Page 25 of 244

met de continue modus wanneer de
bediening in de achteruitversnelling
geactiveerd wordt.
Met de ruitenwisser ingeschakeld, en bij
inschakeling van de
achteruitversnelling, wordt de
achterruitwisser automatisch
ingeschakeld, in continue langzame
werking. De werking stopt als de
achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld.
"Intelligente" wis-/wasfunctie
Door de hendel naar het dashboard te
trekken (verende retourstand), wordt de
achterruitsproeier ingeschakeld.
Houd de hendel aangetrokken om met
één beweging van de
achterruitwisser/-sproeier in te
schakelen, de achterruitwisser wordt
automatisch ingeschakeld als de
hendel langer dan een halve seconde
naar het stuurwiel wordt aangetrokken.Na het loslaten van de hendel blijft de
achterruitwisser nog enkele wisslagen
werken; na enkele seconden volgt
nog een extra reinigingsslag.
AUTOMATISCHE
WISREGELING
(voor bepaalde versies/markten)
9)
Inschakeling
De gebruiker kan automatisch wissen
kiezen door de rechter stuurwielhendel
fig. 24 naar de AUTO (B)-positie te
bewegen. De bestuurder wordt
geïnformeerd over de inschakeling van
de automatische wisregeling door
een enkele slag van de ruitenwissers.
Gevoeligheidsaanpassing
De regensensorgevoeligheid kan
worden aangepast via het displaymenu
of op hetUconnect™5" of 7”
systeem.Blokkering
Als de starterschakelaar naar de
STOP-positie wordt bewogen en de
rechterstuurwielhendel in de AUTO (B)
positie laat, wanneer het voertuig de
volgende keer wordt gestart
(startschakelaar in de MAR-positie), kan
geen wiscyclus schade aan het
systeem voorkomen als de voorruit
handmatig wordt gewassen of als er ijs
op zit.
Om de automatische wismodus in te
schakelen:
de rechter stuurwielhendel in een
andere positie zetten dan AUTO en dan
terug naar de AUTO-positie;
harder dan 5 km/h rijden wanneer
de sensor regen detecteert.
Uitschakelen
De gebruiker kan automatisch wissen
uitschakelen door het rechter stuurwiel
naar een andere positie dan de
AUTO-positie te bewegen.
25F0S0612
23
Page 26 of 244

BELANGRIJK
18)Als de ruit schoongemaakt moet
worden, controleren of het systeem
uitgeschakeld is en of de sleutel op STOP
staat.
19)Rijden met versleten wisserbladen is
bijzonder gevaarlijk, omdat het zicht onder
slechte weersomstandigheden wordt
beperkt.
BELANGRIJK
5)Gebruik de ruitenwissers nooit om
opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit
te verwijderen. Onder dergelijke
omstandigheden kan de ruitenwisser
overbelast raken en wordt de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de ruitenwisser
enkele seconden wordt uitgeschakeld. Als
hierna de ruitenwissers niet meer werken,
neem dan contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
6)Schakel de ruitenwissers niet met van de
ruit opgeheven wisserbladen in.
7)Schakel de regensensor of de
achterruitwisser nooit in tijdens een
schoonmaakbeurt in een wastunnel.8)Gebruik de achterruitwisser nooit om
opgehoopte sneeuw of ijs te verwijderen. In
dergelijke omstandigheden wordt bij
overbelasting van de ruitenwisser
de beveiliging van de motor ingeschakeld,
waardoor de ruitenwisser enkele seconden
wordt uitgeschakeld. Als hierna de
ruitenwissers niet meer werken, neem dan
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
9)Zorg ervoor dat het systeem is
uitgeschakeld als er ijs op de voorruit zit.
24
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 27 of 244
KLIMAATREGELING.
2)
10).
HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING
(voor bepaalde versies/markten)
26F0S0594
25
Page 28 of 244

