85)Voertuigen uitgerust met katalysator
mogen uitsluitend getakt worden met
loodvrije benzine. Loodhoudende benzine
kan de katalysator permanent beschadigen
en de werking om vervuilende emissies te
beperken teniet doen, waardoor de
prestaties van de motor in gevaar komen,
die hierdoor onherstelbaar beschadigd kan
raken. Als de motor niet goed werkt, in het
bijzonder bij moeizaam starten of bij
prestatieverlies, ga dan onmiddellijk naar
het Fiat Servicenetwerk. Langdurige en
onjuiste werking van de motor kan leiden
tot oververhitting van de katalysator en, als
gevolg, mogelijke schade aan de
katalysator en de auto.
86)Het gebruik van een
versnellingsbakvloeistof anders dan de
goedgekeurde kan de kwaliteit van het
schakelen in gevaar brengen en/of leiden
tot trilling van de versnellingsbak zelf.HET VOERTUIG
OPKRIKKEN
Als het voertuig opgeheven moet
worden, ga dan naar een werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk die is
uitgerust met een garagekrik of een
hefbrug.
De hefpunten van het voertuig zijn op
de zijskirts gemarkeerd met de
symbolen
(zie de afbeelding in
fig. 217 ).
WIELEN EN BANDEN
180) 181) 182) 183) 184)
SNEEUWKETTINGEN
87)
Op 205/55 R16 en 195/65 R15 banden
kunnen 9 mm sneeuwkettingen
gemonteerd worden.
Er kunnen 7 mm-kettingen gemonteerd
worden op 225/45 R17 banden.
Kettingen kunnen niet gemonteerd
worden op 225/40 R18 92W
XL-banden.
Belangrijke opmerkingen
Het gebruik van sneeuwkettingen moet
aan de plaatselijke voorschriften in elk
land voldoen. In bepaalde landen
worden banden gemarkeerd met de
M+S (Mud and Snow) beschouwd als
winteruitrusting; het gebruik hiervan is
gelijkwaardig aan dat van de
sneeuwkettingen.
De sneeuwkettingen mogen alleen op
de voorwielen gemonteerd worden.
Controleer de spanning van de
sneeuwkettingen na enkele tientallen
meters rijden.
217P2000005-000-000
215
BELANGRIJK Het gebruik van
sneeuwkettingen met banden met
niet-originele afmetingen kunnen het
voertuig beschadigen.
BELANGRIJK Het gebruik van
verschillende maten of typen (M+S,
winter-, enz.) banden op de voor- en
achterassen kan de bestuurbaarheid
van de auto benadelen, met het risico
van controleverlies over het voertuig en
bijgevolg ongevallen.
BELANGRIJK
180)De wegligging van de auto is in grote
mate afhankelijk van een juiste
bandenspanning.
181)Als de bandenspanning te laag is, kan
de band oververhit raken en als gevolg
daarvan ernstig beschadigd raken.
182)Als de banden van het
"eenrichtingstype" zijn, geen banden van
de rechterkant van het voertuig verwisselen
naar de linkerkant, en omgekeerd. Dit type
banden kan alleen aan dezelfde zijde van
het voertuig, d.w.z. van de vooras naar de
achteras en vice versa, worden verwisseld.
183)Voer bij lichtmetalen velgen nooit
spuitwerkzaamheden uit die een
temperatuur vereisen boven 150°C. Dit kan
de mechanische eigenschappen van de
wielen in gevaar brengen.
184)Rijden met geheel of gedeeltelijk
leeggelopen banden kan gevaarlijk zijn en
de band onherstelbaar beschadigen.
BELANGRIJK
87)Beperk uw snelheid wanneer er
sneeuwkettingen gemonteerd zijn;
overschrijd de 50 km/h niet. Vermijd
putdeksels, rijd niet over treden of trottoirs
en rijd geen lange afstanden over wegen
zonder sneeuw, om beschadigingen aan
zowel het voertuig als het wegoppervlak te
voorkomen.
REMMEN
Het voertuig is uitgerust met vier
mechanische
remblokslijtagedetectoren, een op elk
wiel (voor versies met remschijven op
alle wielen) en twee mechanische
remblokslijtagedetectoren, uitsluitend
op de voorwielen (voor versies met
trommelremmen op de achterwielen).
Als de remvoeringen bijna zijn versleten,
zal bij het intrappen van het rempedaal
een zwak piepend geluid te horen zijn:
dit zal ongeveer 100 km duren (dit
aantal kilometers hangt af van rijstijl en
route).
Er kan dan nog gewoon worden
gereden, mits dat voorzichtig gebeurt.
