373
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
“Stop & Start System Unavailable”
(Stop & Start-systeem niet beschikbaar)
• Het Stop & Start-systeem is tijdelijk uit- geschakeld.
→ Laat de motor kortstondig draaien.
• De motor is mogelijk herstart terwijl de motorkap was geopend.
→ Sluit de motorkap, zet het contact UIT,
wacht ten minste 30 seconden en start
vervolgens de motor.
“Preparing to Oper ate” (voorbereiden
om in werking te treden)
• De auto rijdt op grote hoogte.
• Het vacuüm van de rembekrachtiger is te laag.
→ Wanneer het vacuüm van de rembe-
krachtiger een bepaald niveau bereikt,
wordt het systeem ingeschakeld.
“For Climate Control” (voor klimaatre-
geling)
• De airconditioning wordt gebruikt wan- neer de omgevingstemperatuur hoog of
laag is.
→ Het systeem treedt in werking wanneer
het verschil tussen de ingestelde tempera-
tuur en de temperatuur in het interieur te
klein is.
• De voorruitverwarming is ingeschakeld.
●Wanneer de motor automatisch wordt
herstart terwijl hij was uitgeschakeld
door het Stop & Start-systeem
“Preparing to Oper ate” (voorbereiden
om in werking te treden)
• Het rempedaal is dieper of pompend ingetrapt.
→ Het systeem wordt ingeschakeld als de
motor draait en het vacuüm van de rembe-
krachtiger een bepaald niveau heeft bereikt.
“For Climate Control” (voor klimaatre-
geling)
• De airconditioning wordt ingeschakeld of gebruikt.
• De voorruitverwarming is ingeschakeld. “Battery Charging” (accu aan het
opladen)
• De accu is mogelijk bijna leeg.
→ De motor wordt herstart om voorrang te
geven aan het laden van de accu. Wan-
neer de motor kortstondig draait, kan het
systeem herstellen.
●Wanneer de motor niet weer kan worden
gestart door het Stop & Start-systeem
“Shift to N and Press Clutch” (zet
selectiehendel in stand N en trap het kop-
pelingspedaal in)
(auto's met handgeschakelde transmissie)
→ Terwijl de motor is uitgeschakeld door
het Stop & Start-syst eem wordt de selec-
tiehendel in een andere stand dan de neu-
traalstand gezet zonder dat het
koppelingspedaal is ingetrapt.
■Waarschuwingsmeldingen Stop &
Start-systeem
Als zich een systeemstoring voordoet, wordt
er een waarschuwingsmelding weergege-
ven op het multi-informatiedisplay om de
bestuurder te waarschuwen. (
→Blz. 608)
■Als het controlelampje uitgeschakeld
Stop & Start-systeem blijft knipperen
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING
■Als het Stop & Start-systeem is
ingeschakeld
●Trap het rempedaal in en activeer
indien nodig de parkeerrem als de
motor is uitgezet door het Stop &
Start-systeem (het controlelampje van
het Stop & Start-systeem brandt).
(Behalve wanneer het Brake
Hold-systeem is ingeschakeld of de
auto tot stilstand komt als gevolg van
een gecontroleerde stop tijdens het
rijden met de Dynamic Radar Cruise
Control met volledig snelheidsbereik
in de afstandsregelmodus
*)
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 373 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
376
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ond
ersteunende systemen
Bedieningstoetsen instrumenten-
paneel
In-/uitschakelen van de Blind Spot Moni-
tor.
Indicatoren in buitenspiegel
Wanneer een auto wordt gesignaleerd in
de dode hoek van de buitenspiegels of
van achteren snel de dode hoek nadert,
gaat de indicator in de buitenspiegel aan
die zijde branden. Als de richtingaanwij-
zerschakelaar wordt bediend in de rich-
ting van de zijde waar een auto wordt
gesignaleerd, gaat de indicator in de bui-
tenspiegel knipperen.
Controlelampje BSM
Gaat branden wanneer de Blind Spot
Monitor wordt ingeschakeld
■Zichtbaarheid van de indicatoren in
de buitenspiegels
Mogelijk zijn de indicatoren in de buiten-
spiegels bij fel zonlicht niet goed te zien.
