gehouden worden dat deze waarde
betrekking heeft op het toelaatbaar
gewicht van de volgeladen
aanhangwagen, inclusief accessoires
en bagage.
Neem de snelheidsbeperkingen van het
land waar u bent voor auto’s met
aanhanger in acht. Rijd in geen geval
harder dan 100 km/h.
Elke elektrische rem moet rechtstreeks
vanaf de accu worden gevoed, met een
kabel met een diameter van minimaal
2,5 mm
2.
Naast de elektrische aansluitingen die
op het schakelschema zijn aangegeven,
kan de elektrische installatie alleen
aangesloten worden op de
voedingskabel voor een elektrische rem
en op de kabel voor een interne
gloeilamp van niet meer dan 15 W voor
de aanhanger. Voor de aansluitingen
dient de daarvoor bestemde
regeleenheid te worden gebruikt met
een accukabel met een doorsnede van
minstens 2,5 mm
2.
BELANGRIJK Het gebruik van extra
belastingen anders dan de
buitenverlichting (bijv. elektrische rem)
moet met draaiende motor gebeuren.MONTAGE VAN DE
TREKHAAK
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk voor de montage van
de trekhaak.
BELANGRIJK
134)Het ABS waarmee de auto is
uitgerust heeft geen controle over het
remsysteem van de aanhanger. Wees dus
bijzonder voorzichtig op gladde wegen.
135)Probeer nooit de remwerking van de
aanhanger te beïnvloeden door wijzigingen
aan het remsysteem van het voertuig uit te
voeren. Het remsysteem van de aanhanger
moet volledig onafhankelijk zijn van het
hydraulisch systeem van de auto.
TIPS VOOR HET
RIJDEN
BRANDSTOFBESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips om
het brandstofverbruik zo laag mogelijk
te houden en om de uitstoot van
schadelijke gassen zoveel mogelijk in te
perken.
Onderhoud van de auto
Voer de controles en bewerkingen uit
die in het “Geprogrammeerd
Onderhoudsschema“ zijn aangegeven
(zie hoofdstuk "Onderhoud en zorg").
Banden
Controleer minstens één keer per
maand de bandenspanning: als de
spanning te laag is, wordt de weerstand
groter en neemt het brandstofverbruik
toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een te zwaar beladen
bagageruimte. Het gewicht van het
voertuig en de gewichtsverdeling
beïnvloeden in grote mate het
brandstofverbruik en de stabiliteit.
143
als voor het bijvullen systemen
worden gebruikt die niet
vastgeschroefd kunnen worden (bijv.
reservoirs), dient u het
AdBlue®
-
reservoir met niet meer dan 6 liter te
vullen wanneer het bericht op het
display van het instrumentenpaneel
wordt weergegeven (raadpleeg de
paragraaf “Waarschuwingslampjes en
-berichten” in het hoofdstuk
“Kennismaking met het
instrumentenpaneel”);
als houders worden gebruikt die op
de vulopening vastgeschroefd kunnen
worden, is het reservoir gevuld wanneer
hetAdBlue™niet langer uit het
reservoir stroomt. Probeer niet verder
bij te vullen.
Handelingen na het bijvullen
Ga als volgt te werk:
plaats de dop 2 fig. 129terug op de
AdBlue®
-vulopening door hem
rechtsom te draaien en volledig vast te
schroeven;
draai het contactslot op MAR (de
motor hoeft niet gestart te worden);
wacht tot het bericht van het
instrumentenpaneel verdwijnt, alvorens
met de auto te gaan rijden. Het bericht
kan een enkele seconde tot ongeveer
een halve minuut lang worden
weergegeven. Het bericht zal langer
weergegeven worden als de motor
gestart wordt en met de auto wordtgereden. Dit zal de werking van de
motor niet benadelen;
raadpleeg de paragraaf “Tanken” in
het hoofdstuk “Technische gegevens”
als
AdBlue®
bijgevuld wordt met een
leeg reservoir en wacht minstens
2 minuten voordat u de motor start.
BELANGRIJK Maak de zone goed
schoon en ga verder met het bijvullen
als AdBlue buiten de vulopening wordt
gemorst. Verwijder de vloeistof met een
spons en warm water als de vloeistof
kristalliseert.
