EEN WIEL
VERVANGEN
KRIK
Het is nuttig om het volgende te weten:
de krik weegt 2,15 kg;
de krik niet kan worden gerepareerd:
in geval van een defect moet de krik
door een origineel exemplaar worden
vervangen;
Afgezien van de slinger mag geen
enkel ander gereedschap op de krik
gemonteerd worden.
Service
Voorkom dat er vuil op de
“wormschroef” terechtkomt;
Zorg ervoor dat de "wormschroef"
altijd gesmeerd is;
Breng nooit wijzigingen aan de krik
aan.
Omstandigheden om niet bij te
gebruiken
Temperatuur onder -40°C;
Op zanderige of modderige grond;
Op ongelijke ondergrond;
Op steile wegen;
Onder extreme
weersomstandigheden: onweer,
tyfonen, orkanen, sneeuwstormen,
stormen, enz.
Bij directe aanraking met de motor of
voor reparaties onder het voertuig;
Op schepen.
VERVANGINGS-
PROCEDURE
149) 150) 151) 152) 153) 154)
65) 66)
Ga als volgt te werk:
stop het voertuig op een plek die niet
gevaarlijk is voor het verkeer en waar
het wiel op veilige wijze vervangen kan
worden. De grond moet zo mogelijk
vlak en voldoende compact zijn;
zet de motor af, schakel de
noodknipperlichten en de parkeerrem
in;
schakel de eerste of
achteruitversnelling in of, voor versies
met automatische versnellingsbak (waar
aanwezig), zet de pook in stand P
(Parkeren);
trek het reflecterende veiligheidsvest
aan voordat u uit de auto stapt (houd u
in elk geval aan de wettelijke
voorschriften van het land waarin u
rijdt);
open de achterklep, til de mat op en
zet deze met het lipje vast aan de haak
van de hoedenplank fig. 165 (uitsluitend
bij TIPO 5-DEURS-versie);
pak het lipje van de mat
fig. 166(uitsluitend bij TIPO
5-DEURS-versie) beet en til de mat op;
draai de moer 1 fig. 167 (bij TIPO
5-DEURS-versie) of fig. 168 (bij TIPO
STATIONWAGON-versie) met het
gereedschap 4 uit de
gereedschapshouder los;
165P2000069-000-000
166P2000065-000-000
169
151)Waarschuw de andere weggebruikers
voor de stilstaande auto conform de
plaatselijke wettelijke voorschriften:
alarmknipperlichten, gevarendriehoek enz.
Alle inzittenden moeten de auto verlaten,
vooral als de auto zwaar beladen is.
Passagiers moeten op een veilige afstand
van het verkeer wachten terwijl het wiel
wordt verwisseld.
152)
De krik is een gereedschap dat
ontwikkeld en ontworpen is voor het
vervangen van een wiel, als een band lek of
beschadigd raakt, op het voertuig waarbij de
krik is geleverd of bij voertuigen van hetzelfde
model. Elk ander gebruik, bijv. om andere
modellen voertuigen of andere dingen op te
krikken, is ten strengste verboden. Gebruik
hem nooit voor onderhoud of reparaties onder
het voertuig of om winterbanden te
verwisselen voor zomerbanden of andersom:
wij adviseren u om contact op te nemen met
een Fiat Servicenetwerk. Zorg dat u zich nooit
onder een opgekrikt voertuig bevindt: gebruik
de krik alleen in de aangegeven standen.
Gebruik de krik niet voor zwaardere lasten dan
is aangegeven op het plaatje op de krik. Start
de motor nooit wanneer het voertuig opgekrikt
is. Als het voertuig meer dan noodzakelijk is
opgekrikt, kan alles onstabieler worden, met
het risico dat het voertuig met een harde klap
omlaag komt. Krik daarom het voertuig alleen
op zover als nodig is, om toegang te krijgen
tot het reservewiel.
153)Voer nooit werkzaamheden aan het
ventiel uit. Steek nooit gereedschap, van welk
type ook, tussen de velg en de band.
