Page 89 of 204

97)In sommige versies gaat in het geval
van een storing van de led(bevindt zich
op de plaat van het instrumentenpaneel),
het lampje
op het instrumentenpaneel
branden en worden de airbags aan de
passagierszijde uitgeschakeld.
98)Dek de rugleuning van de voorstoelen
niet af met extra kleden als deze uitgerust
zijn met zijairbags.
99)Laat bij diefstal of poging tot diefstal,
vandalisme of overstromingen het
airbagsysteem door het Abarth
Servicenetwerk controleren.100)Als de contactsleutel in stand MAR
staat of wanneer de motor is uitgezet,
kunnen de airbags ook geactiveerd worden
als de auto door een andere auto wordt
aangereden. Daarom mag, wanneer de
passagiersairbag is ingeschakeld, en ook al
staat de auto stil, GEEN tegen de
rijrichting in gemonteerd kinderzitje op de
voorstoel gemonteerd worden. Als bij
een botsing de airbag wordt opgeblazen,
kan dit leiden tot ernstig letsel en zelfs
tot de dood van het kind. Daarom moet de
passagiersairbag altijd uitgeschakeld
worden als een kinderzitje tegen de
rijrichting in gemonteerd wordt op de
voorste passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
Onthoud tevens dat als de sleutel in de
stand STOP staat, bij een ongeval geen
enkel veiligheidssysteem (airbags of
gordelspanners) geactiveerd wordt. In dat
geval duidt de uitgebleven activering niet
op een storing van het systeem.
101)Als de contactsleutel in stand MAR
gedraaid is, gaat het waarschuwingslampje
gedurende enkele seconden branden,
vervolgens als de passagiersairbag actief is
moet het doven.
102)Reinig de stoelen niet met water of
stoom onder druk (met de hand of in een
automatisch wasapparaat).103)De activeringsdrempel van de airbag
is hoger dan die van de gordelspanners. Bij
aanrijdingen die tussen deze twee
drempelwaarden liggen, treden alleen de
gordelspanners in werking.
104)Hang geen harde voorwerpen aan de
kledinghaken of de steunhandgrepen.
105)De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt hun
doeltreffendheid. Omdat de frontairbags
niet worden ingeschakeld bij frontale
botsingen bij lage snelheden, zijdelingse
botsingen, botsingen achterop en over de
kop slaan, worden de inzittenden in die
gevallen uitsluitend door de
veiligheidsgordels beschermd, die dus altijd
gedragen moeten worden.
106)Steun niet met het hoofd, de armen of
de ellebogen tegen het portier, de ruiten
of in het gebied van de hoofdairbag om
mogelijke verwondingen tijdens het
opblazen te voorkomen.
107)Steek nooit het hoofd, de armen of
ellebogen uit het raam.
108)Reis niet met voorwerpen op schoot
of voor de borst en houd niets in de mond
(pijp, pen, enz.): deze kunnen ernstig
letsel veroorzaken als de airbag in werking
treedt.
87
Page 90 of 204
STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart"
van het voertuig: dan kunt u zien hoe u
het potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echt "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort
en de portefeuille niet vergeten worden.DE MOTOR STARTEN ................... 89
DE AUTO PARKEREN ..................... 90
GEBRUIK VAN DE
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK ...................... 91
GEBRUIK VAN DE
AUTOMATISCHE SEQUENTIËLE
TRANSMISSIE ................................ 91
SPORT-FUNCTIE ............................ 95
PARKEERSENSOREN..................... 95
TANKEN.......................................... 97
88
STARTEN EN RIJDEN
Page 91 of 204

DE MOTOR STARTEN
Het voertuig is uitgerust met een
elektronische startblokkering:
raadpleeg, als de motor niet wil starten,
paragraaf "Fiat CODE systeem" in het
hoofdstuk "Kennismaking met de auto".
DE MOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan en zet de
versnellingsbak in de vrijstand;
trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
draai de contactsleutel naar AVV en
laat deze los zodra de motor start.
Als de motor niet bij de eerste poging
start, draai dan de contactsleutel naar
de stand STOP alvorens de procedure
te herhalen.
Als, met de sleutel op MAR, het
symbool
op het display blijft
branden samen met het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel, dan wordt
geadviseerd de sleutel naar STOP te
draaien en dan weer naar MAR. Als het
waarschuwingslampje blijft branden,
probeer dan met de andere sleutels die
bij de auto zijn geleverd.Neem contact op met het Abarth
Servicenetwerk als de motor nog
steeds niet gestart kan worden.
17) 18)
109) 110)
GESTARTE MOTOR
OPWARMEN
Ga als volgt te werk:
rijd langzaam weg en laat de motor
bij gemiddelde toerentallen draaien.
Geef niet abrupt gas;
verlang in het begin geen maximale
prestaties. Wacht tot de wijzer van
de koelvloeistoftemperatuurmeter
begint te bewegen.
19)
DE MOTOR AFZETTEN
Draai de contactsleutel naar de stand
STOP terwijl de motor stationair draait.
BELANGRIJK Voordat de motor na
een zware rit wordt uitgezet, moet men
hem even stationair laten draaien om
hem "op adem" te laten komen.
Hierdoor kan de temperatuur in de
motorruimte dalen.
20)
BELANGRIJK
17)Tijdens de eerste gebruiksperiode
adviseren wij om overmatige belasting van
de auto te voorkomen (bijvoorbeeld hard
accelereren, lang rijden met hoge toeren,
abrupt remmen, enz.).
18)Laat de contactsleutel nooit in de stand
MAR-ON staan als de motor is afgezet,
zodat de accu niet onnodig wordt
ontladen.
19)Probeer, onder geen enkele
omstandigheid, de motor te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Hierdoor kan
brandstof in de katalysator terechtkomen
die hierdoor onherstelbaar beschadigd
wordt.
20)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt
brandstof en is, vooral voor motoren met
turbocompressor, schadelijk.
BELANGRIJK
109)Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en andere
giftige gassen.
110)Onthoud dat de rembekrachtiging en
de elektrische stuurbekrachtiging niet
werken zolang de motor niet is gestart; om
die reden is meer kracht benodigd voor
de bediening van het rempedaal en het
stuur.
89
Page 92 of 204

DE AUTO PARKEREN
Ga bij het parkeren en verlaten van de
auto als volgt te werk:
schakel een versnelling in (1e
versnelling als op een helling omhoog
wordt geparkeerd en achteruit bij een
helling omlaag) en zet de wielen iets
gedraaid;
zet de motor af en trek de handrem
aan;
verwijder altijd de contactsleutel.
Als de auto op een steile helling wordt
geparkeerd, blokkeer de wielen dan
met wiggen of stenen.
Wacht op versies uitgerust met
automatische sequentiële
versnellingsbak tot de P wordt
weergegeven, voordat u het rempedaal
loslaat.
BELANGRIJK Verlaat de auto NOOIT
met de versnellingsbak in de vrijstand
(of, bij versies met automatische
sequentiële versnellingsbak, zonder
eerst de keuzehendel op P te hebben
geplaatst).
111)
HANDREM
De handrem 1 fig. 75 bevindt zich
tussen de voorstoelen.
Om de handrem in te schakelen de
hefboom omhoog trekken tot de auto
niet meer kan bewegen.
112)
Bij aangetrokken handrem en
contactsleutel in de stand MAR, gaat
het waarschuwingslampje
op
het instrumentenpaneel branden.
Ga als volgt te werk om de handrem uit
te schakelen:
trek de hendel enigszins omhoog en
druk op de ontgrendelknop op de
hendel 1 fig. 75;
houd de knop ingedrukt en laat de
hendel zakken. Het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel zal doven.Trap het rempedaal in terwijl de
handrem wordt uitgeschakeld, om te
voorkomen dat de auto onbedoeld
beweegt.
BELANGRIJK
111)Laat kinderen nooit zonder toezicht in
het voertuig achter. Verwijder altijd de
contactsleutel als de auto wordt verlaten
en neem deze mee.
112)De auto moet geremd zijn na enkele
klikken van de hendel. Als dat niet het geval
is, contact opnemen met het Abarth
Servicenetwerk om hem te laten afstellen.
75AB0A0076C
90
STARTEN EN RIJDEN
Page 93 of 204

GEBRUIK VAN DE
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Trap, om de versnellingen in te
schakelen, het koppelingspedaal
volledig in en schakel de hendel in de
gewenste stand (het schema is
aangegeven op de pookknop fig. 76).
113)
21)
Beweeg, om vanuit de vrijstand de
achteruitversnelling R in te schakelen,
de pook naar rechts en vervolgens naar
achteren.BELANGRIJK De achteruit kan
uitsluitend bij stilstaand voertuig worden
ingeschakeld. Wacht bij draaiende
motor minstens 2 seconden met het
koppelingspedaal helemaal ingetrapt
alvorens de achteruit in te schakelen
om beschadiging aan de tandwielen te
voorkomen.
BELANGRIJK
113)Trap het koppelingspedaal helemaal
in om op juiste wijze te schakelen. Daarom
is het van fundamenteel belang dat er
niets onder het pedaal ligt: let erop dat de
matten vlak liggen en dat ze de slag van de
pedalen niet hinderen.
BELANGRIJK
21)Rijd niet met de hand op de
versnellingspook aangezien de
uitgeoefende druk, hoe licht ook, na
verloop van tijd kan leiden tot slijtage van
de interne onderdelen van de
versnellingsbak.
GEBRUIK VAN DE
AUTOMATISCHE
SEQUENTIËLE
TRANSMISSIE
(waar aanwezig)
De auto kan uitgerust zijn met een
elektronisch geregelde
handgeschakelde versnellingsbak die
op twee manieren bediend kan worden:
“MANUAL” en “AUTO”.
Bij stilstaande auto en de sleutel in de
stand MAR (elektrische verbruikers
vanaf contactsleutel ingeschakeld),
verschijnt op het display de
ingeschakelde versnelling en de actieve
bedieningswijze (automatisch = AUTO
of handmatig = geen weergave).
76AB0A0301C
77AB0A0334C
91
Page 94 of 204

STARTEN VAN DE AUTO
OPMERKINGEN
Als de auto wordt gestart, zal het
systeem vanzelf in de AUTO-modus
gaan.
Door de knoppen 1, N, R te kiezen
met ingetrapt rempedaal kan de 1e
versnelling, de vrijstand (N) of de
achteruitversnelling (R) worden
ingeschakeld.
Als de knoppen 1, N, R gebruikt
worden zonder dat het rempedaal
wordt ingetrapt, dan zal het systeem
niet schakelen.
Met de hendels op het stuurwiel kan
niet worden geschakeld, ook niet als
het rempedaal wordt ingetrapt.
Als de auto wordt uitgezet in de
SPORT- of NORMAL-modus, dan
is deze modus opnieuw actief als de
motor opnieuw wordt gestart.
BEDIENINGSWIJZE
De versnellingsbak kan op twee
manieren worden bediend:
ten eerste handmatig (MANUAL). In
deze modus bepaalt de bestuurder
zelf wanneer moet worden geschakeld
en hij gebruikt daarvoor de hendel
"+” fig. 78 op het stuurwiel om op te
schakelen en de hendel "–" om terug te
schakelen. Als het verzoek door het
systeem geaccepteerd wordt, toont het
display zodra de schakeling is voltooid
de nieuw ingeschakelde versnelling.
de tweede is volledig automatisch
(AUTO), waarbij het systeem beslist
wanneer er geschakeld wordt. Het blijft
echter mogelijk om met de pook te
schakelen zonder deze werking uit te
schakelen: met dit “schakeladvies”
wordt de automatische modus tijdelijk
uitgeschakeld om de door de
bestuurder gewenste versnelling in te
schakelen.
22)
Om de automatische schakeling
(AUTO) in te schakelen, moet
de A/M-knop op het
versnellingsbakpaneel fig. 77 worden
ingedrukt; als het is ingeschakeld,
verschijnen de tekst AUTO en de
gekozen versnelling op het display. Als
de AUTO-modus wordt uitgeschakeld
gaat de transmissie over naar de
MANUAL-modus.
"Kick Down" functie
Er is ook een "Kick Down” functie
beschikbaar: indien nodig (bijvoorbeeld
tijdens het inhalen), wanneer het
gaspedaal volledig voorbij het stroeve
punt wordt ingetrapt, schakelt het
systeem een of meer versnellingen
terug (als het motortoerental dit
toestaat) om het geschikte vermogen
en koppel voor de door de bestuurder
verzochte acceleratie te leveren.
78AB0A0335C
92
STARTEN EN RIJDEN
Page 95 of 204

