LAMP
BUITENVERLICHTING
VERVANGEN
Koplampen grootlicht/dimlicht
(halogeen)
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
ga te werk vanuit de motorruimte,
verwijder de rubberen dop A fig. 119,
met behulp van het speciale lipje;
maak de lamp en de lamphouder los
uit de zitting door de elektrische
connector B fig. 120omlaag te drukken;
trek de lamphouder naar buiten;
koppel de stekker B los en vervang
lamp C.
plaats vervolgens de lamp en de
lamphouder in de zitting en druk ze aan
tot u ze hoort vastklikken. Controleer of
ze correct vastgezet zijn;
monteer de rubber dop A weer.
BELANGRIJK Vervang de lamp alleen
wanneer de motor uit is. Controleer ook
of de motor koud is, om het risico op
brandwonden te voorkomen.
Neem voor het vervangen van deze
lampen contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Stadslichten/dagverlichting (DRL)
Het stadslicht/de dagrijlichten (DRL) zijn
leds. Neem voor vervanging contact op
met het Fiat Servicenetwerk.Richtingaanwijzers voor
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:draai de wielen van het voertuig
helemaal naar binnen;
draai de schroeven A fig. 121 los met
de geleverde schroevendraaier en
verwijder de inspectieklep B;
identificeer de lamp van de
richtingaanwijzer;
119F1B0146C
120F1B0710
121F1B0147
122F1B0253C
168
NOODGEVALLEN
LED koplampen grootlicht/dimlicht /
mistlampen
draai de lamp en de lamphouder
linksom en trek deze naar buiten;
vervang de lamp met de
bajonetsluiting A fig. 122;
zet tenslotte inspectieklepje B
fig. 121 terug en draai de
bevestigingsschroeven A helemaal vast.
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
draai de wielen van het voertuig
helemaal naar binnen;
draai de schroeven A fig. 121 los met
de geleverde schroevendraaier en
verwijder de inspectieklep B;
identificeer de lamp van de mistlamp;
draai de lamp en de lamphouder
linksom en trek deze naar buiten;
maak de stekker los;
vervang de lamp - lamphouder B
fig. 122.
sluit de stekker weer aan op de
nieuwe lamp/lamphouder, monteer het
en controleer of hij goed vergrendeld is;
monteer de unit door hem rechtsom
te draaien en goed te vergrendelen;
zet tenslotte inspectieklepje B
fig. 121 terug en draai de
bevestigingsschroeven A helemaal vast.Zijrichtingaanwijzer
BELANGRIJK De procedure wordt
uitsluitend als voorbeeld beschreven.
Het wordt aanbevolen contact op te
nemen met het Fiat Servicenetwerk om
de lampen te laten vervangen.
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
verwijder heel voorzichtig de kap B
fig. 123 van de buitenspiegel (gebruik
speciaal gereedschap om gelakte
onderdelen niet te beschadigen)
rondom het spiegelframe (zoals in de
afbeelding wordt getoond);
verwijder het lampenglas A en
verwijder vervolgens de lamp C door
deze uit de lamphouder te trekken.
monteer de nieuwe lamp, controleer
of hij goed is vergrendeld;
monteer de lamphouder weer op
lampenglas A;
monteer de kap B van de
buitenspiegel op juiste wijze en
controleer of deze goed vergrendeld is.
Achterste lamp positie
1. Achterlichten/remlichten
2. Richtingaanwijzers
3. Mistachterlicht (linksachter) -
Achteruitrijlicht (rechter lamp)
Achterlichten
De achterlichten zijn leds. Neem voor
het vervangen van deze lampen contact
op met het Fiat Servicenetwerk.
