordt de melding
"PARKSENSE UNAVAILABLE SERVICE
REQUIRED" (ParkSense niet beschikbaar,
onderhoud noodzakelijk) weergegeven op
het display in de instrumentengroep.
OPMERKING:
Als voorwerpen binnen een gezichtsveld van
2 m (6,5 ft) op de bumper bevestigd zijn, zal
dat tot foutieve waarschuwingen en mogelijk
tot een blokkade leiden.
WAARSCHUWING!
Ga altijd voorzichtig te werk tijdens het
achteruitrijden, ook als u ParkSense
gebruikt. Controleer het gebied achter de
auto altijd zorgvuldig, kijk naar achteren en
wees bedacht op voetgangers, dieren,
andere voertuigen, obstakels en dode
hoeken, voordat u achteruitrijdt. U bent
verantwoordelijk voor de veiligheid en
dient uw aandacht voortdurend op de
omgeving te richten. Anders bestaat er een
risico op ernstig of zelfs dodelijk letsel.
Het wordt sterk aanbevolen de afneem -
bare trekhaak te verwijderen voordat u
ParkSense gaat gebruiken, wanneer u de
trekhaak niet nodig heeft. Als u dit niet
doet, kan persoonlijk letsel of schade
aan voertuigen ontstaan doordat de trek-
haakkogel zich veel dichter bij het
obstakel bevindt dan de achterkant van
de auto, wanneer via de luidspreker een
continue toon klinkt. Afhankelijk van de
afmetingen en vorm van de trekhaak is
het ook mogelijk dat de sensoren de trek-
haak detecteren en abusievelijk
aangeven dat er een obstakel achter de
auto aanwezig is.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 175
177
Wanneer de ParkSense schakelaar wordt
ingedrukt om het systeem uit te schakelen,
wordt op het display van de instrumenten-
groep gedurende ongeveer vijf seconden de
melding "PARKSENSE OFF" (parkeerhulp
uitgeschakeld) weergegeven. Raadpleeg de
paragraaf "Display in de instrumentengroep"
in het hoofdstuk "Uw Instrumentenpaneel
leren kennen" in uw instructieboekje voor
meer informatie. Als de schakelhendel in de
stand REVERSE wordt gezet en het systeem
is uitgeschakeld, wordt op het display van de
instrumentengroep de melding "PARK -
SENSE OFF" (parkeerhulp uitgeschakeld)
weergegeven zolang de schakelhendel in
REVERSE staat.
De LED in de ParkSense schakelaar gaat aan
als ParkSense is uitgeschakeld of service
vereist. De LED in de ParkSense schakelaar
gaat uit als het systeem is ingeschakeld. Als
de ParkSense schakelaar wordt ingedrukt, en
het systeem service vereist, knippert de LED
in de ParkSense schakelaar kort, en vervol -
gens blijft de LED aan.
Waarschuwingssysteem afstand aan de
zijkant
Met het waarschuwingssysteem voor de
afstand aan de zijkant wordt aanwezigheid van obstakels opzij naast het voertuig gede
-
tecteerd. Hierbij wordt gebruikgemaakt van
de parkeersensoren in de voor- en achter -
bumper.
Weergave waarschuwing afstand aan de
zijkant
Het scherm van het waarschuwingssysteem
voor de afstand aan de zijkant wordt alleen
weergegeven wanneer "Sound and Display"
(beeld en geluid) wordt geselecteerd in het
deel met door de klant te programmeren
functies van het Uconnect systeem. Raad -
pleeg de paragraaf "Instellingen van Ucon -
nect" in het hoofdstuk "Multimedia" in het
instructieboekje voor meer informatie.
Het systeem waarschuwt de bestuurder met
een geluidssignaal en indien aanwezig met
visuele indicaties op het display van het
instrumentenpaneel.
OPMERKING:
Indien ingeschakeld, zal ParkSense het
volume van de radio verlagen wanneer het
systeem een geluidssignaal laat horen.