BELANGRIJKHET MAXIMUMPEIL NIET
OVERSCHRIJDEN om schade aan
het reservoir te vermijden. UREUM
bevriest onder -11 °C. Hoewel het
systeem is ontworpen om te
functioneren onder het vriespunt
van UREUM, verdient het
aanbeveling de tank niet te vullen
boven het maximumpeil want het
systeem kan beschadigd raken als
UREUM bevriest. Volg de
aanwijzingen van de paragraaf
“Bijvullen van
AdBlue®
-additief voor
dieseluitstoot (UREUM)” in dit
hoofdstuk.
Als het UREUM wordt gemorst
op geverfde oppervlakken of
aluminium, onmiddellijk het gebied
met water schoonmaken en het
gebruik een absorberend materiaal
om de vloeistof die is gemorst op
de grond te verzamelen.
Probeer de motor niet te starten
als UREUM per ongeluk werd
toegevoegd aan de dieseltank,
omdat dit kan leiden tot ernstige
schade aan de motor. Neem in dit
geval contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Voeg geen additieven of andere
vloeistoffen aan
AdBlue®
toe om
schade aan het systeem te vermijden.
Bij het gebruik van niet-
overeenkomstige of verouderde
AdBlue®
kunnen berichten op het
instrumentenpaneel worden
weergegeven (raadpleeg de paragraaf
“Waarschuwingslampjes en -berichten”
in het hoofdstuk “Kennismaking met het
instrumentenpaneel”).
GietAdBlue®
nooit in een andere
houder omdat het daardoor
verontreinigd kan raken.
Raadpleeg de paragraaf
“Waarschuwingslampjes en
-berichten” in het hoofdstuk
“Kennismaking met het
instrumentenpaneel” als
AdBlue®
opraakt om de auto normaal te kunnen
blijven gebruiken.
147
NOODGEVALLEN
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen dat
in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis landelijke of
internationale universele
telefoonnummer bellen om het
dichtstbijzijnde Fiat Servicepunt te
vinden.ALARMKNIPPERLICHTEN......153
LAMP VERVANGEN..........153
ZEKERINGEN VERVANGEN.....162
EEN WIEL VERVANGEN........169
FIX&GO-KIT...............174
STARTEN MET HULPACCU.....176
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER........178
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK..........180
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
MET DUBBELE KOPPELING. . . .182
SLEPEN VAN HET VOERTUIG. . . .183
152
NOODGEVALLEN
SOORTEN LAMPEN
Het voertuig is voorzien van de volgende lampen
Volglas lampen (type 1): klemmontage. Trek om te verwijderen.
Lamp met bajonet-sluiting (type 2): druk de lamp ietwat in en draai
linksom om hem uit de houder te verwijderen.
Halogeenlampen (type 3): om de lamp te verwijderen, aan de
stekker trekken en deze uitnemen.
Halogeenlampen (type 4): draai de lamp linksom om hem uit de
houder te verwijderen.
Xenon-gasontladingslamp (type 5):
(voor bepaalde versies/markten)
neem voor het verwijderen van de lamp contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
154
NOODGEVALLEN
Mistkoplampen
Ga als volgt te werk om lamp 2
fig. 134 te vervangen:
draai de wielen van de auto helemaal
naar binnen;
draai de schroef 1 fig. 138 met de
geleverde schroevendraaier los en
verwijder het inspectieklepje 2;
draai de lamp/lamphouder 3 een
kwartslag linksom en trek hem naar
buiten;
maak de stekker los en vervang het
geheel als unit;
sluit de stekker aan op de nieuwe
lamp/lamphouder;
plaats de unit in de behuizing, draai
het geheel rechtsom en zorg dat hij
goed vastzit;
plaats ten slotte de inspectieklep
1 terug.
Dagrijlichten (DRL)
De lampen van de dagverlichting 4
fig. 134 zijn LED-lampen om hun
levensduur te verlengen. Vervanging
zou daarom niet nodig moeten zijn.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk als er problemen zijn.
Zijrichtingaanwijzer
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
druk op het lampenglas 1
fig. 139 om de inwendige borgveer 2 in
te drukken en trek de lichtunit naar
buiten; ga voorzichtig te werk om de lak
niet te beschadigen;
draai de lamphouder 2 linksom,
verwijder de lamp 3 en vervang hem;
plaats de lamphouder 2 terug in het
lampenglas en draai hem rechtsom;
monteer de lichtunit zodat de
inwendige borgveer op zijn plaats
vastklikt.