Neem echter zo snel mogelijk contact
op met het Fiat Servicenetwerk om de
versleten remblokken te laten
vervangen.
216
ONDERHOUD EN ZORG
WIELEN
WINTERBANDEN
189)
De winterbanden moeten dezelfde
maat hebben als de standaard
geleverde banden.
Het Fiat Servicenetwerk kan u
adviseren over de meest geschikte
band voor elk gebruik.
Voor het type, de bandenspanning en
de specificaties van de winterbanden
de instructies volgen die worden
gegeven in dit hoofdstuk.
De specifieke eigenschappen van
winterbanden verminderen drastisch
wanneer de profieldiepte minder is dan
4 mm. Vervang ze in dat geval.
Door hun specifieke eigenschappen zijn
de prestaties van winterbanden onder
normale omstandigheden of wanneer
lang op de snelweg wordt gereden,
lager dan die van de standaard
gemonteerde banden.
Beperk het gebruik van winterbanden in
overeenstemming met de
omstandigheden waarvoor ze zijn
goedgekeurd; houdt u altijd aan de
specifieke plaatselijke voorschriften met
betrekking tot het gebruik van
winterbanden.Monteer op de vier wielen dezelfde
banden (zelfde merk en profieldiepte)
voor meer veiligheid tijdens het rijden en
het remmen en voor een betere
bestuurbaarheid. Denk eraan dat de
draairichting van de banden niet
omgedraaid mag worden.
226
TECHNISCHE GEGEVENS
RICHTLIJNEN VOOR DE BEHANDELING VAN HET VOERTUIG AAN
HET EINDE VAN DE LEVENSDUUR
(voor bepaalde versies/markten)
Al jaren zet FCA zich volledig in voor de bescherming van het milieu via de continue verbetering van de productieprocessen en
de realisatie van producten die steeds "eco-compatibeler" zijn. Om de klanten de best mogelijke service te garanderen in
overeenstemming met de milieuwetgeving en conform de Europese richtlijn 2000/53/EG inzake de behandeling van voertuigen
aan het einde van hun levensduur, biedt FCA haar klanten de mogelijkheid hun auto aan het einde van zijn levensduur zonder
extra kosten in te leveren. De Europese richtlijn bepaalt namelijk dat het voertuig kan worden ingeleverd zonder kosten voor de
laatste houder of eigenaar als het voertuig geen of een negatieve marktwaarde heeft.
Voor de kosteloze inlevering van het voertuig aan het einde van zijn levensduur kunt u als u een andere auto gaat aanschaffen,
zich tot een van onze dealers of tot een door FCA goedgekeurd inzamelings- en verwerkingsbedrijf wenden. Deze bedrijven zijn
zorgvuldig geselecteerd en bieden kwaliteitsservice voor de inzameling, verwerking en recycling van afgedankte auto’s met
respect voor het milieu.
Voor meer informatie over deze inzamelings- en verwerkingsbedrijven kunt u zich wenden tot een FCA Servicepunt, het
telefoonnummer in het garantieboekje bellen of naar de websites van de verschillende merken van FCA gaan.
254
TECHNISCHE GEGEVENS
Na 3 mislukte invoerpogingen,
verschijnt op het display "Code
verkeerd. Radio vergrendeld
30 minuten wachten a.u.b.". Als dit
opschrift is verdwenen, kan de code
opnieuw worden ingevoerd.
Paspoort autoradio
Dit document is het eigendomsbewijs
van het systeem. In het paspoort van
de autoradio staan het model, het
serienummer en de geheime code
aangegeven.
Neem, in geval van zoekraken van het
paspoort van de autoradio, contact op
met het Fiat Servicenetwerk, neem uw
identiteitsbewijs en de
eigendomsdocumenten van uw auto
mee.
BELANGRIJK Bewaar dit
autoradiopaspoort op een veilige plek,
zodat bij diefstal van het systeem de
betreffende informatie aan de bevoegde
instanties gegeven kan worden.BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
Kijk alleen naar het scherm wanneer dit
nodig en veilig is. Als u langere tijd naar
het scherm moet kijken, ga dan de weg
af en parkeer op een veilige plek, zodat
u niet tijdens het rijden wordt afgeleid.
Stop onmiddellijk met het gebruik van
het systeem in geval van een storing.
Anders kan het systeem beschadigd
raken. Neem zo snel mogelijk contact
op met het Fiat Servicenetwerk om het
systeem te laten repareren.
BELANGRIJK
192)Volg onderstaande
veiligheidsvoorschriften, want anders
kunnen de inzittenden ernstig gewond
raken of kan het systeem beschadigd
raken.