Inschakelen — uitschakelen
Het systeem kan alleen werken nadat u een
korte afstand hebt gereden en bij een rijsnel -heid tussen 0 en 11 km/u (0 en 7 mph). Het
systeem kan worden ingeschakeld/uitgescha
-
keld via het menu "Settings" (instellingen)
van het Uconnect systeem. Als het Park -
Sense-systeem is uitgeschakeld via de toets
ParkSense, wordt het waarschuwingssy -
steem afstand aan de zijkant automatisch
uitgeschakeld.
Melding in het display voor de waarschuwings -
functie voor afstand aan de zijkant:
"Wipe Sensors" (ruitenwissersensoren) —
deze melding wordt weergegeven als een van
de sensors van het waarschuwingssysteem
voor de afstand aan de zijkant een storing
vertoont. Verwijder obstakels van de voor- en
achterbumper, maak ze vrij van sneeuw, ijs,
modder, stof en vuil om te zorgen dat het
ParkSense-systeem correct werkt.
"SDW not available" (SDW niet beschikbaar)
— deze melding wordt weergegeven als het
waarschuwingssysteem voor de afstand aan
de zijkant niet beschikbaar is. De storing in
het systeem kan het gevolg zijn van een te
lage accuspanning of andere storingen in het
elektrisch systeem. Neem zo snel mogelijk
contact op met een erkende dealer om het
elektrisch systeem te laten controleren.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 177
STARTEN EN RIJDEN
196
(Vervolgd)
Vereisten voor het trekken van de
aanhanger
Voor een juiste inrijperiode van de aandrijf-
lijn van uw nieuwe auto wordt aanbevolen de
onderstaande richtlijnen te volgen.
Voer de onderhoudswerkzaamheden uit zoals
aangegeven in "Gepland onderhoud". Raad -
pleeg de paragraaf "Gepland onderhoud" in
het hoofdstuk "Service en onderhoud" voor
de juiste onderhoudsintervallen. Overschrijdt
bij het rijden met een aanhanger nooit de maximaal toelaatbare asbelasting of het
maximaal toelaatbare treingewicht.
LET OP!
Tijdens de eerste 805 km (500 mijl) die
met uw nieuwe auto worden gereden,
mag geen aanhangwagen worden aange-
koppeld. Hierdoor kunnen onderdelen
van de motor of de assen, of andere
onderdelen beschadigd raken.
Daarna mag tijdens de eerste 805 km
(500 mijl) die met een aanhangwagen
worden gereden niet sneller dan 80 km/u
(50 mph) worden gereden en niet met
volgas vanuit stilstand worden opge -
trokken. Op deze manier kunnen de motor
en overige onderdelen van de auto op
juiste wijze worden ingereden onder
zwaardere belastingen.
WAARSCHUWING!
Zorg dat de lading stevig is vastgezet en
tijdens het rijden niet kan schuiven. Als
u de lading niet goed vastzet, kunnen
tijdens het rijden onbeheersbare veran -
deringen in de gewichtsverdeling
optreden. U zou de macht over het stuur
kunnen verliezen en een aanrijding
kunnen veroorzaken.
Als u lading vervoert of een aanhanger
trekt, belaad de auto of de aanhanger
dan nooit te zwaar. Overbelading kan
ertoe leiden dat u de macht over het
stuur verliest, tot slechte prestaties of
beschadiging van remmen, as, motor,
transmissie, stuurinrichting, ophanging,
chassis of banden.
Breng altijd veiligheidskettingen aan
tussen uw auto en de aanhanger. Maak
de kettingen altijd vast aan de daarvoor
bestemde bevestigingspunten op de
trekhaak. Voer de kettingen kruiselings
onder de dissel door en zorg voor
voldoende speling voor het nemen van
bochten.
Parkeer een auto met aanhanger nooit op
een helling. Als u een auto met
aanhanger parkeert, trek dan altijd de
handrem aan. Zet de versnellingsbak van
de auto in de stand PARK. Bij auto's met
vierwielaandrijving moet u zorgen dat de
tussenbak niet in de stand NEUTRAL
staat. Plaats altijd blokken voor de
wielen van de aanhanger.
Overschrijd nooit het GCWR.
