RUITENWISSERS/
ACHTERRUITWISSER
De rechter hendel bedient de
ruitenwissers/-sproeier en de
achterruitwisser en -sproeier.
Deze werken alleen met de
startinrichting in de stand MAR.
RUITENWISSERS /
-SPROEIERS VOORRUIT
Werking
22)
5) 6)
Ring 1 fig. 33 kan in de volgende
standen gezet worden:
ruitenwissers uit
wissen met vaste interval (langzaam)
wissen met snelheidsafhankelijke
interval
LOlangzaam continu wissen
HIsnel continu wissen
MIST-functie
Beweeg de hendel omhoog (onstabiele
stand) om de MIST-functie
in te
schakelen: de werking wordt beperkt
tot de tijd dat de hendel in deze stand
wordt gehouden. Bij het loslaten keert
de hendel terug naar de beginstand en
wordt de werking van de ruitenwissers
afgebroken.
"Intelligente" wis-/wasfunctie
Trek de hendel naar het stuur (instabiele
stand) om de ruitensproeier in te
schakelen.
Als langer dan een halve seconde aan
de hendel wordt getrokken, wordt de
ruitenwisser bewogen met actieve
bediening. Als de bestuurder de hendel
loslaat, maakt de ruitenwisser drie
slagen. Als de bediening daarna in
stand
staat, wordt de wascyclus na
een pauze van 6 seconden afgesloten
met één laatste slag.In de standLOofHIwordt de
automatische wis-/wasregeling niet
uitgevoerd.
Functie "Servicestand"
Met deze functie kunnen de
ruitenwissers worden vervangen of
beschermd in omstandigheden van ijs
en/of sneeuw.
Hij kan alleen worden geactiveerd nadat
de motor is uitgeschakeld.
De "Service Position"-functie kan
expliciet worden vereist binnen twee
minuten nadat de motor is
uitgeschakeld, wanneer de
ruitenwissers correct zijn teruggekeerd
in de parkeerpositie.
De functie kan worden ingeschakeld
door de draaischakelaar in stand
te
draaien en de hendel meer dan drie
keer naar boven te bewegen, naar de
MIST-stand
. De activeringen
worden gebruikt om de ruitenwissers in
de stand te plaatsen die men wil. De
functie wordt gedeactiveerd wanneer
het voertuig ingeschakeld is, met een
wisverzoek of wanneer het voertuig
rijdend is (snelheid boven de 5 Km/h).
BELANGRIJK Zorg ervoor dat wanneer
u de motor inschakelt, de voorruit vrij is
van sneeuw of ijs, voordat u de
contactsleutel omdraait.
33P2000174
27
REGENSENSOR(indien aanwezig)
7) 8)
Deze bevindt zich achter de
achteruitkijkspiegelfig. 34, raakt de
voorruit, meet de hoeveelheid regen en
schakelt de automatische wisregeling
van de voorruit in aan de hand van de
hoeveelheid water op de ruit (zie de
paragraaf "Automatische wisregeling").
ACHTERRUITWISSER /
-SPROEIER
Draaischakelaar 2, weergegeven in
fig. 35, kan in de volgende standen
worden gezet:
achterruitwisser gestopt
wissen met interval
continue werking, zonder pauze
tussen twee slagen.
De achterruitwisser kan op de volgende
manieren worden ingeschakeld:
wissen met interval met een pauze
van 2 seconden tussen twee slagen, als
draaischakelaar 2 in de stand
staat
en de ruitenwisser niet is ingeschakeld;
synchroon (met de halve snelheid van
de ruitenwisser), als draaischakelaar 2 in
de stand
staat en de ruitenwisser is
ingeschakeld of als draaischakelaar 2 in
de stand
staat, de achteruitversnelling
is ingeschakeld en de ruitenwisser is
ingeschakeld;
doorlopend, als ring 2 in de stand
staat.
Duw de hendel naar het dashboard
(onstabiele stand) om de
achterruitsproeier in te schakelen. Blijf op
de hendel duwen om zowel de
achterruitsproeier als de achterruitwisser
automatisch in te schakelen met een
enkele beweging.
Door de hendel los te laten, maakt de
achterruitwisser drie slagen, zoals
beschreven voor de ruitenwisser. In de
stand
(achterruitwisser uit) wordt de
wis-/wascyclus na een pauze van
6 seconden voltooid met een enkele
slag. De automatische wis-/wasregeling
wordt niet uitgevoerd in de stand is
.