Controleer regelmatig de spanning van zowel
de banden als de thuiskomer, in
overeenstemming met de spanningswaarden
die zijn aangegeven in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
154)Volg de volgende aanwijzingen op als de
auto is uitgerust met een kleiner reservewiel
dan normaal (een 16” reservewiel wordt
geleverd bij 17" en 18" banden) of een
thuiskomer. De thuiskomer (voor bepaalde
versies/markten) is specifiek voor de auto;
monteer het niet op andere auto’s en monteer
ook geen thuiskomers afkomstig van andere
auto’s. Gebruik de thuiskomer alleen in
noodgevallen. Gebruik het nooit langer dan
strikt noodzakelijk en rijd nooit harder dan
80 km/h. “Waarschuwing! Alleen voor tijdelijk
gebruik! max. 80 km/h!”. Vervang het
reservewiel zo snel mogelijk door het
standaardwiel. Verwijder deze sticker op de
thuiskomer nooit en dek hem niet af. Monteer
nooit een wieldeksel op de thuiskomer. Een
gemonteerd reservewiel wijzigt de
rijeigenschappen van de auto. Vermijd bruusk
optrekken en remmen, scherpe
stuurbewegingen en snelle bochten. De
rijeigenschappen van de auto veranderen als
een thuiskomer of een reservewiel is
gemonteerd. Vermijd bruusk optrekken en
remmen, scherpe stuurbewegingen en snelle
bochten. De totale levensduur van de
thuiskomer is ongeveer 3000 km. Hierna moet
de band vervangen worden door een nieuw
exemplaar van hetzelfde type. Monteer nooit
een standaardband op de velg van een
thuiskomer. Zorg ervoor dat het verwisselde
wiel zo snel mogelijk wordt gerepareerd en
gemonteerd. Het gelijktijdige gebruik van twee
of meer thuiskomers of reservewielen is
verboden. Smeer de schroefdraad van de
wielbouten niet met vet voordat ze
gemonteerd worden: ze kunnen hierdoor
losraken.BELANGRIJK
65)Zorg voor voldoende werkruimte bij het
draaien van de slinger om schaafwonden
aan uw hand door contact met de grond te
voorkomen. Ook de bewegende delen van
de krik ("wormschroef" en gewrichten)
kunnen verwondingen veroorzaken: raak
deze delen niet aan. In geval van
accidenteel contact met smeervet, het
betreffende deel zorgvuldig schoonmaken.
66)Neem zo snel mogelijk contact op met
het Fiat Servicenetwerk om het correcte
aanhaalkoppel van de wielbouten te laten
controleren.
173
steek de stekker 3 fig. 182 in het
12 V-stopcontact van de auto;
schakel de compressor in door te
drukken op de AAN-UIT-knop 5
fig. 181. Zodra de in het Instructieboek
of het daarvoor bestemde label
vermelde spanning op de meter
7 verschijnt, schakel de compressor
dan weer uit met de AAN-UIT-knop 5;
verwijder het busje 1 van de
compressor door op knop 8 te drukken
en het busje 1 voorzichtig omhoog te
trekken fig. 183.
Als de meter 7 fig. 181 een spanning
van minder dan 1,8 bar / 26 psi
weergeeft 15 minuten nadat de
compressor ingeschakeld werd,
schakel dan de compressor uit,
ontkoppel de vulleiding 4 van het ventiel
van de band en verwijder het busje
1 van de compressor fig. 183.
Verplaats de auto circa 10 m om het
afdichtmiddel te verdelen; stop de auto
op een veilige wijze, schakel de
handrem in en herstel de spanning met
de zwarte vulleiding 9 fig. 184 tot de
vereiste waarde is bereikt. Als ook
15 minuten na het starten de druk
minder dan 1,8 bar / 26 psi is, rij dan
niet verder, maar neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk.Na ongeveer 8 km /5 mijl gereden te
hebben, het voertuig op een veilige en
geschikte plaats zetten, met de
handrem aangetrokken. Neem de
compressor en herstel de spanning met
de zwarte vulleiding 9 fig. 184.
Als de weergegeven druk hoger is dan
1,8 bar / 26 psi, herstel dan de druk en
rij voorzichtig zo snel mogelijk naar een
dealer van het Fiat Servicenetwerk.
Indien de druk echter lager is dan
1,8 bar / 26 psi, rij dan niet verder, maar
neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
181P2000160
182P2000159
183P2000161
184P2000163
175
OPPOMPEN
Ga als volgt te werk:
stop de auto op een veilige manier,
zoals hierboven beschreven, en schakel
de handrem in;
neem de zwarte vulleiding 9
fig. 184 uit en schroef deze stevig op
het ventiel van de band. Volg de
aanwijzingen in fig. 182 en fig. 184.
Druk op de ontluchtingsknop 10
fig. 181 om eventuele overmatige
bandenspanning weg te nemen.