Het totale gewicht moet worden verdeeld
over het voertuig en de aanhanger, zodat
de volgende vier waarden niet worden
overschreden :
Maximaal toelaatbaar totaalgewicht
GTW
GAWR
Disselgewicht voor de gebruikte trek -
haak.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 196
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
200
HID-koplampen — indien aanwezig
De koplampen bevatten een lichtbron met
hoogspanningsontlading. Zelfs wanneer de
koplampen zijn uitgeschakeld, kan er nog
hoogspanning aanwezig zijn in het circuit.
Daarom mag u niet zelf proberen eenHID-koplamp te vervangen. Als een
HID-koplamp defect raakt, laat deze dan
door een erkende dealer vervangen.
OPMERKING:
De ingeschakelde koplampen van voertuigen
met HID-koplampen hebben een blauwe tint.
Na ongeveer 10 seconden, wanneer het
systeem is opgeladen, vermindert de intensi
-
teit van de tint en wordt de kleur witter.
Gloeilampen van de buitenverlichting
Lampen Gloeilampnummer
Koplampen dimlicht (halogeen) H11LL
Koplampen grootlicht (halogeen) 9005LL
Parkeerlicht voor/daglichtlamp (DRL) PSX24W
Richtingaanwijzers vóór 7444NA
Parkeerlicht voor — Premium LED LED (service bij erkende dealer)
Mistlampen voor H11LL
Dimlicht/grootlicht (HID) D3S (HID) (service bij erkende dealer)
Richtingaanwijzers (buitenspiegel) LED (service bij erkende dealer)
Achterlichten/remlichten Premium achterlichten: LED (service bij erkende dealer)
Basis achterlichten: W21/5WLL-M
Mistlampen achter W21WLL
Richtingaanwijzers WY16W voor premium achterlichten
WY16W voor basis achterlichten
Derde remlicht LED (service bij erkende dealer)
Kentekenverlichting LED (service bij erkende dealer)
Achterkleplamp achteruit W21WLL
Achterkleplamp achter LED (service bij erkende dealer)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 200
205
(Vervolgd)
3. Koppel de stekker los door de ontgrende-
ling in te drukken.
4. Verwijder de lamp, vervang deze en zorg ervoor dat deze stevig vastzit.
5. Sluit de elektrische stekker weer aan.
6. Breng de toegangspanelen weer aan en zorg ervoor dat ze correct zijn vastgezet.
7. Sluit tot slot de achterklep.
3e remlicht
Het derde remlicht is een LED-lamp. Neem
voor het vervangen contact op met een
erkende dealer.
Kentekenverlichting
De kentekenverlichting heeft LED-lampen.
Neem voor het vervangen contact op met een
erkende dealer.ZEKERINGEN
Algemene informatie
De zekeringen beschermen elektrische
systemen tegen een te hoge stroomsterkte.
Als een apparaat niet werkt, moet u het zeke -
ringselement in de platte zekering contro -
leren op breuk/smelten.
Houd er bovendien rekening mee dat de
voertuigaccu leeg kan raken wanneer u
aansluitcontacten gedurende lange tijd
gebruikt terwijl de motor uitgeschakeld is.
WAARSCHUWING!
Vervang doorgebrande zekeringen
uitsluitend door exemplaren met
dezelfde ampèrewaarde. Vervang een
zekering nooit door een zekering met een
hogere ampèrewaarde. Vervang een
doorgebrande zekering nooit door een
metalen draad of enig ander materiaal.
Plaats geen zekering in de holte van een
stroomonderbreker of vice versa. Als u
nalaat de juiste zekeringen te gebruiken,
kan dit resulteren in ernstig persoonlijk
letsel, brand en/of schade aan eigen -
dommen.
Voordat u een zekering vervangt, moet u
ervoor zorgen dat het contact is uitge-
schakeld en dat alle andere services zijn
uitgeschakeld.
Als de vervangen zekering opnieuw door -
brandt, neem dan contact op met een
erkende dealer.
Als een algemene beveiligingszekering voor
veiligheidssystemen (airbagsysteem,
remsysteem), krachtbronsystemen (motor -
systeem, versnellingsbaksysteem) of het
besturingssysteem doorbrandt, dient u
contact op te nemen met een erkende
dealer.
LET OP!
