Gloeilampen van de buitenverlichting
Gloeilampnummer
Dimlicht/Grootlicht LED (service bij een erkende dealer)
Parkeerlichten/daglichtlampen vóór LED (service bij een erkende dealer)
Richtingaanwijzers vóór LED (service bij een erkende dealer)
Mistlampen voor LED (service bij een erkende dealer)
Achterlichten/remlichten LED (service bij een erkende dealer)
Richtingaanwijzers achter LED (service bij een erkende dealer)
Derde remlicht LED (service bij een erkende dealer)
Achteruitrijlichten LED (service bij een erkende dealer)
Kentekenverlichting LED (service bij een erkende dealer)
Mistlampen achter LED (service bij een erkende dealer)
Gloeilampen buitenverlichting vervangen
Onderhoud LED-lampjes
Uw auto is mogelijk uitgerust met LED-
lampjes. Neem contact op met een erkende
dealer voor onderhoud.
209
ZEKERINGEN
WAARSCHUWING!
• Vervang doorgebrande zekeringen uit-
sluitend door exemplaren met dezelfde
ampèrewaarde. Vervang een zekering
nooit door een zekering met een hogere
ampèrewaarde. Vervang een doorge-
brande zekering nooit door een metalen
draad of enig ander materiaal. Plaats
geen zekering in de holte van een
stroomonderbreker of vice versa. Als u
nalaat de juiste zekeringen te gebruiken,
kan dit resulteren in ernstig persoonlijk
letsel, brand en/of schade aan eigen-
dommen.
• Voordat u een zekering vervangt, moet u
ervoor zorgen dat het contact is uitge-
schakeld en dat alle andere services zijn
uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
• Als de vervangen zekering opnieuw door-
brandt, neem dan contact op met een
erkende dealer.
• Als een algemene beveiligingszekering
voor veiligheidssystemen (airbagsys-
teem, remsysteem), krachtbronsyste-
men (motorsysteem, versnellingsbak-
systeem) of het besturingssysteem
doorbrandt, dient u contact op te nemen
met een erkende dealer.
LET OP!
Als het nodig is om de motorruimte te
wassen, voorkom dan dat het water direct
in contact komt met het zekeringenkastje
en de ruitenwissermotoren.
Algemene informatie
De zekeringen beschermen elektrische syste-
men tegen een te hoge stroomsterkte.Als een apparaat niet werkt, moet u het
zekeringselement in de platte zekering con-
troleren op breuk/smelten.
Houd er bovendien rekening mee dat de voer-
tuigaccu leeg kan raken wanneer u aansluit-
contacten gedurende lange tijd gebruikt ter-
wijl de motor uitgeschakeld is.
Zekeringen onder de motorkap
De stroomverdeelkast bevindt zich in de mo-
torruimte in de buurt van de accu. Deze kast
bevat patroonzekeringen, minizekeringen en
relais. Aan de binnenkant van het deksel is
een label aangebracht waarop ieder onder-
deel wordt aangeduid.
OPMERKING:
Zekeringen voor veiligheidssystemen (gemar-
keerd met *) moeten worden onderhouden
door een erkende dealer.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
210
5. Krik de auto niet verder op dan nodig is
om de lekke band te verwijderen.
WAARSCHUWING!
Als u de auto hoger opkrikt dan noodzake-
lijk, zal hij minder stabiel staan. De auto
kan van de krik glijden en zo ernstig letsel
veroorzaken. Krik de auto slechts zo ver op
als nodig is om het wiel te verwijderen.6. Verwijder de wielbouten en de band.
7. Verwijder de stelpen van de krik en
schroef de pen in de wielnaaf als hulmid-
del bij het monteren van het reservewiel.
8. Monteer het reservewiel.
LET OP!
Monteer het reservewiel met het ventiel
naar buiten gericht. De auto kan bescha-
digd raken als het reservewiel op een ver-
keerde manier wordt gemonteerd.
OPMERKING:
• Installeer geen sierdop of wieldop op
het compacte reservewiel.
• Raadpleeg de paragraaf "Banden" in
het hoofdstuk "Service en onderhoud"
in het instructieboekje voor aanvul-
lende informatie over het reservewiel,
het gebruik en de werking ervan.
9. Breng de wielbouten aan met het
schroefraadeinde naar het wiel gericht.
Draai de wielbouten licht aan.
WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door de op
de krik uitgeoefende kracht verschuift,
mogen de wielmoeren pas definitief wor-
den vastgezet als de auto weer vast op de
grond staat. Als u deze waarschuwing niet
opvolgt, kan dit ernstig letsel tot gevolg
hebben.
10. Laat de auto zakken tot op de grond door
de slinger linksom te draaien.
11. Zet de wielbouten stevig vast. Duw de
moersleutel aan het einde van de hendel
omlaag voor meer hefboomwerking. Trek
de wielbouten in stervolgorde aan totdat
iedere wielbout twee keer aangetrokken
is. Als u twijfelt of de moeren goed zijn
vastgezet, laat dit dan bij uw erkende
dealer of een vakgarage nog eens contro-
leren met een momentsleutel.
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf "Voorgeschreven
aanhaalmomenten" in het hoofdstuk
"Technische gegevens" voor het juiste aan-
haalmoment voor de wielbouten.
Krikpunt vóór ingeschakeld
223
12. Berg de krik, het gereedschap, de wiel-
blokken en de lekke band veilig op.
WAARSCHUWING!
Een losse krik of wiel kan bij een noodstop
of ongeval naar voren schieten en zo de
inzittenden ernstig letsel toebrengen. Berg
de krik en het reservewiel altijd op de
daarvoor bestemde plaatsen op. Laat de
leeggelopen (lekke) band onmiddellijk re-
pareren of vervangen.
Origineel wiel monteren
1. Monteer het originele wiel op de as.
2. Breng de resterende wielbouten aan met
het schroefraadeinde naar het wiel ge-
richt. Draai de wielbouten licht aan.
WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door de op de
krik uitgeoefende kracht verschuift, mogen de
wielmoeren pas definitief worden vastgezet
als de auto weer vast op de grond staat. Als u
deze waarschuwing niet opvolgt, kan dit ern-
stig letsel tot gevolg hebben.
3. Laat de auto zakken tot op de grond door
de slinger linksom te draaien.
4. Zet de wielbouten stevig vast. Duw de
moersleutel aan het einde van de hendel
omlaag voor meer hefboomwerking. Trek
de wielbouten in stervolgorde aan totdat
iedere wielbout twee keer aangetrokken
is. Als u twijfelt of de moeren goed zijn
vastgezet, laat dit dan bij een erkende
dealer of servicecenter controleren met
een momentsleutel.
Raadpleeg de paragraaf "Voorgeschreven
aanhaalmomenten" in het hoofdstuk
"Technische gegevens" voor het juiste
aanhaalmoment voor de wielbouten.
5. Laat de krik zakken tot deze vrij is. Verwij-
der de wielblokken. Bevestig de moersleu-
tel op de krik en berg deze in de opberg-
ruimte voor het reservewiel op. Zet het
geheel met de aanwezige bevestigings-
middelen vast. Zet de handrem vrij voor-
dat u met de auto gaat rijden.
6.
Controleer na 40 km (25 mijl) het aanhaal-
moment van de wielbouten met een mo-
mentsleutel om ervoor te zorgen dat alle
wielbouten goed tegen het wiel aanliggen.
Verklaring van conformiteit
1. Ondergetekende, Tony Fabiano, als verte-
genwoordiger van de fabrikant, verklaart
hierbij dat de hieronder beschreven ma-
chine voldoet aan alle relevante bepalin-
gen van:
• De EG-richtlijn 2006/42/EG betref-
fende machines
2. Beschrijving van de machine.
a) Generieke benaming: krik
b) Functie: heffen van auto
d) Auto-
modelc) Model-
codef) Werk-
laste) Type
krik
Jeep
®
CompassMK 1200 kg
max.FGMF1
Jeep Che-
rokeeKL 1000 kg
max.FGLF1
Jeep
WranglerJK 1000 kg
max.FGLF2
Jeep
Grand
CherokeeWK 1700 kg
max.FGLF3
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
224
BANDENSERVICEKIT —
INDIEN AANWEZIG
Kleine gaatjes tot 6 mm (1/4 inch) in het
loopvlak van de band kunnen worden gedicht
met de bandenservicekit. Voorwerpen, zoals
als spijkers en schroeven, mogen niet uit de
band worden verwijderd. De bandenservice-
kit is te gebruiken bij buitentemperaturen tot
-20 °C (-4°F).
Met deze kit kan een tijdelijke reparatie wor-
den uitgevoerd, waarmee u maximaal
160 km (100 mijl) met een snelheid van
maximaal 80 km/u (50 mph) kunt rijden.
Opslagplaats van bandenservicekit
De bandenservicekit is opgeborgen onder de
laadvloer achter de achterbank.
1. Open de achterklep.
2. Til de afdekking met behulp van de laad-
vloergreep omhoog.
Onderdelen en gebruik van de
bandenservicekitGebruik van de functieregelknop en slangen
Uw bandenservicekit is voorzien van de vol-
gende symbolen, die de lucht- en afdicht-
functie aangeven.
Luchtfunctie selecteren
Draai de functieregelknop (5) naar de stand
voor alleen luchtpompbediening. Gebruik de
zwarte luchtpompslang (7) wanneer u deze
functie selecteert.
Afdichtfunctie selecteren
Draai de functieregelknop (5) naar deze
stand om het afdichtingsmiddel van de ban-
denservicekit in te spuiten en de band op te
pompen. Gebruik de afdichtingsslang (door-
zichtige slang) (6) wanneer u deze functie
kiest.
Gebruik van de aan/uit-knop
Druk eenmaal op de aan/uit-knop (4) om de
bandenservicekit in te schakelen. Druk nog-
maals op de aan/uit-knop (4) om de banden-
servicekit uit te schakelen.
Onderdelen bandenservicekit
1 — Fles met afdich-
tingsmiddel5 — Functieregelknop
2 — Knop voor leeglo-
pen6 — Afdichtingsslang
(transparant)
3 — Bandenspan-
ningsmeter7 — Luchtpompslang
(zwart)
4 — Aan/Uit-knop 8 — Stekker (bevindt
zich aan de onderzijde
van de bandenservice-
kit)
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
228
Gebruik van de knop voor leeglaten
Druk op de knop voor leeglaten (2) om de
luchtdruk in de band te verlagen wanneer de
bandenspanning te hoog is.
Voorzorgsmaatregelen voor gebruik van
bandenservicekit
• Vervang de fles met afdichtingsmiddel uit
de servicekit (1) en de afdichtingsslang (6)
voordat de houdbaarheidsdatum (vermeld
op het etiket van de fles) is verstreken, om
er zeker van te zijn dat het systeem opti-
maal werkt.
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf "(F) Fles met afdich-
tingsmiddel en slang vervangen" in "Een band
repareren met de bandenservicekit" in dit
hoofdstuk.
• De fles met afdichtingsmiddel (1) en de
afdichtingsslang (6) zijn bedoeld voor een-
malig gebruik en moeten telkens na gebruik
worden vervangen. Laat deze onderdelen
altijd onmiddellijk vervangen door een er-
kende dealer.• Als het afdichtingsmiddel van de banden-
servicekit vloeibaar is, kan het met schoon
water en een vochtige doek van de lak of de
band- en wielonderdelen worden afge-
veegd. Als het afdichtingsmiddel droog is,
kan het makkelijk worden verwijderd en op
de juiste wijze worden afgevoerd.
• Voor de beste prestaties dient u ervoor te
zorgen dat het ventiel op het wiel schoon is
voordat u de bandenservicekit aansluit.