VERVANGING
FILTERELEMENT
Ga als volgt te werk:
gebruik alleen originele
Fix&Go-filterelementen die kunnen
worden aangeschaft bij het Fiat
Servicenetwerk.
om het busje 1 te verwijderen
fig. 179, druk op de knop 8 fig. 183 en
trek het omhoog.
BELANGRIJK
155)De informatie die vereist is door het
voorschrift dat van toepassing is, staat
vermeld op het etiket van de verpakking
van de Fix&Go kit. Lees het etiket op het
busje vóór gebruik, vermijd oneigenlijk
gebruik. De kit dient gebruikt te worden
door volwassenen en mag niet gebruikt
worden door kinderen.
156)BELANGRIJK:
Overschrijd de snelheid
van 80 km/h niet. Vermijd abrupt accelereren
of remmen. De Fix&Go-kit voorziet in een
tijdelijke reparatie, daarom moet de band zo
snel mogelijk onderzocht en gerepareerd
worden door een specialist. Alvorens de kit te
gebruiken, controleren of de band niet
buitensporig beschadigd is en dat de velg in
goede conditie is, gebruik de kit anders niet
en bel pechverhelping. Verwijder vreemde
voorwerpen niet uit de band. Laat de
compressor niet langer dan 20 minuten achter
elkaar aan staan - oververhittingsgevaar.
BELANGRIJK
67)Het afdichtmiddel werkt bij
buitentemperaturen tussen -40°C en
+55°C. Het afdichtmiddel heeft een
houdbaarheidsdatum. Banden met een
beschadiging van het bandoppervlak tot
een maximale diameter van 6 mm kunnen
hersteld worden. Toon het busje en het
etiket aan het personeel dat de band zal
behandelen die hersteld werd met de
bandenreparatiekit.
STARTEN MET
HULPACCU
157) 158) 159) 160)
68)
Als de accu leeg is, kan de motor
gestart worden met startkabels en de
accu van een ander voertuig, of met
een hulpaccu. In elk geval moet de
gebruikte accu een capaciteit hebben
die gelijk is aan of enigszins groter is
dan de lege accu.
Starten net een hulpaccu kan gevaarlijk
zijn als dit niet correct wordt uitgevoerd:
volg onderstaande procedures
zorgvuldig.
STARTEN MET
HULPACCU
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Gebruik geen hulpaccu of enige andere
externe voedingsbron met een
spanning hoger dan 12 V: de accu, de
startmotor, de dynamo en het
elektrische systeem van het voertuig
kunnen hierdoor worden beschadigd.
Probeer niet te starten met een
hulpaccu als de accu bevroren is. De
accu kan kapot gaan en ontploffen!
Wanneer men met een hulpaccu moet
starten, mag de minkabel (–) vanaf de
hulpaccu nooit in verbinding worden
176
NOODGEVALLEN
gebracht met de minpool 1 fig. 185 van
de accu in de auto. Sluit de minkabel
aan op een massapunt op de motor of
op de versnellingsbak.
69)
Ga als volgt te werk om de auto te
starten met een hulpaccu:
sluit een uiteinde van de pluskabel
(+) aan op de plusklem (+) van het
voertuig met de lege accu;
sluit het andere uiteinde van de
pluskabel (+) aan op de plusklem (+)
van de hulpaccu;
sluit een uiteinde van de minkabel (–)
aan op de minklem (–) van de hulpaccu;
Sluit het andere uiteinde van de
minkabel (–) aan op de massa op de
motor
(een zichtbaar metalen deel
van de motor of de versnellingsbak van
het voertuig met lege accu) uit de buurt
van de accu en het inspuitsysteem;
start de motor van het voertuig met
de hulpaccu, laat de motor enkele
minuten stationair draaien. Start de
motor van het voertuig met lege accu.
Maak de kabels in de omgekeerde
volgorde los als de motor is gestart.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, blijf dan niet proberen maar neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
ROLLEND STARTEN
Probeer de motor nooit te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden.
BELANGRIJK
157)Controleer alvorens de motorkap te
openen of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de stand STOP staat. Volg
de aanwijzingen op die op het plaatje
onder de motorkap staan. Wij adviseren
om de contactsleutel te verwijderen als er
zich nog inzittenden in het voertuig
bevinden. Alle inzittenden moeten uit het
voertuig stappen nadat de contactsleutel is
uitgenomen of naar de STOP-stand is
gedraaid. Controleer bij het tanken of de
motor is afgezet (en of de contactsleutel in
de stand STOP staat).
158)Kom niet te dicht bij de koelventilator
van de radiateur: de elektrische ventilator
kan inschakelen; gevaar voor
verwondingen. Sjaals, dassen of andere
loszittende kleding kunnen door de
bewegende onderdelen worden
meegetrokken.