Als het nodig is om de motorruimte te
wassen, voorkom dan dat het water direct
in contact komt met het zekeringenkastje
en de ruitenwissermotoren.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 205
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
218
Hefpunt achter
Krikpunt achter
5. Krik de auto niet verder op dan nodig is om de lekke band te verwijderen. 6. Verwijder de wielbouten en de band.
7. Verwijder de stelpen van de krik en
schroef de pen in de wielnaaf als
hulmiddel bij het monteren van het reser -
vewiel.
8. Monteer het reservewiel. Reservewiel monteren
OPMERKING:
Installeer geen sierdop of wieldop op het
compacte reservewiel.
Raadpleeg de paragrafen "Compact reser -
vewiel" en "Reservewiel voor beperkt
gebruik" onder "Banden" in het hoofdstuk
"Service en onderhoud" in het instructie-
boekje voor meer waarschuwingen, voor -
zorgsmaatregelen en informatie over het
reservewiel, het gebruik en de werking
ervan.
WAARSCHUWING!
Als u de auto hoger opkrikt dan
noodzakelijk, zal hij minder stabiel staan.
De auto kan van de krik glijden en zo
ernstig letsel veroorzaken. Krik de auto
slechts zo ver op als nodig is om het wiel
te verwijderen.
LET OP!
Monteer het reservewiel met het ventiel
naar buiten gericht. De auto kan
beschadigd raken als het reservewiel op
een verkeerde manier wordt gemonteerd.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 218
219
9. Monteer de wielbouten en draai ze lichtaan.
10. Laat de auto zakken tot op de grond door de slinger linksom te draaien.
11. Zet de wielbouten stevig vast. Duw de moersleutel aan het einde van de hendel
omlaag voor meer hefboomwerking. Trek
de wielbouten in stervolgorde aan totdat
iedere wielbout twee keer aangetrokken
is. Raadpleeg de paragraaf "Aanhaalmo -
menten voor velgen en banden" in het
hoofdstuk "Technische gegevens" voor
het juiste aanhaalmoment voor de wiel -
bouten. Als u twijfelt of de moeren goed
zijn vastgezet, laat dit dan bij uw erkende
dealer of een vakgarage nog eens contro -
leren met een momentsleutel. 12. Plaats de krik op de schuimplastic
houder en open deze tot deze vastzit. Als
deze eenmaal in positie is geplaatst,
draait u deze rechtsom om deze te
vergrendelen. Plaats de uitlijningspen
weer in de middelste opening om de krik
vast te zetten.
Origineel wiel monteren
1. Monteer het originele wiel op de as.
2. Breng de resterende wielbouten aan methet schroefraadeinde naar het wiel
gericht. Draai de wielbouten licht aan. 3. Laat de auto zakken tot op de grond door
de slinger linksom te draaien.
4. Zet de wielbouten stevig vast. Duw de moersleutel aan het einde van de hendel
omlaag voor meer hefboomwerking. Trek
de wielbouten in stervolgorde aan totdat
iedere wielbout twee keer aangetrokken
is. Raadpleeg de paragraaf "Aanhaalmo -
menten voor velgen en banden" in het
hoofdstuk "Technische gegevens" voor
het juiste aanhaalmoment voor de wiel -
bouten. Als u twijfelt of de moeren goed
zijn vastgezet, laat dit dan bij een
erkende dealer of servicecenter contro -
leren met een momentsleutel.
WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door de op
de krik uitgeoefende kracht verschuift,
mogen de wielmoeren pas definitief
worden vastgezet als de auto weer vast op
de grond staat. Als u deze waarschuwing
niet opvolgt, kan dit ernstig letsel tot
gevolg hebben.
WAARSCHUWING!
Een losse krik of wiel kan bij een noodstop
of ongeval naar voren schieten en zo de
inzittenden ernstig letsel toebrengen. Berg
de krik en het reservewiel altijd op de
daarvoor bestemde plaatsen op. Laat de
leeggelopen (lekke) band onmiddellijk
repareren of vervangen.
WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat het voertuig door de
op de krik uitgeoefende kracht verschuift,
mogen de wielbouten pas definitief worden
vastgezet als het voertuig weer vast op de
grond staat. Als u deze waarschuwing niet
opvolgt, kan dit ernstig letsel tot gevolg
hebben.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 219