OPMERKING:
Druk, als de band een te hoge spanning
heeft, op de knop Deflation (leeglopen) om
de bandenspanning te verminderen tot de
voorgeschreven bandenspanning voordat u
verder gaat.
Als de band binnen 15 minuten is gevuld tot de
aanbevolen bandenspanning of tot een span-
ning van ten minste 1,8 bar (26 psi):
1. Druk op de aan/uit-knop (4) om de band-
servicekit uit te schakelen.
2. Verwijder de sticker met de snelheidsli-
miet van de bovenkant van de fles met
afdichtingsmiddel (1) en breng de sticker
aan op het instrumentenpaneel.
3. Maak de afdichtingsslang (6) onmiddel-
lijk los van het ventiel, breng de dop weer
aan op de fitting aan het uiteinde van de
slang, en berg de bandservicekit op de
daarvoor bestemde plaats in de auto op.
Ga snel door naar (D) "Rijden met de
auto".LET OP!
• De metalen fitting van de stekker (8) kan
na gebruik heet zijn en moet daarom
voorzichtig worden gehanteerd.
• Als u de dop niet op de fitting aan het
uiteinde van de afdichtingsslang (6)
aanbrengt, kan afdichtingsmiddel in
aanraking komen met uw huid, kleiding
en het interieur van de auto. Ook kan
dan afdichtingsmiddel in contact komen
met interne onderdelen van de banden-
servicekit, waardoor de kit onherstelbaar
beschadigd kan raken.
(D) Rijden met het voertuig:
Rijd onmiddellijk na het inspuiten van het
afdichtingsmiddel en het vullen van de band
ongeveer 8 km (5 mijl) of tien minuten om
ervoor te zorgen dat het afdichtingsmiddel uit
de bandservicekit goed in de band wordt
verdeeld. Rijd niet sneller dan 80 km/u
(50 mph).
WAARSCHUWING!
Met de bandenreparatieset kunt u een
lekke band niet permanent repareren. Laat
de band controleren, repareren of vervan-
gen na gebruik van de bandenreparatieset.
Rijd niet sneller dan 80 km/u (50 mph)
totdat de band is gerepareerd of vervan-
gen. Als geen gehoor wordt gegeven aan
deze waarschuwing, kan dit ernstig of do-
delijk letsel tot gevolg hebben voor u, uw
passagiers en anderen in uw omgeving.
(E) Na het rijden:
Parkeer op een veilige plaats. Lees eerst "(A)
Wanneer u stopt om de bandenservicekit te
gebruiken" voordat u verder gaat.
1. Druk de functieregelknop (5) in en draai
hem naar de stand voor de luchtfunctie.
2. Maak de stekker los en steek de stekker in
de 12 Volt-aansluiting van de auto.
3. Maak de luchtpompslang (7) (zwart) los
en schroef de fitting aan het uiteinde van
de slang (7) op het ventiel.IN GEVAL VAN NOOD/PECH
232
4. Controleer de bandenspanning op de
drukmeter (3).
Als de bandenspanning lager is dan 1,3 bar
(19 psi):
De schade aan de band is te groot. Probeer
niet door te rijden. Schakel hulp in.
Als de bandenspanning 1,3 bar (19 psi) of meer
bedraagt:
1. Druk op de aan/uit-knop (4) om de ban-
denservicekit in te schakelen en vul de
band totdat de bandenspanning is bereikt
die op de band en op de band- en bela-
dingsinformatiesticker in de portierope-
ning aan de bestuurderszijde is vermeld.
OPMERKING:
Druk, als de band een te hoge spanning
heeft, op de knop Deflation (leeglopen)
om de bandenspanning te verminderen
tot de voorgeschreven bandenspanning
voordat u verder gaat.
2. Koppel de bandenservicekit los van het
ventiel, breng de dop weer aan op het
ventiel en verwijder de stekker uit de
12 Volt-aansluiting.3. Berg de bandenserviceset op de daarvoor
bestemde plaats in de auto op.