159)Verwijder alle metalen voorwerpen
(bijv. ringen, horloges, armbanden), die
zouden kunnen leiden tot een onbedoeld
elektrisch contact en daardoor ernstig
letsel.
160)De batterijen bevatten een zuur dat de
huid of de ogen kan verbranden. Accu's
produceren waterstof, dat uiterst
brandbaar en explosief is. Houd ze daarom
uit de buurt van vlammen of apparaten die
vonken kunnen afgeven.
18508066J0001EM
18608066J0003EM
177
verwijder de onderste afdekking
3 van het stuurwiel door deze uit zijn
zitting te halen;
trek lipje 4 fig. 192 omlaag met één
hand en verwijder met de andere hand
de sleutel, door deze naar buiten te
trekken;
als de sleutel eenmaal verwijderd is,
onderste afdekking 3
fig. 191 terugzetten, controleren of deze
goed vastzit en de bevestigingsbouten
2 stevig vastdraaien.
BELANGRIJK
70)Het wordt geadviseerd contact op te
nemen met het Fiat Servicenetwerk om
deze hermontageprocedure te laten
uitvoeren. Indien u zelfstandig te werk wilt
gaan, dient u vooral op te letten op de
juiste bevestiging van de borgklemmen.
Anders kan een verkeerde bevestiging van
de onderste en bovenste afdekking lawaai
veroorzaken.
19008106J0004EM
19108106J0005EM19208106J0006EM
181
trek lipje 4 fig. 198 omlaag met één
hand en verwijder met de andere hand
de sleutel, door deze naar buiten te
trekken;
als de sleutel eenmaal verwijderd is,
onderste afdekking 3
fig. 197 terugzetten, controleren of deze
goed vastzit en de bevestigingsbouten
2 stevig vastdraaien.
BELANGRIJK
71)Het wordt geadviseerd contact op te
nemen met het Fiat Servicenetwerk om
deze hermontageprocedure te laten
uitvoeren. Indien u zelfstandig te werk wilt
gaan, dient u vooral op te letten op de
juiste bevestiging van de borgklemmen.
Anders kan een verkeerde bevestiging van
de onderste en bovenste afdekking lawaai
veroorzaken.
SLEPEN VAN HET
VOERTUIG
BEVESTIGING VAN HET
SLEEPOOG
162) 163) 164)
Het bijgeleverde sleepoog bevindt zich
in de gereedschapstas in de
bagageruimte.
Voor
Ga als volgt te werk:
maak de beschermende dop los en
verwijder hem;
neem sleephaak 1 fig. 199 en draai
het helemaal vast op de voorste pen
met schroefdraad .
19708106J0005EM
19808106J0006EM
19908116J0001EM
183
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Juist onderhoud is essentieel voor een
lange levensduur van het voertuig onder
optimale omstandigheden.
Daarom heeft Fiat een reeks controles
en onderhoudsbeurten opgesteld die
op vaste afstandsintervallen en/of op
vaste tijdsintervallen uitgevoerd moeten
worden, zoals beschreven in het
Geprogrammeerd Onderhoudsschema.
Om de auto in topconditie te houden,
worden op de volgende pagina's van
het Geprogrammeerd
Onderhoudsschema een aantal
aanvullende controles genoemd die
vaker moeten worden uitgevoerd ten
opzichte van de normale intervallen.
Geprogrammeerde Onderhoudsbeurten
worden door alle werkplaatsen van het
Fiat Servicenetwerk uitgevoerd op basis
van de vaste intervallen in tijd of
kilometers/mijlen. Eventuele reparaties
die nodig blijken tijdens het uitvoeren
van de diverse inspecties en controles
van het geprogrammeerd onderhoud,
mogen uitsluitend worden uitgevoerd
na uitdrukkelijke toestemming van de
eigenaar. Als de auto dikwijls gebruikt
wordt voor het trekken van aanhangers,
dan moet een korter interval tussen de
geprogrammeerde onderhoudsbeurten
worden aangehouden.BELANGRIJKE OPMERKINGEN
De onderhoudsbeurten van het
Geprogrammeerde Onderhoud zijn
door de fabrikant voorgeschreven. Het
niet uitvoeren ervan kan het vervallen
van de garantie tot gevolg hebben.
Wij adviseren bij twijfel over de werking
van uw auto contact op te nemen met
uw Fiat-dealer en de volgende beurt
niet af te wachten.
186
ONDERHOUD EN ZORG