■Wanneer “Blind Spot Monitor
Unavailable” (Blind Spot Monitor niet
beschikbaar) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay
Er zit mogelijk ijs, sneeuw, modder, enz.
rond de sensoren in de achterbumper.
( → Blz. 380) Na het verwijderen van het ijs,
de sneeuw, de modder, enz. van de ach-
terbumper moet het systeem weer nor-
maal gaan werken. Ook werken de sensoren mogelijk niet normaal bij
extreem warm of koud weer.
■Wanneer “Blind Spot Monitor
Malfunction Visit
Your Dealer” (Sto-
ring in Blind Spot Monitor. Ga naar
uw dealer) op het multi-informatiedis-
play wordt weergegeven
Er zit mogelijk een storing in de sensor of
de sensor is niet goed uitgelijnd. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aange-
past aan de persoonlijke voorkeur.
(→ Blz. 659)
Systeemonderdelen
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 376 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
383
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
●Onder de volgende omstandigheden is
de kans dat de Blind Spot Monitor onno-
dig een auto en/of object signaleert gro-
ter:
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd doordat de sensor of de omgeving ervan
is blootgesteld aan hevige schokken
• Wanneer de afstand tussen uw auto en een vangrail, muur, enz. die het detec-
tiegebied binnenkomt kort is
• Bij het op- en afrijden van opeenvol- gende steile hellingen, zoals heuvels,
dalingen in de weg, enz.
• Wanneer de rijstroken smal zijn of wan- neer op de rand van een rijstrook wordt
gereden en een auto die op een andere
dan de aangrenzende rijstroken rijdt het
detectiegebied binnenkomt
• Bij het rijden op wegen met scherpe
bochten, opeenvolgende bochten of
oneffenheden
• Als de banden slippen of spinnen
• Wanneer er slechts weinig ruimte zit tus- sen uw auto en een auto achter u
• Wanneer een accessoire (zoals een fiet-
sendrager) op de achterzijde van de
auto is gemonteerd
*: Indien aanwezig
■ Soorten sensoren
Hatchback
Hoeksensoren voor
Binnenste sensoren voor
Hoeksensoren achter
Binnenste sensoren achter
Zijsensoren voor (indien aanwe-
zig)
Zijsensoren achter (indien aanwe-
zig)
Toyota Parking
Assist-sensor*
De afstand van uw auto tot
objecten, zoals een muur, bij het
fileparkeren en inparkeren in een
garage wordt gemeten door sen-
soren en wordt doorgegeven via
het multi-informat iedisplay, het
head-up display (indien aanwe-
zig), het audiosysteemdisplay
(indien aanwezig) en een zoe-
mer. Controleer bij gebruik van
dit systeem ook altijd zelf de
omgeving.
Systeemonderdelen
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 383 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
384
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ond
ersteunende systemen
Wagon
Hoeksensoren voor
Binnenste sensoren voor
Hoeksensoren achter
Binnenste sensoren achter
Zijsensoren voor (indien aanwezig)
Zijsensoren achter (indien aanwe-
zig)
■ Weergave
Wanneer de sensoren een object,
zoals een muur, signaleren, wordt er
een afbeelding weergegeven op het
multi-informatiedisplay, het head-up
display (indien aanwezig) en het
audiosysteemdisplay (indien aanwe-
zig) overeenkomstig de positie van
en de afstand tot het object.
Multi-informatiedisplay en head-up
display
Signalering hoeksensoren voor Signalering binnenste sensor voor
Signalering zijsensor voor (indien
aanwezig)
*
Signalering zijsensor achter
(indien aanwezig)
*
Signalering hoeksensoren achter
Signalering binnenste sensor achter*: De displays van de zijsensoren worden
niet weergegeven tot de gebieden aan
de zijkant volledig zijn gescand.
Audiosysteemdisplay
Er wordt een afbeelding weergegeven
wanneer de Toyota Parking Assist Moni-
tor wordt weergegeven.
Als er een object wordt gesignaleerd, ver-
schijnt er een vereenvoudigde afbeelding
op het audiosysteemdisplay.