A - draaiknop ventilatorsnelheid en
drukknop inschakeling/uitschakeling
airconditioning.
B - draaiknop recirculatie / luchttoevoer
van buitenaf.
C - draaiknop luchtverdeling:
luchtstroom naar de luchtroosters
in het midden en aan de zijkant van
het dashboard om de borst en
het gelaat tijdens warm weer te
verkoelen;
verdeling tussen luchtroosters in
de beenruimten (warmste lucht) en
luchtroosters op het dashboard
(koelste lucht);
naar de roosters in de beenruimte.
Wegens de natuurlijke neiging
van warmte om zich naar boven
toe te verspreiden, warmt dit type
verdeling het interieur zo snel
mogelijk op, waardoor onmiddellijk
een behaaglijk gevoel wordt
verkregen;
verdeling tussen luchtroosters in
de beenruimten en luchtroosters
van de voorruit/voorste zijruiten.
Dit type verdeling biedt een
doeltreffende verwarming van het
interieur en voorkomt dat de ruiten
beslaan;
luchtstroom naar de luchtroosters
van de voorruit en de voorste
zijruiten om deze te ontwasemen
of te ontdooien.
D - knop verwarmde achterruit.
E - draaiknop temperatuurregeling.
Druk op knop A fig. 26 om de
klimaatregeling in en uit te schakelen.
OPMERKING Een optimale koeling/
verwarming van het interieur kan
mogelijk niet verzekerd zijn bij werking
van het Start&Stop-systeem. Om
voorrang te geven aan de werking van
de klimaatregeling, moet het
Start&Stop-systeem uitgeschakeld
worden.
OPMERKING Draai de knop naar 0 om
de luchtstroom uit de roosters te
onderbreken.
BELANGRIJK Men adviseert de interne
luchtrecirculatie in te schakelen in de
file of in tunnels, om te voorkomen dat
vervuilde lucht in het interieur komt.
Gebruik de functie echter niet
langdurig, vooral als er meerdere
passagiers aan boord zijn, om beslagen
ruiten te voorkomen.LUCHTRECIRCULATIE
(knop B fig. 26)
interne luchtrecirculatie
luchttoevoer van buitenaf
Gebruik de luchtrecirculatie voor
optimale prestaties van de
airconditioning.
Plaats de recirculatie op
om de
ruiten te ontwasemen.
BELANGRIJK In warm en vochtig weer
kan als koude lucht op de voorruit
wordt geblazen aan de buitenzijde
condensatie ontstaan, waardoor het
zicht wordt beperkt.
26
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 29 of 244
AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING
(voor bepaalde versies/markten)
27F0S0595
27
Page 30 of 244

A - Compressor klimaatregeling
aan/uit.
B - Instelling temperatuur in het
interieur.
: verhoog de gewenste temperatuur
naar de waarde HI (maximale
verwarming).
: verhoog de gewenste temperatuur
naar de waarde LO (maximale koeling).
C - instelling ventilatorsnelheid.
Wanneer de knop
ofwordt
ingedrukt, stijgt of daalt de
ventilatorsnelheid, zoals weergegeven
door de balken op de verlichting van
het display.
D - Knop voor in-/uitschakeling
snelle voorruitontwaseming/-
ontdooiing.
BELANGRIJK De functie blijft
gedurende ongeveer 3 minuten actief
nadat de koelmiddeltemperatuur de
50°C heeft overschreden.
BELANGRIJK In warm en vochtig weer
kan als koude lucht op de voorruit
wordt geblazen aan de buitenzijde
condensatie ontstaan, waardoor het
zicht wordt beperkt.E - Luchtverdeling interieur.
Door op de knoppen te drukken, kan
een van de vijf
luchtstroomverdelingspatronen
gekozen worden:
luchtstroom naar de luchtroosters
van de voorruit en de voorste
zijruiten om deze te ontwasemen of
te ontdooien.
luchtstroom naar de luchtroosters
in het midden en aan de zijkant van
het dashboard om de borst en
het gelaat tijdens het warme
seizoen te verkoelen.
luchtstroom naar de luchtroosters
in de beenruimten voor. Wegens
de natuurlijke neiging van warmte
om zich naar boven toe te
verspreiden, warmt dit type
verdeling het interieur zo snel
mogelijk op, waardoor onmiddellijk
een behaaglijk gevoel wordt
verkregen.
+verdeling tussen luchtroosters
beenruimten (warmste lucht)
en luchtroosters op
dashboard (koelste lucht).
+verdeling tussen luchtroosters
in de beenruimten en
luchtroosters van de
voorruit/voorste zijruiten. Dit
type verdeling biedt een
doeltreffende verwarming van
het interieur en voorkomt
dat de ruiten beslaan.
F - Knop voor inschakeling/
uitschakeling
achterruitverwarming.
BELANGRIJK Plak geen stickers op de
elektrische weerstandsdraden aan de
binnenzijde van de achterruit, om
beschadiging te voorkomen.
G - Uitschakelen
H - Knop voor inschakeling/
uitschakeling interne
luchtrecirculatie
Geadviseerd wordt de interne
luchtrecirculatie in te schakelen in de file
of in tunnels, om te voorkomen dat
vervuilde lucht in het interieur komt.
Led op knop AAN = recirculatie AAN.
Led op knop UIT = luchtrecirculatie UIT.
BELANGRIJK Het wordt afgeraden de
luchtrecirculatie in te schakelen bij
lage buitentemperaturen, aangezien de
ruiten sneller kunnen beslaan.
28
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 31 of 244

