Page 225 of 331

Rijden en bediening2238 inch Colour-Info-Display: u kunt de
visuele geleidingsstrepen en waar‐
schuwingssymbolen activeren of
deactiveren in het menu Instellingen op het Info-Display . Selecteer de rele‐
vante instelling in Instellingen, I
Achteruitkijkcamera .
Info-Display 3 125.
Persoonlijke instellingen 3 129.
Storing
Storingsmeldingen worden weerge‐ geven met een 9 op de bovenste
regel van het Info-Display.
De achteruitkijkcamera werkt moge‐
lijkerwijs niet goed:
● In een donkere omgeving.
● Wanneer de zon of de straal van koplampen rechtstreeks op de
lens van de camera valt.
● Als de cameralens door ijs, sneeuw, modder of iets anders is
vervuild. Reinig de lens, spoel
deze met water en veeg deze
met een zachte doek af.
● De auto een aanhangwagen trekt.● De auto een aanrijding aan de achterzijde heeft gehad.
● Bij extreme temperatuurwisselin‐
gen.
Verkeersbordherkenning
Werking De verkeersbordherkenning herkent
bepaalde borden via een frontcamera en toont deze op het Driver Informa‐
tion Center.
Als de auto over een ingebouwd navi‐
gatiesysteem beschikt, kunnen er ook verkeersborden van datakaarten zijn
opgenomen.Verkeersborden die worden herkend, zijn:Borden met snelheidsbeperkingen eninhaalverboden ● maximumsnelheid
● inhaalverbod
● einde maximumsnelheid
● einde inhaalverbodVerkeersborden
Begin en einde van:
● stadsregio's (landspecifiek)
● snelwegen
● rijkswegen
● woonervenOnderborden ● aanvullingen op verkeersborden
● verbod op trekken van aanhan‐ gers
● beperkingen voor trekkers
● bij natheid
● bij ijs
● tijdsbeperkingen
● afstandsbeperkingen
● richtingspijlen
Page 226 of 331

224Rijden en bedieningBorden voor maximumsnelheid eninhaalverbod worden getoond op het
Driver Information Center, totdat het
volgende bord maximumsnelheid of
einde maximumsnelheid of als er
gedurende een bepaalde periode
geen ander bord wordt geconsta‐ teerd.
Weergave van meerdere borden op
het display is mogelijk.
Een uitroepteken in een kader duidt
erop dat er een bijkomend verkeers‐
bord is gedetecteerd dat niet goed
door het systeem wordt herkend.
Het systeem werkt zonder prestatie‐
verlies tot een snelheid van maximaal
200 km/u, afhankelijk van de verlich‐ ting. ’s Nachts is het systeem actief tot een snelheid van 160 km/u.
Displayweergave Informatie over de op dit momentgeldige verkeersborden is beschik‐
baar op de desbetreffende pagina in
het Driver Information Center.
Bovendien wordt de huidige geldige
snelheid permanent op de onderste
regel van het Driver Information
Center aangegeven. Bij een snel‐
heidslimiet met een onderbord
verschijnt in dit gebied het symbool +.
Kies op een Midlevel-display Info
menu ? via MENU en selecteer
met het stelwiel op de richtingaanwij‐
zer de pagina met de verkeersbord‐
herkenning 3 119.
Page 227 of 331

Rijden en bediening225Kies op het Uplevel-display het menu
Info met de toetsen rechts op het
stuurwiel en druk op P of Q om de
pagina met de verkeersbordherken‐
ning te selecteren 3 119.
Wanneer u een andere pagina op het
menu Driver Information Center hebt
gekozen en u daarna weer de pagina met de verkeersbordherkenning
kiest, wordt het laatst herkende
verkeersbord getoond.
Waarschuwingsfunctie
U kunt de waarschuwingsfunctie acti‐ veren en deactiveren in het instellin‐
genmenu van de pagina met
verkeersbordherkenning.Wanneer de functie is geactiveerd en de pagina met verkeersbordherken‐
ning wordt niet getoond, worden de
net waargenomen snelheidslimiet en
Niet inhalen-borden weergegeven als
waarschuwingen op het Driver Infor‐
mation Center.
Druk wanneer op het Midlevel-display de pagina met de verkeersbordher‐
kenning wordt getoond, op SET/CLR
op de richtingaanwijzer.
Selecteer Waarschuw. AAN of
Waarschuw. UIT met het stelwiel en
druk op SET/CLR .
Druk wanneer op het Uplevel-display
de pagina met de verkeersbordher‐
kenning wordt getoond, op q op het
stuurwiel.
Page 228 of 331

226Rijden en bediening
Activeer de waarschuwingen door J
in te stellen, deactiveer de waarschu‐ wingen door met toets 9 I in te stel‐
len.
De pop-upwaarschuwing wordt onge‐
veer acht seconden lang weergege‐
ven op het Driver Information Center.
Systeem resetten
De inhoud van de verkeersbordpa‐
gina kan in het menu Instellingen van
de pagina Verkeersbordherkenning
worden gewist door Terugstellen te
selecteren en te bevestigen door SET/CLR op de richtingaanwijzer‐
hendel of 9 op het stuurwiel in te
drukken.
U kunt ook SET/CLR of 9 drie secon‐
den indrukken om de inhoud van de
pagina te wissen.
Als het resetten is gelukt, klinkt er een toon. Het onderstaande “standaard‐
bord” verschijnt totdat het volgende
verkeersbord wordt waargenomen of
door de kaartgegevens van het navi‐
gatiesysteem wordt geleverd.
In sommige gevallen wordt verkeers‐
bordherkenning automatisch door het
systeem gewist.
Wissen van verkeersborden
Er zijn verschillende scenario's waar‐
bij de getoonde verkeersborden
worden gewist. Na het wissen wordt
het “standaardbord” of een verkeers‐
bord uit de kaartgegevens van het
navigatiesysteem in het Driver Infor‐
mation Center weergegeven.
Redenen voor het wissen van
verkeersborden:
● Er is een vooraf ingestelde afstand afgelegd of een vooraf
ingestelde periode verstreken (verschilt per verkeersbord)
● Er wordt een bocht genomen
● Als er geen navigatiekaartgege‐ vens beschikbaar zijn en de snel‐heid afneemt tot onder 52 km/u
(detectie van de bebouwde kom)
● Als er navigatiekaartgegevens beschikbaar zijn en het systeem
op basis van een verandering in de kaartgegevens waarnam dat
de bebouwde kom werd ingere‐
den
Verkeersbordherkenning in
combinatie met het
navigatiesysteem
Als de auto met een navigatiesys‐
teem is uitgerust, kan het weergege‐
ven verkeersbord zijn waargenomen
door een optische verkeersbordher‐
kenning of uit de kaartgegevens
afkomstig zijn.
Page 229 of 331

Rijden en bediening227Als het weergegeven verkeersbord
uit de kaartgegevens afkomstig is en de kaartinformatie verandert, wordt er
een ander verkeersbord getoond. Dit
kan betekenen dat er dan een nieuw
verkeersbord wordt geregistreerd,
hoewel u wellicht geen nieuw bord
bent gepasseerd.
Storing
De verkeersbordherkenning werkt
mogelijk niet correct als:
● Het deel van de voorruit waar de frontcamera zit, niet schoon is of
voorzien is van vreemde voor‐ werpen zoals stickers.
● Verkeersborden geheel of gedeeltelijk bedekt zijn of lastig
waarneembaar zijn.
● De omgevingsomstandigheden ongunstig zijn, bijv. harde regen,
sneeuw, direct zonlicht of scha‐
duwen.
● De verkeersborden verkeerd gemonteerd of beschadigd zijn.●Verkeersborden niet voldoen aan
het Verdrag van Wenen inzake
verkeerstekens.
● De navigatiekaart inactueel is.Voorzichtig
Het systeem is bedoeld om de bestuurder binnen een vast snel‐
heidsbereik te helpen bij de waar‐
neming van bepaalde verkeers‐
borden. Negeer geen verkeers‐
borden die het systeem niet weer‐ geeft.
Het systeem herkent geen andere
verkeersborden dan de conventi‐
onele versies die een maximum‐
snelheid aangeven of beëindigen.
Laat u door dit speciale systeem
niet verleiden tot een roekeloze
rijstijl.
Pas uw snelheid altijd aan de staat van het wegdek aan.
De hulpsystemen ontnemen de
bestuurder niet zijn verantwoorde‐
lijkheid voor het besturen van de
auto.
Lane keep assist
Lane Keep Assist helpt bij het voor‐
komen van botsingen wanneer de
rijstrook per ongeluk werd verlaten.
De frontcamera observeert de
wegmarkeringen waar de auto tussen rijdt. Wanneer de auto de markerin‐
gen nadert, wordt het stuurwiel licht verdraaid om de auto binnen de
rijstrook te houden. Draai het stuur‐
wiel in dezelfde richting mee als het
systeem onvoldoende stuurt. Draai het stuurwiel rustig in de tegenover‐
gestelde richting als u van rijstrook
wilt wisselen.
Als een wegmarkering wordt over‐
schreden, geeft Lane Keep Assist
een zicht- en hoorbare waarschu‐
wing.
In de volgende gevallen wordt aange‐
nomen dat u de rijstrook per ongeluk
verlaat
● u gebruikt de richtingaanwijzer niet
● u gebruikt de richtingaanwijzer van de tegenovergestelde kant
dan dat u de rijstrook verlaat
● u remt niet
Page 230 of 331

228Rijden en bediening● u accelereert niet
● u stuurt niet actief.
Let op
Het systeem wordt uitgeschakeld als er onduidelijke markeringen zijn,bijvoorbeeld bij wegwerkzaamhe‐
den.
Let op
Het systeem kan worden uitgescha‐
keld als het wegen waarneemt die te
smal, te breed of te kronkelig zijn.
InschakelenU activeert Lane Keep Assist door
a in te drukken. Het brandende ledje
in de knop geeft aan dat het systeem is ingeschakeld.
Wanneer het controlelampje a in de
instrumentengroep groen brandt, is
het systeem klaar voor ondersteu‐
ning.
Het systeem werkt bij snelheden
tussen 60 km/u en 180 km/u, en als
er wegmarkeringen aanwezig zijn.
Het systeem verdraait het stuurwiel
langzaam en het controlelampje a
wordt geel als de auto een waarge‐
nomen wegmarkering nadert en u de
richtingaanwijzer naar die kant niet
hebt ingeschakeld.
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der door a te laten knipperen en drie
waarschuwingstonen te laten horen
vanaf de kant waar u de wegmarke‐
ringen overschrijdt.
Het systeem werkt alleen als er een
wegbelijning wordt gedetecteerd.
Als het systeem alleen wegmarkerin‐
gen aan één kant van de weg waar‐
neemt, is er alleen ondersteuning
voor die kant.
Lane Keep Assist neemt waar
wanneer u de handen van het stuur‐ wiel haalt. In dat geval verschijnt er
een bericht op het Driver Information
Center en klinkt er een geluidssignaal zolang Lane Keep Assist waarneemt
dat u met de handen van het stuur
rijdt.
Uitschakelen
U deactiveert het systeem door a in
te drukken. Het ledje in de knop gaat
dan uit.
Bij het detecteren van een aanhanger
wordt het systeem automatisch uitge‐
schakeld.
Page 231 of 331