4. Laat de band bij de eerste gelegenheid
repareren of vervangen door een erkende
dealer of een bandenservicebedrijf.
WAARSCHUWING!
U moet altijd aangeven dat de band werd
gerepareerd met de bandenservicekit.
Geef het onderhoudsboekje aan de mon-
teurs die de band behandelen die gerepa-
reerd werd met de bandenservicekit.
5. Verwijder de sticker met de snelheidsli-
miet van het instrumentenpaneel nadat
de band is gerepareerd.
6. Laat de fles met afdichtingsmiddel (1) en
de afdichtingsslang (6) zo snel mogelijk
vervangen door een erkende dealer. Raad-
pleeg paragraaf "(F) Fles met afdichtings-
middel en slang vervangen".
OPMERKING:
Als u de band laat repareren, laat de erkende
dealer of het bandenservicebedrijf dan weten
dat de band is afgedicht met de bandenser-
vicekit.
(F) Fles met afdichtingsmiddel en slang
vervangen:
1. Maak de afdichtingsslang (6) (doorzich-
tig) los.
2. Zoek de ronde knop voor het losmaken van
de fles in het verzonken gedeelte onder de
fles.
3. Druk op de knop voor het losmaken van de
fles met afdichtingsmiddel. De fles met
afdichtingsmiddel (1) springt omhoog.
Verwijder de fles en voer deze volgens de
voorschriften af.
4. Verwijder eventuele resten van het afdich-
tingsmiddel van de houder van de
bandenservicekit.
5. Breng de nieuwe fles met afdichtingsmid-
del (1) zo aan in de houder dat de afdich-
tingsslang (6) wordt uitgelijnd met de
slangsleuf in de voorzijde van de behui-
zing. Druk de fles in de behuizing. U hoort
een klik die aangeeft dat de fles goed op
zijn plaats zit.
233
6. Controleer of de dop op de fitting aan het
uiteinde van de afdichtingsslang (6) is
aangebracht en berg de slang op (aan de
onderzijde van de luchtpomp).
7. Berg de bandenservicekit weer op de
daarvoor bestemde plaats in de auto op.
WAARSCHUWING!
Volgens de van kracht zijnde regelgeving
staat de informatie inzake chemische stof-
fen ten behoeve van de bescherming van
de menselijke gezondheid en het milieu en
de informatie inzake het veilig gebruik van
de afdichtvloeistof op het verpakkingsla-
bel. Het navolgen van de aanwijzingen op
het label is een essentiële voorwaarde om
de veiligheid en effectiviteit van het pro-
duct te waarborgen. Vergeet niet voor ge-
bruik het label aandachtig te lezen. De
gebruiker van het product is verantwoorde-
lijk voor alle schade die veroorzaakt wordt
door onjuist gebruik. De afdichtvloeistof
heeft een vervaldatum. Vervang de fles als
het afdichtingsmiddel over de datum is.
LET OP!
Voer de fles en de afdichtingsvloeistof op
de juiste wijze af. Af te voeren in overeen-
stemming met de landelijke en plaatse-
lijke voorschriften.
STARTEN MET
STARTKABELS
Wanneer de accu van uw voertuig leeg is, kan
de motor met behulp van een set startkabels
en een accu in een ander voertuig of met een
draagbare snellader weer worden gestart. Bij
onjuist gebruik kan het starten met startka-
bels gevaarlijk zijn. Houd u daarom zorgvul-
dig aan de hier beschreven procedures.
OPMERKING:
Bij gebruik van een draagbare snellader moe-
ten instructies en vereiste voorzorgsmaatre-
gelen van de fabrikant worden uitgevoerd.
WAARSCHUWING!
Probeer het voertuig niet met startkabels
te starten wanneer de accu bevroren is. De
accu kan hierdoor openscheuren of explo-
deren, met kans op persoonlijk letsel.
LET OP!
Gebruik geen draagbare snellader of een
andere lader met een systeemspanning
groter dan 12 volt. Dit kan schade toebren-
gen aan de accu, startmotor, dynamo of
het elektrische systeem.
Voorbereiding voor het starten met
startkabels
De accu in uw auto bevindt zich voor in de
motorruimte, achter de linker
koplampeenheid.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
234
• In stadsverkeer — zet de keuzehendel in
NEUTRAL wanneer u stilstaat, maar ver-
hoog het stationair toerental niet.
LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit koel-
systeem, kan dit leiden tot schade aan de
auto. Wanneer de temperatuurmeter in de
H-zone staat, zet dan de auto veilig stil aan
de kant van de weg. Laat de auto met
uitgeschakelde airco stationair draaien tot
de meternaald weer in het normale bereik
staat. Als de meternaald op "H" blijft staan
en u een geluidssignaal hoort, zet de motor
dan onmiddellijk af en neem contact op
voor service.
OPMERKING:
Er zijn verschillende manieren om dreigende
oververhitting van de motor te voorkomen:
• Als de airco is ingeschakeld, schakel deze
dan uit. Het aircosysteem voert warmte af
naar het koelsysteem en dat gebeurt niet
als u de airco uitzet.• U kunt ook de temperatuurregelknop in de
hoogste stand zetten, de ventilatie in de
vloerstand zetten en de aanjagerschakelaar
in een hoge stand zetten. Zo ondersteunt
het verwarmingssysteem de werking van de
radiateur bij het afvoeren van warmte uit
het koelsysteem.
WAARSCHUWING!
Hete koelvloeistof (antivries) en stoom uit
de radiateur kunnen ernstige brandwon-
den veroorzaken. Als u stoom van onder de
motorkap hoort of ziet komen, mag u de
motorkap pas openen nadat de radiateur
voldoende is afgekoeld. Open nooit de vul-
dop van het koelsysteem als de radiateur
of het koelvloeistofreservoir heet is.
SCHAKELHENDEL
ONTGRENDELEN
Als zich een storing voordoet en de schakel-
hendel niet uit de stand PARK kan worden
bewogen, dan kunt u de volgende procedure
uitvoeren om de schakelhendel tijdelijk te
kunnen bewegen:1. Zet de motor af.
2. Trek de handrem aan.
3. Maak met een schroevendraaier of soort-
gelijk gereedschap de sierlijst en mof van
de schakelhendel voorzichtig los van de
middenconsole, en til deze omhoog om
toegang te krijgen tot het
schakelhendelmechanisme.
4. Houd het rempedaal stevig ingetrapt.
5. Steek een kleine schroevendraaier of
soortgelijk gereedschap in de opening van
het ontgrendelmechanisme van de scha-
kelhendel (in de rechtervoorhoek van de
schakelhendeleenheid) en druk het ont-
grendelingsmechanisme omlaag en houd
het in deze stand.
237
GEPLAND ONDERHOUD
Correct onderhoud is cruciaal voor een lange
levensduur van de auto onder de beste om-
standigheden. Daarom heeft Jeep een reeks
controles en diensten gepland op vaste af-
standsintervallen en, waar van toepassing, op
vaste tijdsintervallen, zoals beschreven in het
onderhoudsschema. Om de auto in optimale
conditie te houden, zijn op de volgende pagi-
na's van het onderhoudsschema enkele extra
controles vermeld die vaker moeten worden
uitgevoerd dan volgens het normale schema
op basis van de inwisseling van tegoedbon-
nen. Gepland onderhoud wordt aangeboden
door alle erkende dealers op basis van vaste
tijds- of kilometerstandintervallen. Als tij-
dens elke bewerking naast de geplande be-
werkingen verdere vervangingen of reparaties
nodig blijken te zijn, kunnen deze enkel met
de uitdrukkelijke toestemming van de eige-
naar worden uitgevoerd.
De monteurs bij de dealer kennen uw auto
het beste en hebben toegang tot informatie
van fabrieksgetrainde specialisten, originele
onderdelen van Mopar en speciaal ontworpen
elektronisch en mechanisch gereedschapwaarmee kostbare reparaties in de toekomst
kunnen worden voorkomen. Als uw auto vaak
wordt gebruikt voor sleepwerkzaamheden,
moet het interval tussen geplande onder-
houdswerkzaamheden worden verminderd.
Bij veeleisend gebruik, bijvoorbeeld door het
rijden in stoffige omgevingen of veel korte
ritten, is mogelijk meer onderhoud vereist.
OPMERKING:
Geplande onderhoudstaken worden bepaald
door de fabrikant. Als deze taken niet worden
uitgevoerd, kan de garantie vervallen. Het
verdient aanbeveling een erkende dealer op
de hoogte te brengen van geringe afwijkingen
in de werking zonder te wachten op de vol-
gende onderhoudsbeurt.
Gepland onderhoud — benzinemotor
De indicator voor olieverversing herinnert u
eraan dat de motorolie van uw auto moet
worden ververst.
De melding "Oil Change Required" (olie ver-
versen) wordt weergegeven op het display in
de instrumentengroep en er klinkt een ge-
luidssignaal om aan te geven dat de olie
ververst moet worden.Het bericht voor olieverversing wordt telkens
ongeveer 11.200 km (7000 mijl) na de laat-
ste olieverversing weergegeven. Laat het on-
derhoud zo snel mogelijk, binnen 800 km
(500 mijl), uitvoeren (behalve bij 2,0-liter
benzinemotor met GPF - benzinedeeltjesfil-
ter).
OPMERKING:
• Het systeem houdt geen rekening met de
tijd die is verstreken sinds de laatste olie-
verversing. Ververs de olie van uw voertuig
wanneer de laatste verversingsbeurt langer
dan 12 maanden geleden is, ook wanneer
het bericht voor olieverversing NIET wordt
weergegeven.
• Ververs de motorolie vaker als u de auto
gedurende langere tijd gebruikt voor ter-
reinrijden (raadpleeg het hoofdstuk “Zware
toepassingen”).
• Onder geen beding mogen de intervalter-
mijnen voor olieverversing groter zijn dan
12.000 km (7500 mijl) of 12 maanden als
dit eerder is (behalve bij 2,0-liter benzine-
motor met GPF - benzinedeeltjesfilter).
SERVICE EN ONDERHOUD
244
Afstand of verstreken tijd (wat het
eerst komt)
7500
15.000
22.500
30.000
37.500
45.000
52.500
60.000
67.500
75.000
82.500
90.000
97.500
105.000
112.500
120.000
127.500
135.000
142.500
150.000
Of maanden: 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144 156 168 180 192 204 216 228 240
Of kilometer:
12.000
24.000
36.000
48.000
60.000
72.000
84.000
96.000
108.000
120.000
132.000
144.000
156.000
168.000
180.000
192.000
204.000
216.000
228.000
240.000
Motorolie verversen en oliefilter
vervangen (2,0-liter benzinemo-
tor met GPF - benzinedeeltjesfil-
ter).(*)
Motorolie verversen en oliefilter
vervangen (2,4-liter en 3,2-liter
motoren en 2,0-liter benzinemo-
tor zonder GPF - benzinedeel-
tjesfilter). **XX X X X X X X X X X X X X X X X X X X
Banden rouleren X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X
Bij gebruik van de auto in een
stoffige omgeving of in het ter-
rein: luchtfilter inspecteren en
indien nodig vervangen.XXX X X X X X X X
Remvoeringen inspecteren en
indien nodig vervangen.XX X X X X X X X X
Wielophanging vóór, spoorstang-
einden en stofhoezen inspecte-
ren en indien nodig vervangen.XX X X X X X X X X
SERVICE EN ONDERHOUD
246
Afstand of verstreken tijd (wat het
eerst komt)
7500
15.000
22.500
30.000
37.500
45.000
52.500
60.000
67.500
75.000
82.500
90.000
97.500
105.000
112.500
120.000
127.500
135.000
142.500
150.000
Of maanden: 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144 156 168 180 192 204 216 228 240
Of kilometer:
12.000
24.000
36.000
48.000
60.000
72.000
84.000
96.000
108.000
120.000
132.000
144.000
156.000
168.000
180.000
192.000
204.000
216.000
228.000
240.000
Koelsysteem doorspoelen en
koelvloeistof verversen na
10 jaar of 240.000 km
(150.000 mijl), afhankelijk van
wat eerst komt.XX
PCV-klep controleren en zo nodig
vervangen. *****X
Hulpaandrijfriem aan de voor-
zijde, spanner en geleiderol con-
troleren en indien nodig vervan-
gen.X
* Het feitelijke interval voor het verversen van
de olie en vervangen van motoroliefilter is
afhankelijk van gebruikscondities van de
auto. Het wordt aangegeven door het waar-
schuwingslampje of bericht (indien aanwe-
zig) in de instrumentengroep. Het mag niet
groter zijn dan 16.000 km (10.000 mijl) of
12 maanden.