I - Automatische klimaatregeling
in-/uitschakelen
BELANGRIJK
2)Het systeem gebruikt een R1234yf
koelmiddel dat compatibel is met de
wetten die van kracht zijn in de landen
waar het voertuig wordt verkocht. Gebruik
tijdens het laden alleen het gas dat is
aangeduid op het plaatje in de
motorruimte. Het gebruik andere
koelmiddelen heeft invloed op de efficiency
en conditie van het systeem. Het
smeermiddel dat voor de compressor
wordt gebruikt, is ook strikt gekoppeld aan
het type koelgas; raadpleeg het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK
10)Gebruik nooit het koelmiddel R12 of
R134a, aangezien dit niet compatibel
is met de systeemcomponenten van de
klimaatregeling.
ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
20) 21)
Deze werkt met de contactsleutel in de
stand MAR en gedurende circa twee
minuten nadat de contactsleutel naar
de stand STOP is gedraaid of
verwijderd is.
De bedieningsknoppen voor de
elektrische ruitbediening bevinden zich
achter de versnellingspook en bedienen
fig. 28:
A Openen/sluiten linkerruit.
B Openen/sluiten rechterruit.
Houd de knop een paar seconden
ingedrukt om de ruit automatisch
omlaag te laten komen of houd hem
ingedrukt om de ruit automatisch
omhoog te laten schuiven (alleen met
de sleutel op MAR).
BELANGRIJK
20)Oneigenlijk gebruik van de elektrische
ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer
voor en tijdens het bedienen altijd of de
passagiers niet kunnen worden verwond
door de bewegende ruiten of door
voorwerpen die door de ruit worden
meegesleept of geraakt.
21)Verwijder altijd de sleutel uit het
contactslot als het voertuig wordt verlaten
om te voorkomen dat onverwachtse
bediening van de elektrische ruitbediening
gevaar oplevert voor de achtergebleven
passagiers.
28F0S0590
29
Page 32 of 244

DAK
VAST GLAZEN
SCHUIFDAK
(voor bepaalde versies/markten)
Het dak bestaat uit een breed glazen
paneel en een handmatig bediend
zonnescherm. Het zonnescherm kan
gebruikt worden in de standen "volledig
gesloten" of "volledig geopend".
Pak om het zonnescherm te openen de
hendel vast, druk tand A fig. 29 in en
breng het in de volledig geopende
stand.
Pak om het te sluiten de hendel vast en
breng het zonnescherm terug in de
gesloten stand totdat tand A op zijn
plaats klikt.SCHUIFDAK
(voor bepaalde versies/markten)22)
11) 12) 13)
Volg hetgeen beschreven wordt onder
"vast glazen schuifdak" voor het
bewegen van het schuifdak.
Openen
Houd knop A naast de
plafondverlichting voorin ingedrukt fig.
30 om het dak in de "spoiler"-stand
te zetten.
Houd terwijl het dak geopend is in de
"spoiler"-stand knop A opnieuw
ingedrukt om het dak in de volledig
geopende stand te plaatsen. Het dak
stopt in de stand die is bereikt wanneer
de knop wordt losgelaten.Sluiten
Druk op knop B fig. 30 vanuit de
volledig geopende stand: het voorste
glazen paneel wordt in de
“spoilerstand” gebracht. Het dak stopt
in de stand die is bereikt wanneer de
knop wordt losgelaten. Houd knop
B weer ingedrukt om het dak in de
volledig gesloten stand te plaatsen.
KNELBEVEILIGING
Het schuifdak is uitgerust met een
knelbeveiliging die tijdens het sluiten
van het dak een eventueel obstakel kan
herkennen. Wanneer dit gebeurt, stopt
het systeem de beweging van het
dak en keert de beweging onmiddellijk
om.
INITIALISATIEPROCEDURE
Als de accu werd losgekoppeld of als
de zekering is doorgebrand, moet
het schuifdak opnieuw worden
geïnitialiseerd.
Ga als volgt te werk:
druk op knop B fig. 30 en houd
deze ingedrukt om het schuifdak,
stapsgewijs, volledig te sluiten;
wacht, nadat het dak volledig
gesloten is, tot de motor van
het schuifdak gestopt is.29F0S0097
30F0S0096
30
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG