Rijden en bediening167gloeit voor. De controlelampjes bran‐
den en de meeste elektrische functies
werken.Motor starten
Trap het koppelingspedaal (handge‐
schakelde versnellingsbak) of het
rempedaal (automatische of geauto‐
matiseerde versnellingsbak) in en
druk nog een keer op
Engine Start/Stop . Laat de toets los
nadat de motor gestart is. Laat de
toets los nadat het starten begint.Ontsteking uit
Druk in elke modus kort op
Engine Start/Stop of wanneer de
motor draait en de auto stilstaat.
Sommige functies blijven actief totdat het bestuurdersportier wordt
geopend, mits het contact van tevo‐
ren aan was.Uitschakelen in noodsituatie tijdens
het rijden
Druk langer dan twee seconden op
Engine Start/Stop of druk er binnen
vijf seconden twee keer kort op
3 168.Stuurslot
Het stuurslot werkt automatisch
wanneer:
● De auto stilstaat.
● Het contact uitgeschakeld is.
● Het bestuurdersportier geopend is.
Zet het stuurslot los door het bestuur‐
dersportier te openen en de sluiten en de accessoiremodus in te schakelen
of de motor direct te starten.9 Waarschuwing
Bij een lege accu is wegslepen, op
gang slepen of gebruik van hulp‐
startkabels niet toegestaan,
omdat het stuurslot dan niet kan worden ontgrendeld.
Bediening op auto's met
elektronisch sleutelsysteem bij
storing
Bij een storing in de elektronischesleutel of als de batterij van elektroni‐ sche sleutel bijna ontladen is, kan er
bij een startpoging Geen
afstandsbed. geregistreerd of
Vervang batterij in afstandsbedie‐
ning op het Driver Information Center
verschijnen.
Plaats alleen de elektronische sleutel in de lengterichting plat op het
zendergebied, met de toetsen naar
boven gekeerd; zie de illustratie.
Andere voorwerpen, bijvoorbeeld
andere sleutels, transponder, tags,
munten, etc., moet u van de midden‐
console af halen.