Gebruik de bedieningstoetsen van
het instrumentenpaneel om de
Toyota Parking Assist-sensor in of uit
te schakelen. ( →Blz. 124)
1 Druk op of om te
selecteren.
2 Druk op of om te
selecteren en druk vervolgens op
.
Toyota Parking Assist-sensor
in-/uitschakelen
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 384 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
385
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Wanneer de Toyota Parking
Assist-sensor wordt uitgeschakeld,
gaat het controlelampje Toyota Par-
king Assist-sensor OFF (
→B l z . 111 )
branden.
Als het systeem is uitgeschakeld en u
het weer wilt inschakelen, selecteer
dan op het multi-informatiedis-
play, selecteer en vervolgens
“On” (aan). Als het systeem door mid-
del van deze methode is uitgescha-
keld, wordt het niet automatisch weer
ingeschakeld nadat het contact UIT
en weer AAN is gezet.
WAARSCHUWING
■Bij gebruik van de Toyota Parking
Assist-sensor
Neem de volgende voorzorgsmaatrege-
len in acht.
Anders kan een ongeval het gevolg zijn.
●Rijd als het systeem is ingeschakeld
niet harder dan 10 km/h.
●Het detectiegebied van de sensoren
en de reactietijden zijn beperkt. Con-
troleer tijdens het voor- of achteruitrij-
den of de omgeving (vooral naast de
auto) veilig is en rijd langzaam. Regel
de snelheid met het rempedaal.
●Monteer geen accessoires binnen de
detectiegebieden van de sensoren.
●Objecten direct onder de bumper wor-
den niet waargenomen.
Smalle paaltjes of objecten die lager
zijn dan de sensor worden mogelijk
niet gesignaleerd wanneer u ze
nadert, zelfs als ze eerder wel zijn
gesignaleerd.
■Zijsensoren (indien aanwezig)
In de onderstaande situaties werkt het
sonarsysteem mogelijk niet goed, waar-
door een ongeval kan ontstaan. Rijd
met de nodige voorzichtigheid.
●Obstakels worden mogelijk niet aan
de zijkanten gesignaleerd tot er kort
met de auto is gereden en de scan
van de zijkanten is voltooid.
(→ Blz. 386)
●Zelfs nadat de scan van de zijkanten
is voltooid, kunnen obstakels zoals
andere voertuigen, mensen of dieren
die vanaf opzij naderen niet worden
gesignaleerd.
●Zelfs nadat de scan van de zijkanten
is voltooid, kunnen obstakels mogelijk
niet worden gesignaleerd, afhankelijk
van de situatie rondom de auto. Op
dat moment wordt de weergave van
de zijsensor ( →Blz. 384) tijdelijk uit-
geschakeld.
■Wanneer moet de functie uitge-
schakeld worden
Schakel in de volgende situaties de
functie uit, omdat deze anders mogelijk
zelfs werkt als er geen kans op een
aanrijding is.
●De auto is uitgerust met een staafan-
tenne, een draadloze antenne of
mistlampen.
●De voor- of achterbumper of een sen-
sor ondergaat een sterke schok.
●Als een niet-originele Toyota-wielop-
hanging (bijvoorbeeld verlaagde wiel-
ophanging) is gemonteerd.
●Er zijn sleepogen geplaatst.
●Er is een kentekenplaat met achter-
grondverlichting gemonteerd.
■Als de Toyota Parking Assist-sen-
sor in gebruik is
In de volgende gevallen werkt het sys-
teem mogelijk niet goed als gevolg van
een storing in een sensor, enz. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
●Het display van de Toyota Parking
Assist-sensor knippert of wordt con-
tinu weergegeven en er klinkt een
piepsignaal terwijl er geen objecten
worden gesignaleerd.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 385 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
386
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ond
ersteunende systemen
■Het systeem kan worden geactiveerd
wanneer
●Het contact AAN staat.
●De Toyota Parking Assist-sensor is inge-
schakeld.
●De rijsnelheid lager is dan ongeveer
10 km/h.