Versies met bi-parabolische
koplampen
Voorste lamp positie
1. Dimlicht
2. Mistlampen
137P2000185
138P2000135
139P1030251-000-000
14008026J0002EM
157
Mistlampen
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
draai de wielen van het voertuig
helemaal naar binnen;
draai de schroeven 1 fig. 138 los met
de geleverde schroevendraaier en
verwijder de inspectieklep 2;
draai de lamp- lamphouderunit 1
fig. 143 linksom en verwijder hem dan
door hem naar buiten de schuiven;
maak de stekker los;
sluit de stekker aan op de nieuwe
unit: breng hem dan in, draai hem
rechtsom, en zorg dat hij correct sluit;
plaats ten slotte de inspectieklep
terug.Zijrichtingaanwijzer
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
druk op het lampenglas 1
fig. 144 om de inwendige borgveer 2 in
te drukken en trek de lichtunit naar
buiten;
draai de lamphouder 3 linksom,
verwijder de lamp 4 en vervang hem;
hermonteer de lamphouder 3 in het
lampenglas en draai hem rechtsom;
monteer de lichtunit zodat de
inwendige borgveer 2 op zijn plaats
vastklikt.
Versies met Xenon-
gasontladingskoplampen
Grootlicht/dimlicht
(voor bepaalde versies/markten)
Neem voor het vervangen van deze
lampen contact op met het Fiat
Servicenetwerk.Achterste lamp positie
1. Posities
2. Achterlichten/remlichten
3. Richtingaanwijzers
4. Achteruitrijlicht
Lichtunit op achterklep
Rem- en achteruitrijlichten
Ga als volgt te werk om een of meer
lampen te vervangen:
open de achterklep en gebruik de
schroevendraaier van de auto om de
inspectieklep 1 fig. 146 te verwijderen;14308026J0016EM
14408026J0005EM
145P1030154-000-000
159
plaats de houders met de nieuwe
lampen in de lampunit en draai de twee
schroeven 2 vast;
sluit de stekker aan, plaats de unit op
de carrosserie en draai de twee
schroeven 1 fig. 150 vast met de
L-vormige sleutel 1;
plaats de sierlijst door er zachtjes op
te drukken totdat u voelt dat hij vastzit
en sluit vervolgens de achterklep.Lampjes 3
eremlicht
De lampen van het derde remlicht zijn
LED-lampen om hun levensduur te
verlengen. Vervanging zou daarom niet
nodig moeten zijn. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk als er
problemen zijn.
Mistachterlichten
Ga als volgt te werk om de mistlampen
achter te vervangen:
de lamphouder is bereikbaar via de
onderzijde van de achterbumper
fig. 152;
draai de lamphouder linksom,
verwijder de lamp en vervang hem
fig. 153;
hermonteer de lamphouder en draai
hem rechtsom.Wij adviseren contact op te nemen met
het Fiat Servicenetwerk om de lamp te
vervangen.
144)
Kentekenverlichting
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
gebruik de meegeleverde
schroevendraaier om de lampunit 1
fig. 154 te verwijderen;
draai de lamphouder 2
fig. 155 linksom, verwijder de lamp 3 en
vervang hem;
plaats de unit terug door er zachtjes
op te drukken.
OPMERKING Breng, alvorens het
lampenglas te verwijderen, een
bescherming (bijv. een doek) aan op de
punt van de schroevendraaier, om te
voorkomen dat het lampenglas
beschadigd raakt.
150P1030171-000-000
151P1030172-000-000
152P2000183
153P2000080-000-000
161
ZEKERINGENKAST IN DE BAGAGERUIMTE
fig. 164
GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
12 V Stopcontact achter F97 15
Stoelverwarming voor bestuurderszijde F99 10
Stoelverwarming voor passagierszijde F92 10
Verstelbare lendensteun voor bestuurderszijde F90 10
BELANGRIJK
145)Als de zekering opnieuw doorbrandt, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
146)Vervang een zekering nooit door een exemplaar met een grotere stroomsterkte (ampère); BRANDGEVAAR.
147)Als er een zekering wordt gebruikt die niet wordt aangeduid in deze of in de vorige pagina, neem dan contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
148)Voordat u een zekering vervangt, zorg ervoor dat de startinrichting op STOP staat, dat de sleutel, indien mechanisch, verwijderd is en
dat alle apparatuur uit is geschakeld en/of afgesloten is.
BELANGRIJK
63)Vervang een doorgebrande zekering nooit door metalen draden of ander materiaal.
64)Als de motorruimte moet worden gewassen, zorg er dan voor dat de waterstraal niet rechtstreeks op de zekeringenkast en de motor van
de ruitenwissers terechtkomt.
168
NOODGEVALLEN