193)Als het volume te hoog staat, kan dat
gevaarlijk zijn. Stel het volume zo af dat
omgevingsgeluiden (bijv. claxons,
ambulances, politievoertuigen enz.) nog
hoorbaar zijn.
BELANGRIJK
94)Maak het glas van het voorpaneel en
display alleen schoon met een zachte,
schone, droge, anti-statische doek.
Reinigings- en polijstmiddelen kunnen het
oppervlak beschadigen. Gebruik nooit
alcohol, benzine en afgeleide producten.
95)Gebruik het display niet als basis voor
steunen met zuignappen of kleefmiddelen
voor externe navigatiesystemen,
smartphones of dergelijke apparaten.
257
OVERZICHTSTABEL BEDIENINGSELEMENTEN FRONTPANEEL
Knop Functies Modus
Inschakelen Knop kort indrukken
Uitschakelen Knop kort indrukken
Volumeregeling Knop naar links/rechts draaien
Volume in-/uitschakelen (Mute/Pauze) Knop kort indrukken
Scherm aan/uit Knop kort indrukken
Selectie afsluiten/naar vorige scherm terugkeren Knop kort indrukken
Instellingen Knop kort indrukken
BROWSE ENTERLijst doorbladeren of op een radiostation afstemmen;
ander nummer kiezen binnen mediabronKnop naar links/rechts draaien
Op display weergegeven optie bevestigen;
in de radiomodus de lijst met radiostations weergeven;
in de mediamodus door inhoud bladerenKnop kort indrukken
APPSToegang tot de aanvullende functies (weergave Tijd,
Kompas, Buitentemperatuur, Media, Radio en
UConnect
™LIVE services)Knop kort indrukken
TELEFOONWeergave telefoongegevens Knop kort indrukken
TRIP (*)Toegang tot het Trip menu Knop kort indrukken
NAV (**)Toegang tot Navigatie (kaart) Knop kort indrukken
MEDIAOndersteuningsselectie: USB, AUX (indien aanwezig),
Bluetooth®Knop kort indrukken
RADIOToegang tot de radio-modus Knop kort indrukken
(*) AlleenUConnect™5” LIVE
(**) AlleenUConnect™5” Nav LIVE
269
Ga als volgt te werk voor het koppelen
van de mobiele telefoon:
schakel de functieBluetooth®
in op
de mobiele telefoon;
druk op de knop PHONE op het
voorpaneel;
als er nog geen telefoon aan het
systeem gekoppeld is, toont het display
een speciaal scherm;
selecteer "Ja" om de
koppelingsprocedure te starten en zoek
vervolgens hetUconnect™apparaat
op de mobiele telefoon (als "Nee" wordt
geselecteerd, wordt het hoofdscherm
van de Telefoon getoond);
voer, als de mobiele telefoon hierom
vraagt, de PIN-code getoond op het
display van het systeem in op het
toetsenbord van uw telefoon of
bevestig de op de mobiele telefoon
getoonde PIN;
vanuit het scherm "Telefoon" kan de
mobiele telefoon altijd gekoppeld
worden door op de knop "Instelling." te
drukken: druk op de knop “Toestel
toev." en ga verder zoals hierboven
beschreven;
tijdens de koppelingsfase verschijnt
een scherm dat de voortgang van het
proces toont;
als de koppelingsprocedure met
succes is voltooid, wordt een scherm
getoond: als "Ja" op de vraag wordt
geselecteerd, wordt de mobieletelefoon als favoriet gekoppeld (de
mobiele telefoon heeft voorrang op alle
andere mobiele telefoons die later
worden gekoppeld). Als geen andere
apparaten worden gekoppeld, zal het
systeem het eerst gekoppelde apparaat
als favoriet beschouwen.
Opmerking Na het updaten van de
telefoonsoftware wordt het voor een
correcte werking aanbevolen de
telefoon te verwijderen uit de lijst
apparaten gelinkt aan de radio en ook
de koppeling van het vorige systeem uit
de lijst metBluetooth®
-apparaten op
de telefoon te verwijderen en een
nieuwe koppeling te maken.
EEN NUMMER BELLEN
De hieronder beschreven procedures
zijn alleen toegankelijk indien ze door de
gebruikte mobiele telefoon worden
ondersteund.
Raadpleeg de handleiding van de
mobiele telefoon om alle beschikbare
functies te kennen.
Een nummer kan op de volgende
manieren gebeld worden:
selectie van het pictogram
(telefoonboek van mobiele
telefoon);
selectie van "Recente oproepen";
selectie van het pictogram;
drukken op de toets "Opnieuw
bellen".SMS-LEZER
Het systeem kan de SMS-berichten die
de mobiele telefoon ontvangt voorlezen.
