43
Uitvoering met Keyless entr y and star t
Batterijtype: CR2032/3 V.
F
W
ip het deksel met een kleine
schroevendraaier bij de uitsparing los en zet
het deksel omhoog.
F
V
erwijder de lege batterij.
F
P
laats de nieuwe batterij terug, let daarbij
op de polariteit, en klik het deksel op de
behuizing.
Gooi de lege batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze bevatten
metalen die schadelijk zijn voor het milieu. Lever
lege batterijen in bij een speciaal inzamelpunt.
Synchroniseren van de
afstandsbediening
F Synchroniseer de afstandsbediening.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het synchroniseren van
de afstandsbediening .
Na het ver vangen van de batterij of in het geval
van een storing moet de afstandsbediening
gesynchroniseerd worden. Raadpleeg zo snel mogelijk het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats als de storing niet is verholpen.
Uitvoering zonder Keyless entry
and start
F Zet het contact af.
F Z et de sleutel in stand 2 (contact aan).
F
D
ruk direct gedurende enkele seconden op
het gesloten hangslot.
F
Z
et het contact af en ver wijder de sleutel uit
het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer volledig.
Uitvoering met Keyless entry and
start
F Steek eerst de mechanische sleutel (ondergebracht in de afstandsbediening) in
het slot om de auto te ontgrendelen.
F
H
oud de elektronische sleutel tegen de
noodsleutellezer op de stuurkolom tot u
het
contact hebt aangezet.
F
Z
et bij een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in
de neutraalstand en trap ver volgens het
koppelingspedaal volledig in.
2
Toegang tot de auto
44
F Selecteer bij een auto met een automatische transmissie stand P en trap
ver volgens het rempedaal stevig in.
F
Z
et het contact aan door op de knop
" START/STOP " te drukken.
De elektronische sleutel werkt nu weer volledig.
Raadpleeg als de storing na het
synchroniseren niet is verholpen zo snel
mogelijk het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Portieren
Openen
Van buitenaf
F Ontgrendel de auto of houd de elektronische sleutel van het Keyless entry
and start-systeem in het detectiegebied en
trek aan de portiergreep.
Als het selectief ontgrendelen is geactiveerd
en één keer op de ontgrendelknop van de
afstandsbediening wordt gedrukt, kan alleen
het bestuurdersportier worden geopend.
Van binnenuit
F Trek aan de binnenportiergreep van een portier; de auto wordt dan volledig
ontgrendeld.
Als het selectief ontgrendelen is geactiveerd:
- w ordt bij het openen van het
bestuurdersportier alleen het
bestuurdersportier ontgrendeld (als de auto
nog niet volledig ontgrendeld was);
-
w
ordt bij het openen van een van de andere
portieren de auto volledig ontgrendeld.
Het openen van een achterportier van
binnenuit is niet mogelijk als het kinderslot
is geactiveerd.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
kinderbeveiliging .
Sluiten
Als een portier niet goed is gesloten:
-
b ij een draaiende motor of tijdens het
rijden (snelheid lager dan 10
km/h),
verschijnt een melding op het scherm.
-
t
ijdens het rijden (snelheid hoger dan
10
km/h), verschijnt een melding op het
scherm en klinkt er een geluidssignaal.
Achterklep
Openen
F Druk op de linker schakelaar van de achterklep ter wijl de auto ontgrendeld
is of de elektronische sleutel van het
Keyless entry and start-systeem zich in de
detectiezone bevindt.
F
B
eweeg de achterklep omhoog.
Als de selectieve ontgrendeling is
geactiveerd, moet de elektronische sleutel
zich bij de achterzijde van de auto bevinden.
Toegang tot de auto
45
Raadpleeg voor meer informatie over de
afstandsbediening of het Keyless entr y and
start-systeem de desbetreffende rubriek.
Laat bij eventuele storingen of moeilijkheden
bij het openen en sluiten van de achterklep,
het systeem direct controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om te voorkomen dat het
probleem verergert, waardoor de achterklep
dicht zou kunnen vallen, wat ernstig letsel
zou kunnen veroorzaken.
De achterklep is niet geschikt voor de
bevestiging van een fietsendrager.
Sluiten
F Trek de achterklep omlaag aan de handgreep aan de binnenzijde.
Als de achterklep niet goed is gesloten:
-
b
ij een draaiende motor of tijdens het
rijden (snelheid lager dan 10
km/h),
verschijnt een melding op het scherm.
-
t
ijdens het rijden (snelheid hoger dan
10
km/h), verschijnt een melding op het
scherm en klinkt er een geluidssignaal.