• U kunt de luchtpomp uit de bandenservice-
kit gebruiken om fietsbanden op te pom-
pen. De set bevat tevens twee naalden, die
zich in de opbergruimte voor toebehoren
(aan de onderkant van de luchtpomp) be-
vinden, waarmee u ballen, luchtbedden of
andere opblaasbare voorwerpen kunt op-
pompen. Gebruik uitsluitend de zwarte
luchtpompslang (7) en zorg ervoor dat de
functieregelknop (5) op de luchtmodus is
afgesteld als zulke voorwerpen worden op-
gepompt om te voorkomen dat ze worden
ingespoten met afdichtingsmiddel. Het af-
dichtingsmiddel uit de bandenservicekit isuitsluitend bedoeld voor het afdichten van
gaatjes met een maximale diameter van
1/4 inch (6 mm) in het loopvlak van een
band.
• U mag de bandenservicekit niet aan de
slangen optillen of dragen.WAARSCHUWING!
• Probeer geen band af te dichten aan de
zijde van de auto waar ander verkeer
langs rijdt. Ga ver genoeg van de weg af
staan om ongelukken te voorkomen bij
gebruik van de bandenreparatieset.
• Onder de volgende omstandigheden
mag u de bandenreparatieset niet ge-
bruiken en niet met de auto rijden:
– Als het gat in het loopvlak van de
band ongeveer 6 mm (1/4 inch) of
groter is.
– Als de wang van de band bescha-
digd is.
– Als de band is beschadigd door rij-
den met zeer lage bandenspanning.
– Als de band is beschadigd door rij-
den met een lekke band.
– Als het wiel beschadigd is.
229
WAARSCHUWING!
– Als u niet zeker weet in welke staat
de band of het wiel verkeert.
• Houd de bandenreparatieset uit de
buurt van open vuur en warmtebronnen.
• Een losse bandenreparatieset kan bij
een noodstop of ongeval naar voren
schieten en zo de inzittenden ernstig
letsel toebrengen. Berg de bandenrepa-
ratieset altijd op de daarvoor voorziene
plaats op. Als geen gehoor wordt gege-
ven aan deze waarschuwingen, kan dit
ernstig of dodelijk letsel tot gevolg heb-
ben voor u, uw passagiers en anderen in
uw omgeving.
• Voorkom dat de bandenreparatieset in
contact komt met uw haar, ogen of kle-
ding. Het afdichtmiddel van de banden-
reparatieset is schadelijk bij inademen,
inslikken en huidcontact. Het veroor-
zaakt irritatie van de huid, ogen en
luchtwegen. Spoel onmiddellijk met
veel water na eventuele aanraking met
de ogen of de huid. Trek zo snel mogelijk
andere kleding aan wanneer TIREFIT in
aanraking is gekomen met de kleding.
WAARSCHUWING!
• De afdichtingsoplossing van de banden-
reparatieset bevat latexrubber. Raad-
pleeg bij een allergische reactie of huid-
uitslag onmiddellijk een arts. Houd de
bandenreparatieset buiten het bereik
van kinderen. Bij inslikken de mond met
veel water uitspoelen en veel water drin-
ken. Braken niet opwekken! Direct een
arts raadplegen.
Een band repareren met de
bandenservicekit
(A) Wanneer u stopt om de bandenservice-
kit te gebruiken:
1. Parkeer de auto op een veilige plaats en
schakel de waarschuwingsknipperlichten
in.
2. Zorg dat het ventiel (op het wiel van de
lekke band) zich vlakbij de grond bevindt.
In die stand reiken de slangen (6) en (7)
van de bandenservicekit tot het ventiel en
kan de bandenservicekit recht op de
grond staan. Hierdoor bevindt de set zich
in de beste positie voor het inspuiten vanhet afdichtingsmiddel in de lekke band en
het bedienen van de luchtpomp. Ver-
plaats de auto zo nodig om het ventiel in
die positie te brengen voordat u begint.
3. Zet de versnellingsbak in de stand PARK
(automatische versnellingsbak) of in een
versnelling (handmatige versnellingsbak)
en zet het contact in de stand OFF.