Rijden en bediening229Storing
De werking van het systeem kan
worden beïnvloed door:
● Voorruit niet schoon of bedekt met vreemde voorwerpen, bijv.
stickers
● Voorliggers vlakbij
● Overhellende wegen
● Bochtige of heuvelachtige wegen
● Bermen
● Wegen met slechte wegmarke‐ ringen
● Plotselinge veranderingen in de lichtsterkte
● Ongunstige weersomstandighe‐ den, zoals zware regen- of
sneeuwval
● Wijzigingen aan de auto, bijv. banden.
Schakel het systeem uit als het wordt verstoord door teersporen, schadu‐
wen, scheuren in het wegdek, tijde‐
lijke wegmarkeringen, wegwerk‐
zaamheden of andere onregelmatig‐
heden in het wegdek.9 Waarschuwing
Let altijd op de weg en houd de
auto op de juiste plaats op de
rijstrook. Doet u dit niet, dan kan
dit leiden tot schade aan de auto,
of letsel of de dood.
Lane Keep Assist stuurt de auto
niet continu.
Het systeem houdt de auto niet
noodzakelijkerwijs op de rijstrook.
Het hoeft ook geen waarschuwing te geven, zelf als worden er rijst‐
rookmarkeringen waargenomen.
De stuurbekrachtiging van de
Lane Keep Assist is mogelijk
ontoereikend om te voorkomen
dat de rijstrook wordt verlaten.
Het systeem neemt door invloe‐
den van buitenaf (staat van de
weg, type wegdek, het weer enz.)
wellicht niet waar dat u de handen
van het stuurwiel hebt. De
bestuurder is volledig verantwoor‐ delijk voor het besturen van de
auto en moet onderweg de
handen altijd op het stuurwiel
houden.
Als u het systeem gebruikt terwijl
u een aanhanger trekt of op een
gladde weg rijdt, dan kunt u de
controle over de auto verliezen en een ongeluk krijgen. Schakel het
systeem uit.
Page 232 of 331

230Rijden en bedieningBrandstof
Brandstof voor benzinemotoren
Gebruik alleen loodvrije brandstof die voldoet aan de Europese norm
EN 228 of gelijkwaardig.
De motor kan draaien op brandstof
met een ethanolgehalte van maxi‐
maal 10% (bijv. E10).
Brandstof met het aanbevolen
octaangetal gebruiken. Bij een lager
octaangetal kunnen het motorvermo‐
gen en -koppel lager zijn en neemt het
brandstofverbruik iets toe.
Voorzichtig
Gebruik geen brandstof of brand‐
stofadditieven die metalen
bestanddelen bevatten, zoals
additieven op mangaanbasis. Dat
kan motorschade veroorzaken.
Voorzichtig
Gebruik van brandstof die niet
voldoet aan EN 228 of gelijkwaar‐ dig kan leiden tot afzettingen of
motorschade.
Voorzichtig
Gebruik van brandstof met een
lager octaangetal dan het laagst
mogelijke octaangetal kan onge‐
controleerde verbranding en
motorschade veroorzaken.
Voor de motorspecifieke vereisten
met betrekking tot het octaangetal
verwijzen we u naar het overzicht
motorgegevens 3 301. Eventuele
andere informatie op een etiket aan
de binnenzijde van de tankvulklep
heeft altijd prioriteit.
Brandstoftoevoeging Brandstof moet reinigende additieven
bevatten die voorkomen dat de motor en het brandstofsysteem aankoeken.
Met schone verstuivers en inlaatklep‐ pen werkt de emissieregeling goed.
In sommige landen bevat de brand‐ stof onvoldoende hoeveelheden
toevoegingen om de verstuivers en
de inlaatkleppen schoon te houden.
In dergelijke landen is voor bepaalde
motoren een brandstoftoevoeging
vereist ter compensatie van het
gebrek aan reinigende dope. Gebruik alleen brandstoftoevoegingen die zijn
goedgekeurd voor de auto.
Het bijvullen van brandstoftoevoegin‐ gen aan een gevulde brandstoftank is
minstens iedere 15.000 km vereist of
na één jaar (afhankelijk van wat het
eerst wordt bereikt). Neem contact op
met uw werkplaats voor meer infor‐
matie.