Noodbediening
Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele
storing van de centrale vergrendeling de
achterklep mechanisch ontgrendeld worden.
De achterklep ontgrendelen
F Klap de achterbank naar voren om bij het slot in de bagageruimte te komen.
F
S
teek een kleine schroevendraaier in
opening A van het slot.
F
V
erplaats de nok naar links.
De achterklep opnieuw vergrendelen
Wanneer dit probleem zich blijft voordoen, blijft
de achterklep vergrendeld na het openen en
sluiten.
Handsfree achterklep
De elektrisch bedienbare achterklep mag
alleen worden geopend of gesloten als de auto
stilstaat. Controleer of er voldoende ruimte achter
de auto is om de elektrisch bedienbare
achterklep te openen.
Steek nooit een vinger in het
vergrendelingssysteem van de elektrisch
bedienbare achterklep – Kans op ernstig
letsel!
Antiklemvoorziening
De elektrisch bedienbare achterklep is
voorzien van een obstakeldetectiesysteem.
Als de klep op een obstakel stuit, wordt de
beweging van de klep automatisch door dit
systeem onderbroken waarna de klep een klein
stukje terug beweegt zodat het obstakel kan
worden verwijderd.
Let op: deze antiklemvoorziening werkt niet
aan het einde van de sluitbeweging van de klep
(vanaf ongeveer 1
cm vóór het volledig sluiten
van de klep).
2
Toegang tot de auto
46
Om letsel door beknelling vóór en tijdens
het openen en sluiten van de elektrisch
bedienbare achterklep te voorkomen:
-
m
oet u erop letten dat niemand zich
in de buurt van de achterzijde van de
auto bevindt;
-
m
oet u letten op de achterpassagiers,
met name op kinderen.
Fietsendrager/trekhaak
De elektrisch bedienbare achterklep is
niet geschikt voor de bevestiging van een
fietsendrager.
Als een fietsendrager op de trekhaak is
bevestigd en de kabel er van is aangesloten
op de trekhaakaansluiting, wordt de werking
van de elektrisch bedienbare achterklep
automatisch uitgeschakeld.
Bij gebruik van een niet door CITROËN
goedgekeurde trekhaak of fietsendrager moet
de werking van de elektrisch bedienbare
achterklep worden uitgeschakeld.
Elektrische werking
De elektrische werking van de
achterklep kan worden in- en
uitgeschakeld via het menu Rijden/
Auto van het touchscreen. U kunt de achterklep op verschillende manieren
openen of sluiten:Openen/sluiten
F Houd de middelste knop A van de elektronische
sleutel ingedrukt.
of
F
D
ruk op schakelaar B aan de buitenzijde van de
achterklep ter wijl u
de elektronische sleutel bij u hebt.
De achterklep gaat volledig open
(standaardinstelling) of tot de vooraf
opgeslagen positie.
Als de elektrische werking van de achterklep
is uitgeschakeld, wordt de achterklep door
deze acties op een kier gezet.
Als u
op knop A of schakelaar B drukt, of als
u
de methode E gebruikt, kunt u de de gehele
auto ontgrendelen of alleen de achterklep
ontgrendelen als de selectieve ontgrendeling
van de achterklep is geactiveerd.
Door de achterklep handsfree te sluiten kunt
u
de gehele auto vergrendelen.
Deze functie is standaard uitgeschakeld. A.
met de elektronische sleutel van het Keyless entry and
start-systeem,
B.met de schakelaar aan de buitenzijde van de achterklep,
C.met de schakelaar aan de binnenzijde van de achterklep,
D.met de toets op het dashboard,
E.door de handsfree-functie, onder de achterbumper, te
gebruiken.
of
F
D ruk op schakelaar C aan de binnenzijde
van de achterklep (alleen voor sluiten).
of
F
D
ruk twee keer kort achter elkaar op toets D
op het dashboard.
of
F
B
edien de handsfree achterklep E door
een snelle trapbeweging te maken onder
de achterbumper ter wijl u
de elektronische
sleutel bij u
hebt.
De actie wordt bevestigd door een
geluidssignaal.
Toegang tot de auto
49
Ontgrendelen
F Klap de achterbank naar voren om bij het slot in de bagageruimte te komen.
F
S
teek een kleine schroevendraaier in
opening A van het slot om de achterklep te
ontgrendelen.
F
V
erplaats de nok naar links.
Vergrendeling na het sluiten
Wanneer de achterklep weer wordt gesloten,
wordt deze weer vergrendeld als het probleem
niet is verholpen.