4. Trek de handrem aan.
(B) Voorbereiding van het gebruik van
bandservicekit:
1. Druk de functieregelknop (5) in en draai
hem naar de stand voor de
afdichtingsfunctie.
2. Rol de afdichtingsslang (6) uit en verwij-
der de dop van de fitting aan het uiteinde
van de slang.
3. Zet de bandservicekit recht op de grond,
naast de lekke band.
4. Verwijder het dopje van het ventiel en
schroef de fitting aan het uiteinde van de
afdichtingsslang (6) op het ventiel.
5. Maak de stekker (8) los en steek de stek-
ker in de 12 Volt-aansluiting van de auto.IN GEVAL VAN NOOD/PECH
230
OPMERKING:
Verwijder geen voorwerpen (bijvoorbeeld
schroeven of spijkers) uit de band.
(C) Afdichtingsmiddel uit de bandservicekit
in de lekke band spuiten:
• Start altijd de motor voordat u de bandser-
vicekit inschakelt.
OPMERKING:
Bij auto's met handmatige versnellingsbak
moet de handrem zijn aangetrokken en de
schakelhendel in de stand NEUTRAL staan.
• Nadat op de aan/uit-knop (4) wordt ge-
drukt, stroomt het afdichtingsmiddel (witte
vloeistof) van de fles (1) naar de afdich-
tingsslang (6) en in de band.
OPMERKING:
Het is mogelijk dat afdichtingsmiddel uit het
gaatje in de band lekt.
Als het afdichtingsmiddel (witte vloeistof) niet
binnen 0 tot 10 seconden door de slang (6)
stroomt:
1. Druk op de aan/uit-knop (4) om de band-
servicekit uit te schakelen. Maak de af-
dichtingsslang (6) los van het ventiel.Zorg dat het ventiel schoon is. Sluit de
afdichtingsslang (6) weer aan op het ven-
tiel. Controleer of de functieregelknop (5)
in de stand voor de afdichtingsfunctie
staat en niet in de stand voor de lucht-
functie. Druk op de aan/uit-knop (4) om
de bandservicekit in te schakelen.
2. Sluit de stekker (8) aan op een andere
12 Volt-aansluiting in uw auto of, indien
mogelijk, in een andere auto. Zorg dat de
motor draait voordat u de bandservicekit
inschakelt.
3. De fles (1) met afdichtingsmiddel is mo-
gelijk eerder gebruikt en daarom leeg.
Schakel hulp in.
OPMERKING:
Als de functieregelknop (5) in de stand voor
de luchtfunctie staat en de pomp in bedrijf is,
wordt lucht alleen via de luchtpompslang (7)
gedoseerd, niet via de afdichtingsslang (6).
Als er afdichtingsmiddel (witte vloeistof) door
de afdichtingsslang (6) stroomt:
1. Laat de pomp werken totdat er geen af-
dichtingsmiddel meer door de slang
stroomt (dit duurt meestal 30 tot 70 se-conden). Terwijl het afdichtingsmiddel
door de afdichtingsslang (6) stroomt, kan
de drukmeter (3) een waarde tot 4,8 bar
(70 psi) aangeven. De waarde van de
drukmeter (3) neemt snel af van ongeveer
4,8 bar (70 psi) tot de werkelijke banden-
spanning wanneer de fles met afdich-
tingsmiddel (1) leeg is.
2. Als de fles met afdichtingsmiddel (1) leeg
is, begint de pomp onmiddellijk met het
inspuiten van lucht in de band. Laat de
pomp werken en vul de band totdat de
bandenspanning is bereikt die op de stic-
ker op de B-stijl aan de bestuurderszijde
is vermeld (aanbevolen bandenspanning).
Controleer de bandenspanning op de
drukmeter (3).
Als de band niet binnen 15 minuten wordt ge-
vuld tot een druk van ten minste 1,8 bar
(26 psi):
• De schade aan de band is te groot. Probeer
niet door te rijden. Schakel hulp in.
231