40
Ontgrendelen van de
achterklep
F Steek de sleutel (zonder te forceren) in het vergrendelingssysteem op de zijkant van de
deur en schuif het geheel omhoog.
F
V
erwijder de sleutel.
F
S
luit de deur en controleer van buitenaf of
de auto correct is vergrendeld.
Wanneer de achterklep weer wordt
gesloten, wordt deze weer vergrendeld als
het probleem niet is verholpen.
F
S
teek vanuit het interieur van de auto een
kleine schroevendraaier in opening A van
het slot om de achterklep te ontgrendelen.
F
V
erplaats de nok naar links.
Vervangen van de batterij
Als de batterij is ontladen, gaat dit
lampje branden in combinatie met
een geluidssignaal en een melding.
Zonder Keyless entr y and star t
Batterij, ref.: CR1620/3 V.
Met Keyless entr y and star t
Batterij, ref.: CR2032/3 V. F
W
ip het deksel met een kleine
schroevendraaier bij de uitsparing los en zet
de deksel omhoog.
F V er wijder de lege batterij uit de behuizing.
F
P
laats de nieuwe batterij op de juiste wijze
terug, let daarbij op de polariteit en klik het
deksel op de behuizing.
F
S
ynchroniseer de afstandsbediening.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het synchroniseren van
de afstandsbediening .
Gooi de lege batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze bevatten
metalen die schadelijk zijn voor het
milieu. Lever lege batterijen in bij een
speciaal verzamelpunt.
Synchroniseren van de
afstandsbediening
Na het ver vangen van de batterij of in het geval
van een storing moet de afstandsbediening
gesynchroniseerd worden. Raadpleeg zo snel mogelijk het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats als de storing niet is verholpen.
Toegang tot de auto
41
Zonder Keyless entry and start
Met Keyless entry and start
F Zet het contact aan door op de knop "START/STOP " te drukken.
F
Z
et bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak
de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het
koppelingspedaal volledig in.
F
S
electeer bij een auto met een
automatische transmissie stand
P
en trap ver volgens het rempedaal
stevig in.
F
S
electeer bij een auto met
een elektronisch gestuurde
versnellingsbak stand N en trap
ver volgens het rempedaal stevig in.
Neem als de storing na het synchroniseren
niet is verholpen zo snel mogelijk contact op
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
F
Z
et het contact af.
F
D
raai de sleutel terug in de stand 2
(contact A AN) .
F
D
ruk direct gedurende enkele seconden op
de knop met het gesloten hangslot.
F
Z
et het contact uit en ver wijder de sleutel uit
het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer volledig. F
S
teek de mechanische sleutel
(ondergebracht in de afstandsbediening) in
het slot om de auto te ver- of ontgrendelen.
F
H
oud de elektronische sleutel tegen de
noodsleutellezer op de stuurkolom tot het
contact aan wordt gezet.
Centrale vergrendeling/
ontgrendeling
Handmatig
F Druk op deze toets om de centrale vergrendeling van de auto (portieren,
achterklep en achterdeuren) vanuit het
interieur te bedienen. Het lampje van de
toets gaat branden.
F
D
ruk nogmaals op de toets om de auto
volledig te ontgrendelen. Het lampje in de
toets gaat uit.
Dit lampje gaat ook uit als één of meer
te openen carrosseriedelen afzonderlijk
worden ontgrendeld.
De centrale vergrendeling werkt niet als
een van de portieren is geopend.
2
Toegang tot de auto
42
Vergrendelen/ontgrendelen
van de laadruimte
Deze knop werkt niet als de auto
van buitenaf is vergrendeld of de
supervergrendeling is ingeschakeld
(afhankelijk van de uitvoering met de
sleutel, met de afstandsbediening of via
het Keyless entry en start-systeem) of als
een van de te openen carrosseriedelen
niet is gesloten.
Automatisch (beveiliging
tegen agressie)
De portieren en de achterklep of de
achterdeuren kunnen tijdens het rijden
automatisch worden vergrendeld (bij een
snelheid hoger dan 10 km/h).
Om deze functie, die standaard op actief staat,
uit of in te schakelen:
F
D
ruk op de toets tot er een geluidssignaal
klinkt en/of een melding op het scherm
wordt weergegeven.
Bij vergrendeling/supervergrendeling
van buitenaf
Als de auto van buitenaf is vergrendeld of
de supervergrendeling is ingeschakeld,
knippert het lampje en is de knop inactief.