Om deze functie te gebruiken, moet de
mobiele telefoon de uitwisseling van
SMS via
Bluetooth®
ondersteunen.
Als de bewerking niet wordt ondersteund
door de telefoon, wordt de bijbehorende
grafische toets
uitgeschakeld (wordt
grijs).
Bij ontvangst van een tekstbericht,
toont het display een scherm waarop
de opties "Luisteren", "Bellen" of
"Negeer" gekozen kunnen worden.
U kunt toegang krijgen tot het overzicht
SMS-berichten die door de telefoon zijn
ontvangen door op de grafische toets
te drukken (in het overzicht worden
maximaal 60 ontvangen berichten
weergegeven).
Uconnect™LIVE
SERVICES
Druk op de APPS-knop om toegang te
krijgen tot de apps van
Uconnect™LIVE.
De beschikbare services hangen af van de
configuratie van de auto en de markt.
Om de services vanUconnect ™LIVE
te gebruiken, moet u deUconnect
™LIVE-app downloaden van Google
Play of de Apple Store en registreren
met gebruik van de app of op
www.DriveUconnect.eu.
276
MULTIMEDIA
Eerste toegang tot het voertuig
AlsudeUconnect™ LIVE-app heeft
gestart en u uw gegevens hebt
ingevoerd, kunt u in de auto
gebruikmaken van deUconnect™
LIVE-services door uw smartphone en
de radio via
Bluetooth®
te koppelen,
zoals wordt beschreven in het
hoofdstuk "Het koppelen van een
mobiele telefoon".
Als het koppelen is voltooid, zijn de
verbonden services beschikbaar door
te drukken op het pictogram
Uconnect™LIVEop de radio.
Voordat u de verbonden services kunt
gebruiken, moet u de
activeringsprocedure voltooien door de
instructies te volgen die verschijnen in
deUconnect™LIVE-app nadat de
koppeling via
Bluetooth®
is afgerond.
Instellingen van de Uconnect™
LIVE services die via de autoradio
kunnen worden beheerd
InUconnect™LIVEkunt u naar
"Instellingen" gaan door op het
pictogram
te drukken. In deze sectie
kan de gebruiker de systeemopties
controleren en naar eigen voorkeur
wijzigen.Systeemupdates
Als een update voor het
Uconnect™LIVEsysteem beschikbaar
is terwijl deUconnect™LIVEservices
worden gebruikt, dan wordt de
gebruiker hiervan op de hoogte
gebracht via een bericht op het
radioscherm.
Aangesloten services die kunnen
worden geraadpleegd op het
voertuig
De appseco:Drive™enmy:Carzijn
ontwikkeld om de rijervaring van de
klant te verbeteren, en daarom zijn ze
verkrijgbaar op alle markten waar de
services vanUconnect™LIVE
beschikbaar zijn.
Als het navigatiesysteem in de
autoradio wordt geïnstalleerd, dan
wordt bij toegang tot de
Uconnect™LIVEservices het gebruik
van de "Live" services geactiveerd.
eco:Drive™
Met deeco:Drive™applicatie kan uw
rijgedrag in realtime worden weergeven,
zodat u uw rijstijl kunt verbeteren voor
wat betreft brandstofverbruik en
uitstoot.Daarnaast kunnen de gegevens worden
opgeslagen op een USB-flashdrive en
kan een gegevensanalyse worden
gemaakt op uw pc dankzij de
eco:Drive™desktopapplicatie,
beschikbaar op www.fiat.it of
www.DriveUconnect.eu.
Het rijgedrag wordt geëvalueerd door
middel van vier indexen die de volgende
parameters controleren: acceleratie,
deceleratie, schakelen, snelheid
Weergave van de eco:Drive™
Druk op de toetseco:Drive™om van
deze functie gebruik te maken.
Er wordt een scherm weergegeven op
de radio met de 4 indexen: Acceleratie,
deceleratie, snelheid en schakelen.
Deze indexen zijn grijs totdat het
systeem genoeg gegevens heeft om de
rijstijl te analyseren. Zodra voldoende
gegevens beschikbaar zijn, nemen de
indexen op basis van de beoordeling
5 kleuren aan: donkergroen (zeer goed),
lichtgroen, geel, oranje en rood (zeer
slecht).
In geval van een langdurige inactiviteit
geeft het display het gemiddelde van de
indexen tot dat moment weer
("Gemiddelde index") en zodra het
voertuig opnieuw wordt gestart, worden
de indexen weer in kleur en in realtime
weergegeven.
277