Alarm
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal. De volgende beveiligingsfuncties worden
door het systeem uitgevoerd:
-
O
mtrekbeveiliging:
Het systeem bewaakt de te openen
carrosseriedelen van de auto. Het alarm gaat
af als iemand een portier, de achterklep of de
motorkap probeert te openen.
-
I
nterieurbeveiliging :
Dit systeem treedt in werking als er bewegingen
in het interieur worden waargenomen. Het
alarm gaat af als er een ruit wordt ingeslagen,
als iets of iemand de auto binnendringt of als
iets of iemand in de auto beweegt.
-
W
egsleepbeveiliging:
Het systeem controleert op veranderingen in
de positie van de auto. Het alarm gaat af als de
auto wordt opgetild, verplaatst, aangestoten of
aangereden.
Zelfbeveiligingsfunctie : dit systeem
treedt in werking als iemand probeert het
alarm te saboteren. Het alarm gaat af als
iemand de accu, de knop of de kabels van
de sirene probeert los te koppelen of te
beschadigen.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats voor alle
werkzaamheden aan het alarm.
Vergrendelen van de auto
met volledig ingeschakeld
alarm
Inschakelen
F Zet de motor af en verlaat de auto.
F V ergrendel de auto of schakel
de super vergrendeling in met de
afstandsbediening of met het "Keyless entry
and start"-systeem.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd,
knippert het lampje van de toets één keer
per seconde en gaan de richtingaanwijzers
gedurende ongeveer 2
seconden branden.
De omtrekbeveiliging wordt na 5
seconden
geactiveerd en de interieur- en
wegsleepbeveiliging na 45
seconden.
Indien een portier, de achterklep of de
motorkap niet goed is gesloten, wordt de
auto niet vergrendeld, maar worden de
omtrek, interieur- en wegsleepbeveiliging
na 45
seconden wel ingeschakeld.
Uitschakelen
F Ontgrendel de auto met de afstandsbediening of met het "Keyless entry
and start"-systeem.
Met de afstandsbediening:
2
Toegang tot de auto
50
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld;
het lampje van de toets gaat uit en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende
ongeveer 2
seconden.
Als de auto automatisch opnieuw wordt
vergrendeld (als binnen 30 seconden niet
een van de portieren of de achterklep wordt
geopend), wordt ook het alarmsysteem
automatisch weer ingeschakeld.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende dertig seconden.
De omtrek- en wegsleepbeveiliging blijven
actief totdat het alarm voor de tiende keer wordt
geactiveerd.
Als het lampje van de knop snel knippert
bij het ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening of het Keyless entry
and start-systeem, is het alarm tijdens uw
afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met
knipperen als het contact wordt aangezet.
Vergrendelen van de auto met
alleen de omtrekbeveiliging
ingeschakeldkort indrukken
lang indrukken
Schakel de interieurbeveiliging uit om te
voorkomen dat het alarm onnodig wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
-
e
en huisdier in de auto wordt achtergelaten;
-
e
en ruit op een kier blijft staan;
-
d
e auto wordt gewassen;
-
e
en wiel wordt ver wisseld;
-
d
e auto wordt gesleept;
-
d
e auto wordt ver voerd per schip.
Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
F Verlaat de auto.
F V ergrendel de auto onmiddellijk met de
afstandsbediening of het "Keyless entry and
start"-systeem.
Inschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
F Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto te ontgrendelen met de
afstandsbediening of met het Keyless entry
and start-systeem.
F
S
chakel het alarmsysteem op de
gebruikelijke wijze in.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
F o ntgrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier;
F
O
pen het portier; het alarm gaat af.
F
Z
et het contact aan, het alarm stopt. Het
lampje van de knop gaat uit.
F
Z
et het contact af en druk binnen
10
seconden op de knop tot het lampje blijft
branden. Alleen de omtrekbeveiliging wordt
ingeschakeld; het lampje knippert één keer per
seconde.
De interieur- en wegsleepbeveiliging worden
uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure
elke keer na het afzetten van het contact wordt
uitgevoerd.
Toegang tot de auto
52
Panoramisch schuif-/
kanteldak
Het panoramische schuif-/kanteldak bestaat uit
een beweegbaar glazen deel dat over het dak
schuift en een zonnescherm dat onafhankelijk
kan worden geopend. Als het schuif-/kanteldak
wordt geopend, opent automatisch het
zonnescherm.
F
G
ebruik de knoppen in de dakconsole om
het panoramische schuif-/kanteldak en het
zonnescherm te bedienen. A.