Remlichten
De remlichten zijn leds. Neem voor het
vervangen van deze lampen contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
123F1B0149C
124F1B0696
169
Mistlampen (halogeen)
Mistachterlichten, achteruitrijlicht,
richtingaanwijzers achter
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
open de achterklep;
verwijder met het bijgeleverde
gereedschap A fig. 125 (dat zich in de
houder met de boorddocumenten
bevindt) de twee schroeven A
fig. 126 en maak de lichtunit los van de
betreffende penbevestigers door er
voorzichtig aan te trekken;
maak de connector B los en draai
vervolgens de twee schroeven C los;
maak de met de pijlen aangegeven
lipjes los en trek lamphouder D
fig. 127 naar buiten;
identificeer de lamp die vervangen
moet worden (1 Richtingaanwijzer -
2 Mistachterlicht of Achteruitrijlicht);
alle lampen hebben een
bajonetsluiting; om deze te vervangen
moet er tegelijkertijd licht op worden
gedrukt en moeten ze worden
gedraaid: linksom om te verwijderen,
rechtsom om aan te brengen;
plaats de lamphouder D op de juiste
wijze in de koplampbehuizing; de lipjes
moeten hoorbaar klikken;
draai de twee schroeven C
fig. 126 vast en sluit de connector B
weer aan;
breng het lampenglas weer aan door
de twee schroeven A weer helemaal
vast te draaien;
sluit tenslotte de achterklep.
Lampjes 3
eremlicht
De lampjes van het 3eremlicht zijn
leds. Neem voor vervanging contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
Kentekenverlichting
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
verwijder, met de bijgeleverde
schroevendraaier, lampenglazen A
fig. 128 en ga te werk in het
aangegeven punt;
125F1B0022C
126F1B0723
127F1B0724
128F1B0669
170
NOODGEVALLEN
het sluiten wordt aangegeven als de
kop van de schroef volledig in zijn zitting
zit.
ZEKERINGENKAST IN
DASHBOARD
De zekeringenkast fig. 133 bevindt zich
aan de linkerkant van de stuurkolom en
de zekeringen zijn gemakkelijk
bereikbaar via het onderste deel van het
dashboard.
Neem voor het vervangen van
zekeringen contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
ZEKERINGENKAST IN DE
BAGAGERUIMTE
Open inspectiedekseltje A fig. 134 voor
toegang tot de zekeringen in
zekeringenkast B fig. 135.
133F1B0193C
134F1B0194C
173
BELANGRIJK
143)Als de zekering opnieuw doorbrandt,
neem dan contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
144)Vervang een zekering nooit door een
exemplaar met een grotere stroomsterkte
(ampère); BRANDGEVAAR.
145)Als er een zekering wordt gebruikt die
niet wordt aangeduid in deze of in de
vorige pagina, neem dan contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
146)Voordat u een zekering vervangt, zorg
ervoor dat de startinrichting op STOP
staat, dat de sleutel, indien mechanisch,
verwijderd is en dat alle apparatuur uit is
geschakeld en/of afgesloten is.
BELANGRIJK
73)Vervang een doorgebrande zekering
nooit door metalen draden of ander
materiaal.
74)Als de motorruimte moet worden
gewassen, zorg er dan voor dat de
waterstraal niet rechtstreeks op de
zekeringenkast en de motor van de
ruitenwissers terechtkomt.
EEN WIEL
VERVANGEN
KRIK
154) 155)
Het is nuttig om het volgende te weten:
de krik weegt 2,8 kg;
de krik behoeft geen afstelling;
de krik niet kan worden gerepareerd:
in geval van een defect moet de krik
door een origineel exemplaar worden
vervangen;
afgezien van de slinger mag geen
enkel ander gereedschap op de krik
gemonteerd worden.
Onderhoud
voorkom dat er vuil op de
“wormschroef” terechtkomt;
zorg ervoor dat de "wormschroef"
altijd gesmeerd is;
breng nooit wijzigingen aan de krik
aan.
Omstandigheden om niet bij te
gebruiken
temperaturen onder −40°C;
op zanderige of modderige grond;
op ongelijke ondergrond;
op steile wegen;
onder extreme
weersomstandigheden: onweer,
tyfonen, orkanen, sneeuwstormen,
stormen, enz.
in direct contact met de motor of
voor reparaties onder de auto;
op schepen.