** Zie "Zware toepassingen van de auto" in dit
hoofdstuk.*** Het remvloeistofinterval wordt alleen uit-
gedrukt in tijd, niet in kilometers.
**** Het vervangingsinterval van de bougies
wordt uitgedrukt in kilometers, niet in jaren.
***** Dit onderhoud wordt aanbevolen door
de fabrikant, maar is niet vereist om de emis-
siegarantie te behouden.WAARSCHUWING!
• U kunt ernstig letsel oplopen tijdens het
werken aan of bij een motorvoertuig.
Voer alleen werkzaamheden uit waarvan
u kennis hebt en waarvoor u over het
juiste gereedschap beschikt. Als u twij-
felt over uw kunde om een bepaalde
SERVICE EN ONDERHOUD
248
•Ongeacht het aantal gereden kilometers moe-
ten de distributieriem en hulpaandrijfriemen
bij gebruik onder bijzonder zware omstandig-
heden (koud klimaat, stadsverkeer, langdurig
stationair draaien) om de 4 jaar worden ver-
vangen, en in alle overige gevallen ten minste
om de 6 jaar. Deze onderhoudsintervallen
mogen onder geen beding worden
overschreden.
Eenmaal per maand of voor een lange rit
• Oliepeil controleren.
• Niveau van de ruitensproeiervloeistof con-
troleren.
• Controleer de bandenspanning en let op
ongewone slijtage of beschadigingen. Rou-
leer banden bij de eerste tekenen van on-
gelijkmatige slijtage, zelfs voordat de indi-
cator voor olie verversen gaat branden.• Controleer de vloeistofniveaus van het koel-
vloeistofreservoir en de hoofdremcilinder
en vul indien nodig vloeistof bij.
• De werking van alle lampen binnen en
buiten controleren.
• Controle en herstel van additiefpeil voor
AdBlue voor dieselemissies (UREUM) (in-
dien aanwezig)
Bij elke olieverversing
• Motoroliefilter vervangen.
• Remslangen en -leidingen controleren.
• Controleren op de aanwezigheid van water
in de
brandstoffilter/waterafscheidereenheid.
Gebruik van de auto onder zware omstandig-
heden
• Herstel het additiefpeil voor AdBlue voor
dieselemissies (UREUM) (indien aanwe-
zig), wanneer het lampje brandt of hetbericht wordt weergegeven in het
instrumentenpaneel.
LET OP!
Als noodzakelijk onderhoud achterwege
wordt gelaten, kan dit leiden tot schade
aan uw auto.
Onderhoudsschema — Dieselmotor
OPMERKING:
Zodra u de laatste taak in de tabel hebt
uitgevoerd, gaat u verder met het geplande
onderhoud, waarbij u de aangegeven fre-
quentie in het schema aanhoudt door elke
bewerking te voorzien van een markering in
de vorm een punt of een specifieke opmer-
king. Als u het onderhoud opnieuw aanvat
vanaf het begin van het schema, kan het
toegestane interval voor sommige bewerkin-
gen worden overschreden.
SERVICE EN ONDERHOUD
250