Bediening zonnescherm
B. Bediening schuif-/kanteldak
Het schuif-/kanteldak of zonnescherm kan
worden bediend wanneer het contact is
aangezet (als de accu voldoende is geladen), bij
een draaiende motor, in de STOP-stand van het
Stop & Start-systeem en tot 45
seconden na het
afzetten van het contact of na het vergrendelen
van de auto.
Voor het bedienen van de knoppen van het
dak en zonnescherm moet u controleren
of geen voor werpen of personen de
verplaatsing kunnen belemmeren.
Let vooral op kinderen tijdens het bedienen
van het dak of het zonnescherm.
Als er iets of iemand bekneld raakt tijdens
de beweging van het dak of zonnescherm,
moet u
de bewegingsrichting van het dak
of zonnescherm omdraaien. Druk daar voor
op de desbetreffende knop.
De bestuurder moet zich er van
vergewissen dat de passagiers het dak en
het zonnescherm correct bedienen.
Antiklemvoorziening
Als het dak of zonnescherm tijdens het sluiten
op een obstakel stuit, wordt de beweging
automatisch omgedraaid.
De antiklemvoorziening van het dak werkt
doeltreffend tot een snelheid van 120
km/h.
Voorzorgsmaatregelen
Steek tijdens het rijden niet uw hoofd of
armen uit het geopende dak – Kans op
ernstig letsel!
Controleer of de op de allesdragers
gemonteerde accessoires of ver voerde lading
de beweging van het dak niet kunnen hinderen.
Leg geen zware voor werpen op het beweegbare
glazen deel van het schuif-/kanteldak.
Als het dak door regen of het wassen van
de auto nat is geworden, wacht dan tot
het volledig droog is alvorens het dak te
bedienen.
Open het dak niet als het met sneeuw of
ijs is bedekt – Kans op beschadiging!
Gebruik alleen kunststof ijskrabbers om
het dak sneeuw- of ijsvrij te maken.
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets
tussen de ruit en de sponning bekneld raakt, moet
de ruit weer worden geopend. Druk daar voor op de
desbetreffende schakelaar.
Als bestuurder de elektrische ruit aan
passagierszijde bedient, is het belangrijk om ervoor
te zorgen dat niets het correct sluiten van de ruit
verhindert.
De bestuurder moet er van verzekerd zijn dat de
passagiers op de juiste manier gebruik maken van
de elektrische ruitbediening.
Wees extra alert op kinderen, zodat deze zich tijdens
het bedienen van de ruiten niet kunnen bezeren.
Let op inzittenden en/of personen in de buurt van
de auto tijdens het sluiten van de ruiten met de
elektronische sleutel of het "Keyless entry and
start"-systeem.
Toegang tot de auto
73
Werking
De lader werkt als de motor draait en in de
STOP-stand van het Stop & Start-systeem.
Het opladen wordt aangestuurd door de
smartphone.
Bij uitvoeringen met Keyless entry and start
kan de werking van de lader tijdelijk worden
gestoord bij het openen van een portier of bij
het afzetten van het contact.
Laden
F Zorg er voor dat het laadgedeelte vrij is en plaats een apparaat in het midden.
Het systeem kan niet meerdere apparaten
tegelijkertijd opladen.
Zodra het apparaat wordt gedetecteerd, gaat
het lampje van de lader groen branden. Het
lampje blijft branden zo lang de batterij wordt
opgeladen. Zorg dat er geen metalen voor werpen
(munten, sleutels, afstandsbediening van
de auto enz.) in het laadgedeelte liggen
tijdens het opladen van een apparaat –
kans op over verhitting of onderbreking
van het opladen!Controle van de werking
De status van het verklikkerlampje geeft de
werking van de lader aan.
Status van het
verklikkerlampjeBetekenis
Uit Motor afgezet.
Geen compatibel
apparaat gedetecteerd.
Opladen voltooid.
Brandt
permanent, groen Detectie van een
compatibel apparaat.
Opladen bezig.
Knippert, oranje
Detectie van een vreemd
voorwerp op het laadgedeelte.
Apparaat niet goed
gecentreerd op het
laadgedeelte.
Brandt
permanent,
oranje Storing van de
laadindicator van het
apparaat.
Temperatuur van de
batterij van het apparaat
te hoog.
Storing van de lader.
Armsteun vóór
De armsteun bevat een gekoeld opbergvak
(afhankelijk van de uitvoering), waarvan de
verlichting in werking treedt zodra het wordt
geopend. Als het verklikkerlampje oranje brandt:
-
v
er wijder het apparaat en plaats
het opnieuw in het midden van het
laadgedeelte.
of
-
v
er wijder het apparaat en probeer het een
kwartier later nog eens.
Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
3
Ergonomie en comfort