●Een andere schakelstand dan P is gese-
lecteerd.
●Het stuurwiel wordt ongeveer 90° of
meer gedraaid (zijsensoren voor, zijsen-
soren achter) (indien aanwezig)
■Waarschuwingsfunctie obstakel
(indien aanwezig)
Wanneer een obstakel zich aan de zijkant
van de auto op het traject van de auto
bevindt terwijl de auto naar voren of achte-
ren rijdt, informeert deze functie de
bestuurder m.b.v. het display en de zoe-
mer.
Obstakel
Berekend traject auto
■Signalering obstakels aan zijkanten
(indien aanwezig)
●Obstakels aan de zijkanten worden tij-
dens het rijden gesignaleerd door de zij-
kanten te scannen met de zijsensoren.
Herkende obstakels worden gedurende
maximaal ongeveer 2 minuten in het
geheugen opgeslagen.
●Obstakels worden mogelijk niet aan de
zijkanten gesignaleerd tot de scan is vol-
tooid. Nadat het contact AAN is gezet,
wordt het scannen voltooid nadat er
korte tijd met de auto is gereden.
●Wanneer een obstakel, zoals een ander
voertuig, een voetganger of een dier,
door de zijsensoren is gesignaleerd,
blijft het systeem he t obstakel mogelijk
signaleren, zelfs nadat het obstakel zich
niet meer binnen het detectiegebied van
de zijsensor bevindt.
■Als “Parking Assist Unavailable
Please Clean Parking Assist Sensor”
(Parking Assist niet beschikbaar, rei-
nig Parking Assist-sensor) wordt
weergegeven op het multi-informatie-
display
Mogelijk is een van de sensoren bedekt
met bijvoorbeeld ijs, sneeuw of vuil. Verwij-
der dit van de sensor om te zorgen dat het
systeem weer normaal werkt.
WAARSCHUWING
●Als het gedeelte rond de sensor in
aanraking komt met iets of wordt
blootgesteld aan een krachtige schok.
●Als de bumper of grille ergens tegen-
aan komt.
●Als het display knippert of continu
wordt weergegeven en er geen zoe-
mer klinkt, behalve wanneer het
geluid is gedempt.
●Controleer eerst de sensor als er een
weergavefout optreedt.
Als de fout zich voordoet terwijl er
geen ijs, sneeuw of modder op de
sensor zit, is de sensor waarschijnlijk
defect.
■Opmerkingen bij het wassen van
de auto
Stel de omgeving van de sensoren niet
bloot aan sterke waterstralen of stoom.
Anders kan de sensor defect raken.
●Spuit bij het wassen van de auto met
een hogedrukreiniger niet recht-
streeks op de sensoren, omdat dit er
toe kan leiden dat een sensor niet
meer goed werkt.
●Richt bij het wassen van de auto met
stoom de stoom niet rechtstreeks op
de sensoren, omdat dit er toe kan lei-
den dat een sensor niet meer goed
werkt.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 386 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
387
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Ook wordt er bij lage temperaturen moge-
lijk een waarschuwingsmelding weergege-
ven doordat zich ijs vormt op een sensor
en een sensor daardoor mogelijk geen
obstakels signaleert. Zodra het ijs smelt,
zal het systeem weer normaal werken.
■Detectie-informatie sensoren
Tijdens het gebruik kunnen zich de vol-
gende situaties voordoen:
●De sensoren signaleren mogelijk alleen
objecten die zich dicht bij de voor- of
achterbumper bevinden.
●Afhankelijk van de vorm van het object
en andere factoren kan de detectieaf-
stand korter worden of kan detectie niet
mogelijk zijn.
●Obstakels worden mogelijk niet gesigna-
leerd als ze zich te dicht bij de sensor
bevinden.
●Tussen het signaleren van een object en
de weergave zit een kleine vertraging.
Ook als er met lage snelheid wordt gere-
den, bestaat de mogelijkheid dat het
object binnen het detectiegebied van de
sensoren komt voordat het display wordt
weergegeven en het waarschuwingssig-
naal hoorbaar is.