DE MOTOR STARTEN
Trap het rempedaal in om de motor te
starten: het systeem schakelt de
vrijstand (N) automatisch in. Als de
startprocedure is voltooid, kunt u het
rempedaal ingetrapt houden en de
knop1ofRophet
versnellingsbakpaneel indrukken om
respectievelijk de 1
eversnelling of
de achteruitversnelling (R) in te
schakelen.
WEGRIJDEN MET DE
AUTO
Er kan worden weggereden in zowel de
1eals de 2eversnelling (aanbevolen
op ondergronden met slechte grip),
maar ook in de achteruitversnelling (R).
De versnellingen kunnen alleen
ingeschakeld worden als het rempedaal
wordt ingetrapt.
Ga als volgt te werk:
trap het rempedaal in;
druk op de knop 1 op het paneel
van de versnellingsbak;
gebruik de schakeling “+” terwijl het
rempedaal wordt ingetrapt (alleen
voor wegrijden in de 2
eversnelling);
laat het rempedaal los en trap het
gaspedaal in (als het pedaal snel tot het
einde van zijn slag wordt ingetrapt en
ASR - indien aanwezig - is
uitgeschakeld, kan “sportief” worden
weggereden).
Inschakeling achteruitversnelling
(R)
Druk op de knop R op het paneel van
de versnellingsbak in plaats van op
de knop 1 om de achteruitversnelling in
te schakelen.
Inschakeling vrijstand (N)
Druk op de knop (N) om de vrijstand in
te schakelen.
De vrijstand (N) kan alleen worden
gekozen als het gaspedaal is
losgelaten, ongeacht de status van het
rempedaal (al dan niet ingetrapt). Het
wordt altijd aanbevolen het rempedaal
in te trappen.
GELUIDSSIGNAAL
Om veiligheidsredenen gaat er een
zoemer af als de auto geparkeerd
wordt met de versnellingsbak in de
vrijstand (N) (dit signaal wordt
afgegeven wanneer de contactsleutel in
de stand STOP wordt gedraaid).Bij stilstaande auto, draaiende motor en
de (1
e), (2e) of achteruitversnelling (R)
ingeschakeld, activeert het systeem het
geluidssignaal en plaatst de
versnellingsbak automatisch in de
vrijstand (N) wanneer:
het gas- en/of rempedaal minstens
3 minuten niet wordt ingetrapt;
het rempedaal langer dan 10
minuten wordt ingetrapt;
het bestuurdersportier wordt
geopend en het gas- of het rempedaal
minstens 1,5 seconden niet wordt
ingetrapt;
er een storing is gedetecteerd in de
versnellingsbak.
DE AUTO PARKEREN
Om veilig te parkeren moet de 1e
versnelling of de achteruit (R)
ingeschakeld worden, met uw voet op
het rempedaal en, op een helling,
moet de handrem worden
aangetrokken. Wacht tot de
ingeschakelde versnelling van het
display verdwijnt, voordat u het
rempedaal loslaat.
BELANGRIJK Laat de auto NOOIT
achter met de versnellingsbak in de
vrijstand (N).
93
Page 96 of 204

BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Houd het rempedaal altijd ingetrapt
bij stilstaande auto en ingeschakelde
versnelling, totdat wordt weggereden;
laat vervolgens het rempedaal los en
geef geleidelijk gas.
Houd de versnellingsbak in de
vrijstand (N) als de auto lang stilstaat
met een draaiende motor.
Om de werking van de koppeling te
sparen mag men het gaspedaal niet
gebruiken om de auto stil te houden
(bijv. bij stilstand op een helling); door
oververhitting kan de koppeling
beschadigd raken. Gebruik in dit geval
het rempedaal of de handrem en
bedien het gaspedaal alleen als u klaar
bent om weg te rijden.
Gebruik alleen de 2eversnelling voor
meer controle over de auto als op een
wegdek met weinig grip wordt
weggereden.
Als de 1eversnelling moet worden
gekozen terwijl de achteruitversnelling
(R) is ingeschakeld of andersom, doe
dat dan alleen als de auto volledig
stilstaat en het rempedaal is ingetrapt.
Ook al wordt het beslist afgeraden,
zal als het om onvoorziene redenen
nodig mocht zijn om, terwijl men een
helling afrijdt, de auto in de vrijstand (N)
te zetten, het systeem bij een
schakelverzoek automatisch de beste
versnelling op basis van de
voertuigsnelheid kiezen, om het
motorkoppel op de juiste manier op de
wielen over te brengen.
Indien nodig kan de 1eversnelling,
de achteruitversnelling (R) of de
vrijstand (N) worden ingeschakeld terwijl
de motor is uitgeschakeld, de sleutel
op AVV staat en de rem is ingetrapt. In
dit geval moet er minstens 5 seconden
gewacht worden voordat er opnieuw
wordt geschakeld om beschadiging van
het hydraulische systeem en met name
de pomp te voorkomen.
Door het gaspedaal snel volledig in
te trappen kan “sportief” worden
weggereden.
Door bij het wegrijden op een helling
geleidelijk en vervolgens volop gas te
geven na de handrem of het rempedaal
te hebben losgelaten, kan de motor
op een hoger toerental draaien en
kunnen steile hellingen met een
merkbaar hoger koppel worden
opgereden.
BELANGRIJK
22)Door onjuist gebruik van de hendels
(hendels naar het dashboard geduwd)
kunnen deze afbreken.
94
STARTEN EN RIJDEN