VERVANGINGS-
PROCEDURE
147) 148) 149) 150) 151) 152) 153)
Ga als volgt te werk:
stop het voertuig op een plek die niet
gevaarlijk is voor het verkeer en waar
het wiel op veilige wijze vervangen kan
worden. De grond moet zo mogelijk
vlak en voldoende compact zijn;
zet de motor af, schakel de
noodknipperlichten en de elektrische
parkeerrem in;
schakel de eerste of
achteruitversnelling in of, voor versies
met automatische versnellingsbak, zet
de pook in stand P (Parkeren);
Doe het reflecterende veiligheidsvest
(wettelijk verplicht) aan voordat u uit de
auto stapt;
open de bagageruimte en zet de
herconfigureerbare laadvloer in de
schuine stand (zie "Bagageruimte" in
het hoofdstuk "Kennismaking met uw
auto");
pak de bijgeleverde gereedschapstas
die door middel van speciale
bevestigingen op de mat van de
kofferruimte bevestigd is. De tas bevat
fig. 136: krik A; schroevendraaier B;
adapter C voor tanken in een
177
151)De thuiskomer (waar voorzien) is
specifiek voor het voertuig: monteer het
niet op andere modellen, en monteer ook
geen thuiskomers van andere modellen op
uw voertuig. Gebruik het ruimtebesparende
reservewiel alleen in noodgevallen. Gebruik
het nooit langer dan strikt noodzakelijk en
rijd nooit harder dan 80 km/h. "Belangrijk!
Alleen voor tijdelijk gebruik! max. 80 km/h!”.
Vervang het reservewiel zo snel mogelijk
door het standaardwiel. Verwijder deze
sticker op de thuiskomer nooit en dek hem
niet af. Monteer nooit een wieldeksel op de
thuiskomer. Een gemonteerd reservewiel
wijzigt de rijeigenschappen van de auto.
Vermijd bruusk optrekken en remmen,
scherpe stuurbewegingen en snelle
bochten.
152)Op de thuiskomer kunnen geen
sneeuwkettingen gemonteerd worden. In
geval van een lekke voorband (aandrijfwiel)
en als er sneeuwkettingen gebruikt moeten
worden, gebruik dan een standaardwiel en
monteer de thuiskomer op de achteras. Op
deze manier, met twee normale
aandrijfwielen op de vooras, kunnen
sneeuwkettingen gemonteerd worden
(deze aanwijzing is ook geldig voor
4x4 versies).
153)Voer nooit werkzaamheden aan het
ventiel uit. Steek nooit gereedschap, van
welk type ook, tussen de velg en de band.
Controleer regelmatig de spanning van
zowel de banden als de thuiskomer, in
overeenstemming met de
spanningswaarden die zijn aangegeven in
het hoofdstuk “Technische gegevens”.154)De krik is een gereedschap dat
ontwikkeld en ontworpen is voor het
vervangen van een wiel, als een band lek of
beschadigd raakt, op het voertuig waarbij
de krik is geleverd of bij voertuigen van
hetzelfde model. Elk ander gebruik, bijv. om
andere modellen voertuigen of andere
dingen op te krikken, is ten strengste
verboden. Gebruik hem nooit voor
onderhoud of reparaties onder het voertuig
of om winterbanden te verwisselen voor
zomerbanden of andersom: wij adviseren u
om contact op te nemen met een Fiat
Servicenetwerk. Zorg dat u zich nooit
onder een opgekrikt voertuig bevindt:
gebruik de krik alleen in de aangegeven
standen. Gebruik de krik niet voor
zwaardere lasten dan is aangegeven op
het plaatje op de krik. Start de motor nooit
wanneer de auto opgekrikt is. Als het
voertuig meer dan noodzakelijk is
opgekrikt, kan alles onstabieler worden,
met het risico dat het voertuig met een
harde klap omlaag komt. Krik de auto
daarom alleen zover op als nodig is om
toegang te krijgen tot het noodreservewiel.
155)Zorg voor voldoende werkruimte bij
het opkrikken om schaafwonden aan uw
hand door contact met de grond te
voorkomen. Ook de bewegende delen van
de krik ("wormschroef" en gewrichten)
kunnen verwondingen veroorzaken: raak
deze delen niet aan. In geval van
accidenteel contact met smeervet, het
betreffende deel zorgvuldig schoonmaken.FIX&GO-KIT
(indien aanwezig)
156) 157)
75)
BESCHRIJVING
De Fix&Go