●Het kan moeilijk zijn om de zoemer te
horen als het audiosysteem hard staat
of als de luchtcirculatie van de airconditi-
oning veel geluid produceert.
●De zoemer is mogelijk moeilijk te horen
doordat zoemers van andere systemen
klinken.
■Omstandigheden waaronder de func-
tie mogelijk niet goed werkt
De staat van de auto en de omgeving kun-
nen van invloed zijn op de capaciteit van
de sensor om objecten correct te signale-
ren. Specifieke situaties waarin dit voor
kan komen ziet u hieronder.
●De sensor is bedekt met vuil, sneeuw of
ijs. (Het reinigen van de sensoren zal
het probleem oplossen.)
●De sensor is bevroren. (Het ontdooien
van de sensor zal het probleem oplos-
sen.)
Vooral bij lage buitentemperaturen kan
het gebeuren dat er ten gevolge van een
bevroren sensor een abnormaal beeld te zien is op het display of dat objecten,
zoals een muur, niet worden gesigna-
leerd.
●Een sensor wordt ergens door afgedekt.
●Wanneer een sensor of de omgeving
van een sensor zeer heet of koud is.
●De auto rijdt op een bijzonder hobbelige
weg, op een helling, op grind of op gras.
●Er is veel omgevingslawaai rond de auto
van claxons, motorfietsmotoren, lucht-
remmen van vrachtwagens of andere
geluidsbronnen die ultrasone geluids-
golven produceren.
●Er is een andere auto uitgerust met Par-
king Assist-sensoren in de nabije omge-
ving.
●Een sensor is bedekt met een waterfilm
of er is sprake van zware regenval.
●Als een sensor wordt geraakt door een
grote hoeveelheid water, zoals bij het rij-
den op een overstroomde weg.
●Als de auto sterk naar één kant helt.
●De auto nadert een hoge of gebogen
stoeprand.
●Als het object zich te dicht bij de sensor
bevindt.
■Objecten die mogelijk niet goed wor-
den gesignaleerd
Door de vorm van het object kan de sen-
sor het mogelijk niet signaleren. Let goed
op bij de volgende objecten:
●Kabels, hekken, touwen, enz.
●Katoen, sneeuw en andere materialen
die geluidsgolven absorberen
●Zeer hoekige objecten
●Lage objecten
●Hoge obstakels waarbij het bovenste
deel uitsteekt in de richting van uw auto
Mogelijk worden mensen die bepaalde
soorten kleding dragen niet gesignaleerd.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 387 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
388
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ond
ersteunende systemen
■Detectiebereik van de sensoren Ongeveer 100 cm
Ongeveer 150 cm
Ongeveer 60 cm
Ongeveer 115 cm (auto's met zij-
sensoren voor en zijsensoren
achter)
Het schema toont het detectiebereik van
de sensoren. Houd er rekening mee dat
de sensoren geen objecten kunnen signa-
leren die zich extreem dicht bij de auto
bevinden.
Meer informatie m.b.t. de signalering van
obstakels aan de zijkanten. (
→Blz. 386)
Het bereik van de sensoren kan verschil-
lend zijn, afhankelijk van bijvoorbeeld de
vorm van het object.
■ Multi-informatiedisplay, head-up display (indien aanwezig) en audio-
systeemdisplay (indien aanwezig)
Wanneer er een obstakel wordt gesignaleerd door een sensor, wor dt de globale
afstand tot het obstakel weergegeven op het multi-informatiedis play, het audio-
systeemdisplay (indien aanwezig) en het head-up display (indien aanwezig).
(Als de afstand tot het object klein wordt, gaan de afstandssegmenten mogelijk
knipperen.)
De displays van de werking van de zijsensor voor en zijsensor a chter (indien
aanwezig) worden niet weergegeven tot de gebieden aan de zijkan t volledig
zijn gescand.
Globale afstand tot object: 150 cm - 60 cm
* (binnenste sensor achter)
*: Functie automatisch dempen zoemer is ingeschakeld. ( →Blz. 390)
Weergave
sensorsignalering, afstand
tot object
Multi-informatiedisplayAudiosysteemdisplayHead-up display
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 388 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM