Page 177 of 331

Rijden en bediening175In landen waar de temperatuur
extreem laag kan zijn, kan het nood‐
zakelijk zijn de handrem niet in te schakelen.
Dit is een noodoplossing die voor‐
komt dat de handrem bevriest.
Auto's met een geautomatiseerde
versnellingsbak, elektrische handrem
en aan/uit-knop
Bij auto's met een geautomatiseerde
versnellingsbak kunt u het contact
alleen afzetten als de parkeerrem is
ingeschakeld. U moet dus een paar
dingen doem om de elektrische hand‐ rem te kunnen loszetten:
1. Schakel de elektrische handrem in en zet het contact af.
2. Schakel het contact in en houd Engine Start/Stop zes seconden
ingedrukt zonder het rempedaal
in te trappen.
3. Trap de rem in en zet de elektri‐ sche handrem los.
4. Contact uitschakelen.Auto's met een geautomatiseerde
versnellingsbak, elektrische handrem
en contactslot
Bij auto's met een geautomatiseerde
versnellingsbak kunt u het contact
alleen afzetten als de parkeerrem is
ingeschakeld. U moet dus een paar
dingen doem om de elektrische hand‐ rem te kunnen loszetten:
1. Schakel de elektrische handrem in en zet het contact af.
2. Trap de rem in en zet de elektri‐ sche handrem los.
3. Sleutel uit contactslot verwijde‐ ren.Uitlaatgassen9 Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij
inademen levensgevaarlijk kan zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de
passagiersruimte dringen, de
ruiten openen. Oorzaak van de
storing door een werkplaats laten
verhelpen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte
binnen kunnen dringen.
Uitlaatfilter
Het uitlaatfilter is een partikelfilter
voor diesel- en benzinemotoren.
Page 178 of 331

176Rijden en bedieningAutomatische regeneratie
Het uitlaatfilter verwijdert roetdeeltjes
uit de uitlaatgassen. Het systeem
heeft een zelfreinigende functie die
tijdens het rijden automatisch wordt geactiveerd, zonder dat hier een
bericht over verschijnt. Het filter wordt
geregenereerd door achtergebleven
roetdeeltjes periodiek bij een hoge temperatuur te verbranden. Dit
proces vindt in bepaalde rijomstan‐
digheden automatisch plaats en kan
tot 25 minuten duren. Doorgaans
neemt dit tussen zeven en twaalf
minuten in beslag. Autostop is niet
beschikbaar en het brandstofverbruik ligt mogelijk hoger. Enige geur- enrookontwikkeling tijdens deze proce‐
dure is normaal.
Systeem moet worden gereinigd
In bepaalde omstandigheden, zoals
bij korte ritten, kan het systeem zich‐
zelf niet automatisch reinigen.
Wanneer het filter moet worden gere‐ genereerd, maar de recente rijom‐
standigheden geen automatische
regeneratie toelieten, wordt ditaangegeven met en een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
Er verschijnt een waarschuwingsbe‐
richt wanneer het uitlaatfilter vol is.
Start het regeneratieproces zo spoe‐
dig mogelijk.
Er verschijnt ook een waarschu‐
wingsbericht wanneer het uitlaatfilter
het maximale vulniveau heeft bereikt. Start het regeneratieproces onmid‐
dellijk om schade aan de motor te voorkomen.
Zelfregeneratie activeren
Blijf rijden om het regeneratieproces
te activeren en houd het motortoeren‐ tal boven 2000 1/min. Schakel indien
nodig terug. Het reinigen van het
uitlaatfilter gaat vervolgens van start.
Het reinigen is bij hoge motortoeren‐
tallen en -belastingen sneller voltooid.
Blijf rijden totdat de automatische
regeneratie voltooid is en het bericht
op het display verdwijnt.Voorzichtig
Onderbreek indien mogelijk het
regeneratieproces niet. Blijf rijden
totdat het regenereren is voltooid
om noodzakelijk(e) onderhoud of
reparaties door een werkplaats te
voorkomen.
Regeneratie niet mogelijk
Als regeneratie om wat voor reden
dan ook niet mogelijk is, licht contro‐
lelampje Z op en verschijnt er een
waarschuwingsbericht op het Driver Information Center. Het motorvermo‐gen is mogelijk begrensd. Roep
onmiddellijk de hulp in van een werk‐
plaats.
Katalysator
De katalysator vermindert de
hoeveelheid schadelijke stoffen in de
uitlaatgassen.
Page 179 of 331

Rijden en bediening177Voorzichtig
Brandstoffen van een andere
kwaliteit dan die zoals vermeld op pagina's 3 230, 3 301 kunnen de
katalysator of elektronische
onderdelen beschadigen.
Onverbrande benzine kan leiden
tot oververhitting van en schade aan de katalysator. Daarom de
startmotor niet onnodig lang laten
draaien, de tank niet leegrijden en de motor niet door duwen of
slepen proberen te starten.
Bij overslag, een onregelmatige
motorloop, beperkingen van het
motorvermogen of andere ongewone storingen, de oorzaak van de storing
meteen door een werkplaats laten
verhelpen. In noodgevallen kan er
korte tijd met matige snelheid en laag
motortoerental verder worden gere‐
den.
AdBlue
Algemene informatie
Selectieve katalysatorreductie
(BlueInjection) is een methode voor
het aanzienlijk terugbrengen van het
aandeel stikstofoxide in de uitstoot
van uitlaatgassen. Dit wordt bewerk‐
stelligd door het inspuiten van een
dieseluitlaatvloeistof (DEF) in het
uitlaatsysteem. De uit de vloeistoffen
vrijkomende ammoniak reageert met
nitreuze gassen (NO x) uit de uitlaat en
zet deze om in stikstof en water.
De naam van deze vloeistof is
AdBlue ®
. Het is een niet-giftige, niet-
ontvlambare, kleur- en geurloze vloei‐
stof die uit 32% ureum en 68% water
bestaat.9 Waarschuwing
Voorkom dat er AdBlue in uw ogen
of op uw huid komt.
Bij contact met de ogen of de huid
met water uitspoelen.
Voorzichtig
Voorkom dat er AdBlue op het lakwerk komt.
Bij contact met water afspoelen.
AdBlue bevriest bij een temperatuur
van ongeveer -11 °C. Aangezien de
auto is uitgevoerd met een AdBlue-
voorverwarmer, is er ook bij lage
temperaturen minder uitstoot. De
AdBlue-voorverwarmer werkt auto‐
matisch.
Het karakteristieke AdBlue-verbruik
is zo'n twee liter per 1000 km, maar
kan afhankelijk van het rijgedrag (bijv. zware belasting of rijden met eenaanhangwagen) hoger zijn.
AdBlue-tank Het AdBlue-tankpeil is te vinden in het
displaymenu.
Page 180 of 331

178Rijden en bedieningPeilwaarschuwingenAfhankelijk van de berekende actie‐
radius van de AdBlue verschijnen er
verschillende berichten op het Driver
Information Center. De berichten en
de beperkingen zijn wettelijk vereist.
De eerste mogelijke waarschuwing is
Actieradius AdBlue: 2400 km .
Deze waarschuwing verschijnt één
keer kort met de berekende actiera‐
dius. Doorrijden is zonder enige
beperkingen mogelijk.
Het volgende waarschuwingsniveau
wordt bereikt bij een actieradius van
minder dan 1750 km. Het bericht met
de huidige actieradius verschijnt altijd
bij het inschakelen van het contact en moet worden bevestigd 3 119. Tank
AdBlue bij voordat u naar het
volgende waarschuwingsniveau
gaat.
Bij een AdBlue-actieradius van
minder dan 900 km verschijnen de
volgende waarschuwingsberichten
afwisselend en kunnen deze niet
worden weggedrukt.● AdBlue laag Nu bijvullen
● Herstart motor verhinderd in 900
km .
Ook knippert controlelamp Y continu.
Let op
Bij een hoog AdBlue-verbruik kan
deze waarschuwing zonder de voor‐
afgaande waarschuwingsstadia op
het Driver Information Center
verschijnen.
Het laatste waarschuwingsniveau
wordt bereikt wanneer de AdBlue-
tank leeg is. Opnieuw starten van de
motor is niet mogelijk. De volgende
waarschuwingsberichten verschijnen
afwisselend en kunnen niet worden
weggedrukt:
● AdBlue leeg Nu bijvullen
● Herstarten motor niet mogelijk .
Ook knippert controlelamp Y continu.
Bij actief voorkomen van een motor‐
start verschijnt het volgende bericht:
Vul AdBlue bij om voertuig te starten .
Tank de AdBlue-tank helemaal vol,
omdat u anders de motor niet kunt
starten.3 307
Waarschuwingen m.b.t. hoge
uitstoot
Als de uitstoot van uitlaatgassen tot
boven een bepaalde waarde stijgt,
worden waarschuwingen weergege‐
ven op het Driver Information Center.
Er worden verzoeken om het uitlaat‐
systeem te laten nakijken en ten
slotte de aankondiging om opnieuw
starten van de motor te voorkomen
weergegeven. Deze beperkingen zijn
wettelijk vereist.
Roep de hulp in van een werkplaats.
AdBlue bijvullenVoorzichtig
Gebruik alleen AdBlue die aan de
Europese normen DIN 70 070 en
ISO 22241-1 voldoet.
Gebruik geen additieven.
Verdun AdBlue niet.
Anders kan het systeem voor
selectieve katalysatorreductie
beschadigd raken.
Page 181 of 331

Rijden en bediening179Let op
Gebruik wanneer er op een pomp‐
station geen pomp met een vulpis‐ tool voor personenauto's beschik‐
baar is alleen AdBlue-flessen of -
jerrycans met een afgedichte tank‐
adapter om bij te tanken, om terug‐
spatten en morsen te voorkomen en
om ervoor te zorgen dat de dampen
uit de tank worden opgenomen en
niet eruit stromen. AdBlue in flessen of jerrycans is verkrijgbaar bij veel
pompstations en is te koop bij bijv.
Opel dealers en andere detailhan‐
delaars.
Controleer vóór het bijtanken van AdBlue de houdbaarheidsdatumervan, omdat het maar beperkt
meegaat.
Let op
Bij het losschroeven van de tankdop
van de vulpijp kunnen er ammoniak‐
dampen vrijkomen. Adem deze
dampen niet in, omdat ze scherp
geuren. Eventueel ingeademde
dampen zijn onschadelijk.Tank de AdBlue-tank helemaal vol.
Doe dit als het waarschuwingsbericht over het voorkomen van opnieuwstarten van de motor al is versche‐
nen.
Zet de auto op een vlakke onder‐
grond.
De vulopening voor AdBlue zit achter
de tankvulklep, rechtsachter op de
auto.
De tankvulklep kan alleen bij een
ontgrendelde auto worden geopend.
1. Sleutel uit contactslot verwijde‐ ren.
2. Sluit alle portieren om ammonia‐ dampen in het interieur te voorko‐
men.
3. Ontgrendel de tankvulklep door tegen de klep te duwen 3 232.
4. Schroef de beschermdop los van
de vulpijphals.
5. Open de AdBlue-jerrycan.
6. Sluit een uiteinde van de slang aan op de jerrycan en schroef hetandere uiteinde op de vulpijp.
7. Til de jerrycan op totdat deze leeg
is of totdat er niets meer uit de
jerrycan stroomt. Dit kan zo'n
vijf minuten duren.
8. Zet de jerrycan op de grond om de
slang te laten leeglopen, wacht
15 seconden.
9. Schroef de slang van de vulpijp.
10. Breng de tankdop aan en schroef deze rechtsom vast.
Page 182 of 331
180Rijden en bedieningLet op
Voer de AdBlue-jerrycan volgens de
lokale milieuregels af. Om de slang
opnieuw te kunnen gebruiken moet
u deze na het gebruik met schoon
water afspoelen.Automatische
versnellingsbak
Met de automatische versnellingsbak
kunt u zowel automatisch (automati‐
sche modus) als handmatig schake‐
len (handmatige modus).
Met de hand schakelen is mogelijk in
de handmatige modus door de
keuzehendel naar + of - 3 182 te
tikken.
VersnellingsbakdisplayDe modus of ingeschakelde versnel‐
ling verschijnt op het Driver Informa‐
tion Center.
In de automatische modus wordt het
rijprogramma aangegeven door D.
In de handgeschakelde modus
worden M en het nummer van de
geselecteerde versnelling aange‐
duid.
R geeft de achteruitversnelling aan.
N duidt de neutrale stand aan.
P duidt de parkeerstand aan.
Page 183 of 331

Rijden en bediening181KeuzehendelP:parkeerstand, de wielen zijn
geblokkeerd, alleen inschakelen
wanneer de auto stilstaat en de
handrem is aangetrokkenR:achteruitversnelling, alleen
inschakelen wanneer de auto
stilstaatN:neutrale standD:automatische modusM:handgeschakelde modus<:opschakelen in handgescha‐
kelde modus]:terugschakelen in handgescha‐
kelde modus
De keuzehendel staat geblokkeerd in P . U kunt deze alleen bewegen
wanneer het contact aan staat, u de
ontgrendeltoets op de keuzehendel
indrukt en het rempedaal intrapt.
Drukt u het rempedaal niet in, dan
brandt controlelamp j.
Staat de keuzehendel niet in P
wanneer u het contact uitschakelt,
dan knippert controlelamp j.
Om P of R in te schakelen, drukt u de
ontgrendelknop in.
De motor start alleen wanneer de
hendel in stand P of N staat. Wanneer
de stand N is geselecteerd, trapt u de
rem in of trekt u de handrem aan alvo‐
rens te starten.
Tijdens het schakelen geen gas
geven. Gas- en rempedaal nooit
gelijktijdig bedienen.
Wanneer een versnelling is ingescha‐ keld en de rem wordt losgelaten, rijdt
de auto langzaam weg.
Afremmen op de motor Om bij het afdalen van een helling op
de motor af te remmen, tijdig een lagere versnelling selecteren; zie
handmatige modus.
Auto heen en weer schommelen Het is alleen toegestaan de auto heen
en weer te schommelen als de auto is vastgereden in zand, modder of
sneeuw. Beweeg de keuzehendel
meermaals tussen stand D en R heen
en weer. Motor niet te hoge toeren
laten maken en snel optrekken voor‐
komen.
Page 184 of 331

182Rijden en bedieningParkeren
Trek de handrem aan en schakel P in.
De contactsleutel kan alleen verwij‐
derd worden met de keuzehendel in
stand P.
Handmatige modus
Haal de keuzehendel uit de stand D
naar links, naar de stand M.
Tik de keuzehendel naar boven + om
op te schakelen.
Tik de keuzehendel naar beneden -
om terug te schakelen.
Wordt bij een te lage snelheid een
hogere versnelling geselecteerd of
een lagere versnelling bij een te hoge
snelheid, dan schakelt de auto niet.
Hierdoor kan er een melding verschij‐ nen op het Driver Information Center.
In de handmatige modus wordt er bij
hoge toerentallen niet automatisch
naar een hogere versnelling opge‐ schakeld.
Aanduiding versnelling
Het symbool R of S met een cijfer
ernaast verschijnt wanneer schake‐
len omwille van het brandstofverbruik wordt geadviseerd.
Aanduiding om te schakelen
verschijnt alleen in de handgescha‐
kelde modus.
Elektronische rijprogramma's
● Speciale programma's passen bij
klimmen en dalen de schakelmo‐
menten automatisch aan.
● Bij sneeuw of ijs of een ander glad oppervlak, kan de bestuur‐
der handmatig de eerste, tweedeof derde versnelling van de elek‐
tronische transmissieregeling
kiezen alvorens weg te trekken.
Kickdown Bij intrappen van het gaspedaal voor‐ bij het kick-downpunt accelereert deauto ongeacht de geselecteerde
rijmodus maximaal. De versnellings‐
bak schakelt afhankelijk van het
motortoerental naar een lagere
versnelling.
Storing
Bij een storing verschijnt er een
bericht op het Driver Information
Center. Boordinformatie 3 128.
De elektronische versnellingsbakre‐
geling staat alleen de vierde versnel‐
ling toe. De versnellingsbak schakelt
niet langer automatisch.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.