F
A
ls de auto vergrendeld is, trek
dan aan de binnenportiergreep van
een van de portieren om de auto te
ontgrendelen.
F
A
ls de supervergrendeling is
ingeschakeld, moet u het Keyless
entrée and start-systeem of de
geïntegreerde sleutel gebruiken om de
auto te ontgrendelen.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan in noodgevallen de toegang tot
het interieur voor de hulpdiensten
bemoeilijken. Als u vanwege het
ver voer van grote lading
met de achterklep of de
achterdeuren geopend
rijdt, kunt u op de knop
drukken om uitsluitend de
portieren van de cabine te
vergrendelen.
Als u vanwege het
ver voer van grote lading
met de achterklep of de
achterdeuren geopend rijdt,
kunt u op de knop drukken
om uitsluitend de voor- en
achterportieren (schuifdeur)
te vergrendelen.
Als één van de portieren is geopend,
werkt de centrale vergrendeling van
binnenuit niet. Dit wordt aangegeven door
een mechanisch geluid vanaf de sloten.
Als de achterklep of de achterportieren
zijn geopend, werkt alleen de
vergrendeling van de andere portieren.
Het indicatielampje in de knop blijft uit. Bij het van binnenuit vergrendelen worden
de buitenspiegels niet ingeklapt.
Toegang tot de auto
45
De knop werkt niet en er klinkt bij het
indrukken een geluidssignaal als de
wagensnelheid hoger is dan 30 km/h.
De knop(pen) aan de voorzijde of op de
portierstijl werken niet en er klinkt bij het
indrukken een geluidssignaal als:
-
d
e auto rijdt,
-
d
e kinderbeveiliging is ingeschakeld
(voor de knoppen op de portierstijlen).
-
v
an buitenaf de auto is vergrendeld of
de supervergrendeling is ingeschakeld
(afhankelijk van de uitvoering met de
sleutel, met de afstandsbediening
of via het Keyless entry en start-
syste e m).
De knop van de linker schuifdeur werkt
niet en er klinkt bij het indrukken een
geluidssignaal als de brandstofvulklep is
geopend.Algemene aanbevelingen
voor de schuifdeuren
Bedien de schuifdeuren uitsluitend bij
stilstaande auto.
Omwille van de veiligheid van uzelf en uw
passagiers en voor een goede werking
van de schuifdeuren is het raadzaam
niet te gaan rijden met geopende
schuifdeuren.
Controleer voordat u een schuifdeur
bedient altijd of de omstandigheden
veilig zijn, en zorg er voor dat kinderen
en huisdieren zich niet onbewaakt in de
omgeving van de bedieningsschakelaars
van de schuifdeuren kunnen bevinden.
U wordt u hierop geattendeerd door
een geluidssignaal, het branden van
het verklikkerlampje "portier geopend"
en een melding op het scherm. Neem
contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om deze
waarschuwing te deactiveren.
Vergrendel de auto tijdens het wassen in
een wasstraat. Controleer voordat u een schuifdeur opent
of sluit en gedurende de beweging van
de schuifdeur of er, zowel in als buiten
de auto, geen personen, huisdieren of
voor werpen zijn die door de geopende
ruit steken en de beweging er van kunnen
hinderen.
Het niet in acht nemen van dit
veiligheidsvoorschrift kan leiden tot
schade aan voor werpen en letsel aan
personen indien deze tijdens het bewegen
van de schuifdeur bekneld raken.
De deuren kunnen niet elektrisch worden
geopend bij een snelheid hoger dan 3
km/h:
-
M
aar als de deuren open blijven tijdens
het wegrijden, moet de snelheid lager
zijn dan 30
km/h, voordat ze kunnen
worden gesloten.
-
A
ls tijdens het rijden wordt geprobeerd
de schuifdeur elektrisch te openen met
de binnenportiergreep, dan kan deze
alleen handmatig worden geopend.
-
H
ierbij klinkt een geluidssignaal,
gaat het verklikkerlampje "portier
geopend" branden en verschijnt de
bijbehorende melding op het scherm.
Pas als de auto stilstaat, wordt de deur
ontgrendeld en kan hij weer worden
bediend.
2
Toegang tot de auto
49
Als in het menu Auto de optie "Handsfree
toegang automatische vergrendeling "
is geselecteerd, controleer dan na het
sluiten van de schuifdeur of de auto is
vergrendeld.
De auto wordt namelijk niet vergrendeld:
-
a
ls het contact aan staat,
-
a
ls een van de portieren/deuren of
de achterklep geopend of niet goed
gesloten is,
-
a
ls een afstandsbediening van het
Keyless entrée and start-systeem zich
in de auto bevindt.