BELANGRIJK
22)Als de ruit schoongemaakt moet worden,
controleren of het systeem uitgeschakeld is en
of de sleutel op STOP staat.
BELANGRIJK
5)Gebruik de ruitenwissers nooit om
opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit
te verwijderen. Onder dergelijke
omstandigheden wordt bij overbelasting
van de ruitenwisser de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de ruitenwisser
enkele seconden wordt uitgeschakeld. Als
hierna de ruitenwisser niet meer werkt (ook
niet na de motor opnieuw te hebben
gestart), neem dan contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
6)Schakel de ruitenwissers niet met van de
ruit opgeheven wisserbladen in.
7)Schakel de regensensor nooit in tijdens
een schoonmaakbeurt in een wastunnel.
8)Zorg ervoor dat het systeem is
uitgeschakeld als er ijs op de voorruit zit.
3404146J0003EM
35P2000177
28
KENNISMAKING MET DE AUTO
Waarschuwingslampje Wat het betekent
amberMOTOROLIE VERSLECHTERD
(indien aanwezig)
Dieselversies: het waarschuwingslampje of symbool gaat branden en wordt gedurende durende cycli van
3 minuten en met intervallen van 5 seconden weergegeven tot de olie ververst is.
Het symbool wordt weergegeven tot het probleem is opgelost.
Benzineversies: het waarschuwingslampje of symbool wordt weergegeven en verdwijnt nadat de
weergavecyclus is voltooid.
BELANGRIJK Na de eerste melding zal, bij elke start van de motor, het symbool blijven knipperen zoals
hiervoor is beschreven totdat de olie wordt ververst.
Het knipperen van het waarschuwingslampje of het symbool duidt niet op een fout. Het betekent alleen dat
olie moet worden vervangen vanwege het normale gebruik van de auto.
De verslechtering van de motorolie wordt versneld als het voertuig veel gebruikt wordt voor korte ritten,
waardoor de bedrijfstemperatuur van de motor niet bereikt kan worden.
Neem zo spoedig mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
25) 26)
amberDPF-REINIGING IN UITVOERING (Alleen dieselversies met DPF)
Het lampje gaat continu branden om te waarschuwen dat het DPF-systeem bezig is met het verwijderen
van de opgehoopte vervuilende deeltjes (roet) middels regeneratie.
Tijdens het volledige DPF-regeneratieproces staat het waarschuwingslampje uit. Het gaat pas weer
branden wanneer de bestuurder wegens de rijomstandigheden gewaarschuwd moet worden.
De auto moet tot aan het einde van het regeneratieproces in beweging blijven opdat het lampje dooft. Een
regeneratieproces duurt gemiddeld 15 minuten. De optimale omstandigheden om het proces te voltooien
worden bereikt door de voertuigsnelheid op 60 km/h te houden met een toerental van meer dan 2000 tpm.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden, wijst dit niet op een storing en hoeft het voertuig dus niet naar
een garage te worden gebracht.
BELANGRIJK De langdurige veronachtzaming van de juiste procedure wanneer het waarschuwingslampje
gaat branden, kan ervoor zorgen dat het waarschuwingslampjegaat branden. In dit geval moet u
naar het Servicenetwerk gaan om de correcte werking van het DPF te laten herstellen.
66
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
27)
Symbool Wat het betekent
amberGEPROGRAMMEERD ONDERHOUD (SERVICE)
In het “Geprogrammeerd Onderhoudsschema” zijn de onderhoudsbeurten van de auto op
vaste intervallen vermeld (zie het hoofdstuk "Onderhoud en zorg").
Wanneer het onderhoudsinterval bijna is vervallen en de startinrichting op MAR wordt gezet,
verschijnt het woord symbool, gevolgd door het aantal resterende kilometers/mijlen of het
aantal resterende dagen (indien aanwezig).
Dit wordt automatisch weergegeven, met de startinrichting op MAR, 2000 km vóór de
onderhoudsbeurt of, waar aanwezig, 30 dagen vóór de onderhoudsbeurt. Dit wordt tevens elke
keer dat de sleutel naar MAR wordt gedraaid, weergegeven. Het bericht verschijnt in kilometers
of mijlen, afhankelijk van de meeteenheid die is ingesteld.
Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk om de werkzaamheden van het
"Geprogrammeerd onderhoudsschema" te laten verrichten en het bericht te resetten.
amberDit symbool gaat branden om aan te duiden dan het koppelingspedaal ingedrukt moet worden
om het starten in te schakelen voor versies met handmatige versnellingsbak. Voor de
automatische versnellingsbak of automatische versnellingsbak met dubbele koppeling betekent
dit dat het rempedaal moet worden ingetrapt.
amberWAARSCHUWING LAAG NIVEAU ADDITIEF DIESELUITSTOOT (UREUM)
(voor bepaalde versies/markten)
Het symbool laag UREUM-peil (additief voor dieseluitstoot) gaat branden wanneer het
UREUM-peil laag is.
Vul het UREUM-reservoir zo snel mogelijk met minstens 5 liter UREUM. Als UREUM aan het
reservoir bijgevuld wordt terwijl het peil in het reservoir gelijk aan nul is, kan het zijn dat u
2 minuten moet wachten voordat u het voertuig kunt starten.
witDit symbool verschijnt om te adviseren naar een hogere versnelling te schakelen (opschakelen).
witDit symbool verschijnt om te adviseren naar een lagere versnelling te schakelen
(terugschakelen).
72
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Juist onderhoud is essentieel voor een
lange levensduur van het voertuig onder
optimale omstandigheden.
Daarom heeft Fiat een reeks controles
en onderhoudsbeurten opgesteld die
op vaste afstandsintervallen en/of op
vaste tijdsintervallen uitgevoerd moeten
worden, zoals beschreven in het
Geprogrammeerd Onderhoudsschema.
Om de auto in topconditie te houden,
worden op de volgende pagina's van
het Geprogrammeerd
Onderhoudsschema een aantal
aanvullende controles genoemd die
vaker moeten worden uitgevoerd ten
opzichte van de normale intervallen.
Geprogrammeerde Onderhoudsbeurten
worden door alle werkplaatsen van het
Fiat Servicenetwerk uitgevoerd op basis
van de vaste intervallen in tijd of
kilometers/mijlen. Eventuele reparaties
die nodig blijken tijdens het uitvoeren
van de diverse inspecties en controles
van het geprogrammeerd onderhoud,
mogen uitsluitend worden uitgevoerd
na uitdrukkelijke toestemming van de
eigenaar. Als de auto dikwijls gebruikt
wordt voor het trekken van aanhangers,
dan moet een korter interval tussen de
geprogrammeerde onderhoudsbeurten
worden aangehouden.BELANGRIJKE OPMERKINGEN
De onderhoudsbeurten van het
Geprogrammeerde Onderhoud zijn
door de fabrikant voorgeschreven. Het
niet uitvoeren ervan kan het vervallen
van de garantie tot gevolg hebben.
Wij adviseren bij twijfel over de werking
van uw auto contact op te nemen met
uw Fiat-dealer en de volgende beurt
niet af te wachten.
186
ONDERHOUD EN ZORG
km x 100015 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
Motorolie verversen en oliefilter vervangen (1.4 16V 95 pk
E6-versies / 1.4 T-jet 120 pk-versies / 1.4 T-jet 120 pk
LPG-versies)(5) (o) (●)
Motorolie verversen en oliefilter vervangen (1.4 16V 95 pk
E4 / 1.6 E.TorQ E6-versies / 1.6 E.TorQ E4-versies)
Bougies vervangen (1.4 16V 95 pk E6-versies)(6)
Bougies vervangen (1.4 T-jet 120 pk versies / 1.4 T-Jet
120 pk LPG-versies)(6)
Bougies vervangen (1.4 16V 95 pk E4-versies /
1.6 E.TorQ E6-versies / 1.6 E.TorQ E4-versies)(6) (7)
(5) Als het voertuig jaarlijks minder dan 10.000 km rijdt, moeten de motorolie en het filter elk jaar vervangen worden. (o) Aanbevolen werkzaamheden
(●) Verplichte werkzaamheden
(6) De vervanging moet plaatsvinden op basis van het aantal kilometers en ongeacht de verstreken tijd. Om de correcte werking te waarborgen en ernstige schade
aan de motor te voorkomen, is het essentieel gebruik te maken van uitsluitend specifiek voor deze motoren goedgekeurde bougies; alle bougies moeten van
hetzelfde type en merk zijn (zie paragraaf “Motor” van het hoofdstuk “Technische gegevens”); neem de vervangingsintervallen van de bougies volgenshet
Geprogrammeerde Onderhoudsschema strikt in acht. Het is raadzaam om voor de vervanging van de bougies contact op te nemen met het FIAT
Servicenetwerk.
(7) Deze handeling moet iedere 15.000 km uitgevoerd worden als het voertuig in een van de volgende landen wordt gebruikt: Algerije, Bahrein, Angola, Bolivia,
Kameroen, Congo, El Salvador, Ethiopië, de Filipijnen, Gabon, Ghana, Jordanië, Guatemala, Honduras, Kenia, Libië, Madagaskar, Malawi, Mali, Mauritanië,
Mozambique, Panama, Peru, Oeganda, Zambia, Zimbabwe.
190
ONDERHOUD EN ZORG
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA (Dieselversies)
WAARSCHUWING: Wanneer u de laatste reparatie uit de tabel hebt uitgevoerd, moet u verder gaan met het geprogrammeerde
onderhoud. Volg daarbij de in het schema vermelde termijnen en plaats bij elke reparatie een punt of een opmerking.
Waarschuwing: als het onderhoud gewoon vanaf het begin wordt hervat, kan de voor sommige werkzaamheden geldende
interval verstrijken!
km x 100020 40 60 80 100 120 140 160 180 200
Jaren12345678910
Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op
spanning brengen. Vervaldatum/toestand lading snelle
bandenreparatiekit controleren (indien aanwezig)
Werking verlichtingssysteem (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte,
interieur, dashboardkastje, lampjes instrumentenpaneel,
enz.) controleren
De vloeistofpeilen controleren en eventueel bijvullen(1) (2)
Uitlaatgasemissie controleren
Gebruik de diagnoseaansluiting om de werking van het
motormanagement en de emissie en de verslechtering van
de emissie en motorolie te controleren (het laatste waar
voorzien)(3)
(1) Gebruik voor het bijvullen altijd uitsluitend de in het instructieboek vermelde vloeistoffen en controleer het systeem eerst op schade.
(2) Het verbruik van additieven tegen emissies (UREUM) is afhankelijk van de gebruikstoestand van het voertuig en wordt aangegeven met een controlelampje en
bericht op het instrumentenpaneel (voor bepaalde versies/markten).
(3) Als het "restpercentage van efficiënte motorolie" dat gedetecteerd wordt door de diagnostiek van de auto lager is dan of gelijk is aan 20%, verdient het
aanbeveling de motorolie en het motorfilter te vervangen om te voorkomen dat na korte tijd opnieuw servicewerkzaamheden nodig zijn.
193
VERSIES MET STOP/
START-SYSTEEM
(indien aanwezig)
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
Koppel de stekker 1 fig. 211 los van
de accusensor 3 op de minklem 4 (–)
van de accu los (door op de knop 2 te
drukken);
sluit de pluskabel (+) van de
acculader aan op de plusklem 5 van de
accu en de minkabel (–) op de klem van
de sensor 4 zoals aangegeven in de
figuur;
schakel de acculader in. Schakel na
het opladen de acculader uit;
sluit na de acculader te hebben
afgekoppeld de stekker 1 terug op de
sensor 3 aan zoals aangegeven in de
figuur.
ONDERHOUDS-
PROCEDURES
79) 80) 81)
De volgende pagina's bevatten de
voorschriften voor hetvereiste
onderhoud die voorzien zijn door het
technische personeel dat het voertuig
heeft ontworpen.
In aanvulling op deze specifieke
onderhoudsinstructies die
gespecificeerd zijn voor het
geprogrammeerde routine-onderhoud,
zijn er andere componenten die
reparatie of vervanging vereisen tijdens
de gebruikscyclus van het voertuig.
MOTOROLIE
Motorolieniveau controleren
82)
Om een juiste smering van de motor te
garanderen, moet de olie altijd op het
voorgeschreven niveau worden
gehouden (zie "Motorruimte" in dit
hoofdstuk).
MOTOROLIEFILTER
Het motoroliefilter vervangen
Het motoroliefilter moet elke keer dat de
motorolie ververst wordt vervangen
worden.
Het is raadzaam om het te vervangen
door een origineel onderdeel, speciaal
ontworpen voor dit voertuig.
LUCHTFILTER
176)
Luchtfilter vervangen
Zie het "Geprogrammeerd
onderhoudsschema" voor de juiste
onderhoudsintervallen.
Het is raadzaam om het te vervangen
door een origineel onderdeel, speciaal
ontworpen voor dit voertuig.
ONDERHOUD
AIRCONDITIONING
83) 84)
Om de beste prestaties te garanderen,
moet de airconditioning gecontroleerd
en onderhouden worden bij een
werkplaats van het Fiat Servicenetwerk,
bij het begin van de zomer.
21109036J0001EM
211