Als meerdere, opeenvolgende
voetbewegingen geen effect hebben
gehad, wacht dan enkele seconden
alvorens weer een voetbeweging te
maken.
De functie wordt automatisch
uitgeschakeld bij zware neerslag of
opeenhoping van sneeuw.
Als de functie niet werkt, controleer dan of
de werking van de afstandsbediening niet
wordt gehinderd door elektromagnetische
straling (smartphone enz.).
De functie werkt bij een beenprothese
mogelijk minder goed.
Ook als een trekhaakkogel is gemonteerd,
werkt de functie mogelijk niet correct. De schuifdeur kan mogelijk onver wacht
worden geopend of gesloten als:
-
e
en trekhaakkogel is gemonteerd,
-
e
en aanhanger wordt aangekoppeld of
losgekoppeld,
-
e
en fietsendrager wordt bevestigd of
losgemaakt,
-
f
ietsen op een fietsendrager worden
gezet of er van af worden gehaald,
-
i
ets achter de auto wordt neergezet of
opgepakt,
-
e
en dier de bumper nadert,
-
d
e auto wordt gewassen,
-
e
r onderhoud aan uw auto wordt
uitgevoerd,
-
e
en wiel wordt ver wisseld.
Om een ongewenste werking van de
functie te voorkomen, is het raadzaam
om de sleutel buiten het detectiebereik
te houden (en buiten de bagageruimte)
of de functie uit te schakelen via het
configuratiemenu van de auto.Achterdeuren
F Trek nadat u de linker achterdeur hebt geopend de hendel A naar u toe om de
rechter achterdeur te openen.
Sluiten
F Sluit eerst de rechter achterdeur en vervolgens de linker achterdeur.
Als eerst de linker
achterdeur wordt gesloten,
voorkomt een aanslag op
de zijkant van de rechter
achterdeur dat deze kan
worden gesloten.
Zorg er voor dat het sluiten of openen van
de schuifdeuren niet gehinderd wordt door
voorwerpen of personen.
Zorg er met name voor dat kinderen zich
tijdens het bedienen van de schuifdeuren
niet kunnen bezeren.
Als de linker achterdeur niet goed is gesloten,
gaat het lampje "portier geopend " branden
(bij de rechter achterdeur wordt dit niet
gesignaleerd). Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het overzicht
van waarschuwings- en verklikkerlampjes,
en in het bijzonder de waarschuwing voor een
geopend portier.
2
Toegang tot de auto
51
Alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen
carrosseriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand bijvoorbeeld een
portier, de achterklep of de motorkap probeert
te openen.
Interieurbeveiliging
Het systeem controleert alleen de
bewegingen in de cabine .
Het alarm gaat af als er een ruit
wordt ingeslagen of als iemand de
cabine binnendringt, maar gaat
niet af als iemand de laadruimte
binnendringt. Het systeem controleert op
bewegingen in het interieur.
Het alarm gaat af als er een
ruit wordt ingeslagen, als iets
of iemand de auto binnendringt
of als iets of iemand in de auto
beweegt.
Zelfbeveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand
probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert de accu,
de bedieningseenheid of de kabels van de
sirene uit te schakelen of te beschadigen.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats voor alle
werkzaamheden aan het alarm.
Als uw auto is uitgerust met extra
verwarming/ventilatie, kan de
interieurbeveiliging niet worden gebruikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de extra
verwarming/ventilatie .
Vergrendelen van de auto
met volledig ingeschakeld
alarm
Inschakelen
F Zet het contact af en verlaat de auto. De omtrekbeveiliging wordt na 5 seconden
geactiveerd en de interieurbeveiliging na 45
seconden.
Indien bijvoorbeeld een portier, de
achterklep, een achterdeur of de motorkap
niet goed is gesloten, wordt de auto niet
vergrendeld, maar worden de omtrek- en
interieurbeveiliging na 45 seconden wel
ingeschakeld.
Uitschakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met
de afstandsbediening of met het
Keyless entry and start-systeem.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd, gaat
het lampje van de toets één keer per seconde
knipperen en gaan de richtingaanwijzers
ongeveer 2 seconden branden.
F
D
ruk op de ontgrendelknop van
de afstandsbediening.
of
F
O
ntgrendel de auto met het Keyless entrée
and start-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld;
het lampje van de toets gaat uit en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende
ongeveer 2 seconden.
2
Toegang tot de auto
52
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende 30 seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de beveiligingsfuncties uitgeschakeld.
Als het lampje van de knop snel knippert bij het
ontgrendelen van de auto, is het alarm tijdens
uw afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met
knipperen als het contact wordt aangezet.
Vergrendelen van de
auto met alleen de
omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te
voorkomen dat het alarm onnodig wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
-
e
en huisdier in de auto wordt achtergelaten;
-
e
en ruit op een kier blijft staan;
-
d
e auto wordt gewassen;
-
e
en wiel wordt ver wisseld;
-
d
e auto wordt gesleept;
-
d
e auto wordt ver voerd per schip.
Als de auto automatisch opnieuw
wordt vergrendeld (als binnen 30
seconden niet een van de portieren of
de achterklep wordt geopend), wordt
ook het alarmsysteem automatisch weer
ingeschakeld.
Uitschakelen van de
interieurbeveiliging
F Zet het contact af en druk binnen
10 seconden op de toets van het
alarmsysteem tot het lampje blijft branden.
F
V
erlaat de auto.
F
V
ergrendel de auto onmiddellijk met de
afstandsbediening of het "Keyless entry and
start"-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt
ingeschakeld; het rode verklikkerlampje van de
toets knippert één keer per seconde.
Deze procedure moet elke keer na het
afzetten van het contact weer worden
uitgevoerd als u de interieur- en
wegsleepbeveiliging uitgeschakeld wilt
houden.
Inschakelen van de
interieurbeveiliging
F Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto te ontgrendelen met de
afstandsbediening of met het Keyless entry
and start-systeem.
F
S
chakel het alarmsysteem op de
gebruikelijke wijze in.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
F
o
ntgrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier;
F
O
pen het portier; het alarm gaat af.
F
Z
et het contact aan, het alarm stopt. Het
lampje van de knop gaat uit.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het lampje
in de knop blijft branden, duidt dit op een
storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Automatisch inschakelen
van het alarm
(Afhankelijk van het verkoopland)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
2 minuten nadat het laatste portier of de
bagageruimte is gesloten.
F
O
m het afgaan van het alarm bij het
openen van een portier of de achterklep
te voorkomen, moet u eerst op de
ontgrendelknop van de afstandsbediening
drukken of moet u de auto ontgrendelen met
het Keyless entrée and start-systeem.
Toegang tot de auto
100
Omstandigheden
waaronder deze verlichting
niet werkt
De verlichting werkt in de volgende gevallen
niet:
-
b
ij een geringe stuuruitslag,
-
b
ij snelheden boven 40 km/h,
-
a
ls de achteruit is ingeschakeld.
Programmeren
Met audiosysteem of
touchscreen
Deze functie kan worden
in- en uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Deze functie is standaard ingeschakeld.
Met audiosysteem of touchscreen
Instapverlichting buitenzijde
De instapverlichting is bedoeld om op
donkere plaatsen het lokaliseren van de auto
en het instappen te vergemakkelijken. De
instapverlichting is actief als de lichtschakelaar
in de stand " AUTO" staat en de lichtsensor
weinig omgevingslicht detecteert.
Inschakelen
Druk op het geopende hangslot
van de afstandsbediening of op
de portiergreep van een van de
voorportieren met het "Keyless entry
en start"-systeem
Het dimlicht en het parkeerlicht gaan branden
en uw auto wordt gelijktijdig ontgrendeld.
Uitschakelen
De instapverlichting aan de buitenzijde gaat
na een bepaalde tijd automatisch uit of gaat
uit na het aanzetten van het contact of het
vergrendelen van de auto.
Programmeren
Met audiosysteem of touchscreen
Het in- of uitschakelen van de
functie en de tijdsduur van de
instapverlichting zijn in te stellen via
het configuratiemenu op het scherm
van de auto.
Statische bochtverlichting
Dit systeem (indien aanwezig) zorgt er voor
dat tijdens het rijden met dim- of grootlicht
de mistlamp vóór wordt ingeschakeld om de
binnenkant van de bocht extra te verlichten bij
snelheden tot 40
km/h (handig in de stad, op
bochtige wegen, kruispunten, parkeergarages
e n z .) .
Inschakelen
De bochtverlichting wordt in de volgende
gevallen ingeschakeld:
-
b
ij het inschakelen van een
richtingaanwijzer,
of
-
a
ls het stuur wiel ver genoeg wordt
verdraaid.
U kunt de functie in- en uitschakelen
en de tijdsduur van de follow me
home-verlichting instellen via het
configuratiemenu van de auto.
Verlichting en zicht